Curriculum ideologies en waar het onderwijs (niet) voor bedoeld is

Eigenlijk wilde ik nooit het onderwijs in. Ik had visie en wilde wereldleider worden om de wereld beter te maken. 

Dat is (vooralsnog) niet gelukt, maar ik heb wel een andere grote passie ontdekt door met meer geluk dan wijsheid toch voor de klas terecht te komen. Naast dat ik het een ontzettend gaaf beroep bleek te vinden, kon ik ook mezelf vertellen dat ik op deze manier, in plaats van top-down, de wereld bottom-up ook beter kon maken. Door jonge mensen te inspireren om het goede te willen doen.

Maar door de jaren heen is mijn visie op onderwijs met mijzelf mee gegroeid. Mijn passie behield ik, maar ik verkreeg het geduld om op zoek te gaan naar nuance en de moed om mijn eigen ideeën steeds opnieuw af te wegen.

In dit artikel wil ik iets vertellen deze ontwikkeling aan de hand van een theoretisch kader rond onderwijsvisie. Ik gebruik daarbij ook een artikel uit de actualiteit dat ik een aantal jaar geleden zelf geschreven zou kunnen hebben, maar waarvan ik nu denk dat de schrijver de plank mis slaat. 

Curriculum ideologies

Tijdens mijn opleiding had ik een heel gaaf college dat ging over iets wat vaak ontbreekt in menselijk handelen, en iets waarvan sommigen denken dat het bij de opticien te verkrijgen is. Ook in het onderwijs mist het in veel organisaties: visie. Dit college ging over visie op onderwijs, met als kernvraag: waarom doen we dit eigenlijk?

Ik kwam in aanraking met het werk van Schiro, die vier ideologieën over onderwijs onderscheidt. Het gaat me om eentje, maar ik zal de andere drie kort (door de bocht) uitleggen.

Academic scholar is de eerste. Die is typerend voor onze collega’s, die we soms liefkozend ‘vakidioten’ noemen. Zij geven primair les om de kennis en kunde van hun vak over te brengen.

De tweede is de social efficiency ideologie. Deze houdt in dat school vooral leerlingen moet voorbereiden op een werkzaam leven. Ze zitten daar dus vooral dingen leren, die ze later nodig hebben voor hun werk.

Ideologie drie is learner centered. Dit is een meer progressieve benadering van onderwijs, gericht op het aanwakkeren van intrinsieke motivatie van de leerlingen zelf om te leren wat zij zelf nodig hebben om zich te ontwikkelen.

En lange tijd heb ik gedacht dat ‘mijn’ ideologie de vierde was; die was van social reconstruction. Daarover wil ik in dit artikel wat meer schrijven. 

Social reconstruction

Schiro ziet de social reconstruction ideologie als een die verandering in de wereld door middel van onderwijs wil verwezenlijken.

Zoals ik al schreef, wilde ik altijd al de wereld verbeteren. Vandaar mijn aanvankelijke sympathie voor deze ideologie.

Ik hoopte dat ik door jonge mensen de ideeën mee te geven die hen zouden inspireren om actief bij te dragen aan het hervormen van de wereld. Om ze enthousiast te maken over de barricades en ze boos te maken over allerlei onrechtvaardigheid.

Lange tijd heb ik dan ook af en toe staan preken tegen de leerlingen. Over dat ze vrijheid moesten waarderen, dat ze moesten opstaan tegen onrecht, dat ze klimaat en natuur moesten beschermen en dat soort dingen meer. 

Overigens moet ik wel zeggen dat ik voldoende professionaliteit in acht nam om niet in aanmerking te komen voor het meldpunt linkse docenten van FvD. Ik lette er op om duidelijk het onderscheid te maken tussen waar de lesstof ophield en waar mijn persoonlijke mening begon. Maar mijn doel was (stiekem) wel om die coole docent te willen zijn, wiens wijze lessen de leerlingen zouden onthouden en omzetten in goede daden.

Ik had alleen één blinde vlek: en dat was dat het ging om mijn idee van wat goed is.

Inmiddels ben ik dan ook grotendeels teruggekomen op deze visie op onderwijs. Ik heb nog steeds een visie op hoe de wereld beter ingericht zou kunnen worden en denk ook dat het onderwijs hier een belangrijke taak in heeft.

Maar niet door de leerlingen te vertellen wat ze zouden moeten denken.


In de laatste jaren ben ik gaan vermoeden dat het beste wat ik kan doen voor de leerlingen (en de samenleving waar zij in terecht zullen komen), dat ik hen stimuleer om onafhankelijk en kritisch te denken.

Groepsdenken

Van een collega kreeg ik niet lang geleden het boek Ik ga leven van Lale Gül. In het boek bespreekt ze allerlei kenmerken van de islamitische gemeenschap waaruit zij afkomstig is in een passage over onderwijs schrijft ze: 

“Ja, so what? Het zijn vooralsnog collectieve denkers en geen individuele. Een vwo-advies zegt niet veel, hooguit dat je goed kunt leren. Maar wie ben je als mens? Welke waarden sta je voor? Intelligentie is geen eendimensionaal begrip. Een excellente score zonder dat je de vrijheid van anderen kunt waarderen, is niets waard.”  

Dit zette me aan het denken; in de context van haar verhaal was het groepsdenken overduidelijk. Maar geldt deze kritiek niet in zekere mate eigenlijk ook voor alle Nederlanders? Of misschien eigenlijk alle mensen?

Socrates gaf het antwoord al: ja. De meeste mensen streven niet naar wijsheid omdat a) ze tevreden zijn met hun onwetendheid en het allemaal best vinden zolang ze maar brood en spelen hebben, b) ze denken het allemaal al te weten en dus niet te hoeven luisteren naar invalshoeken van anderen of c) ze voordat ze iets plaatsen of liken eerst even rondkijken naar wat ideale gelijkgestemden gezegd hebben.

Ik wens mijn leerlingen een interessanter leven dan dat. Misschien dat ik nu weer mijn eigen waarden op ze aan het droppen ben (tja, wat is er eigenlijk tegen op een 9 tot 5 leven opgevuld met wat Netflix?), maar ik probeer ze in elk geval de middelen in handen te geven om duidelijk te maken wanneer (en waarom) ze het met me oneens zijn, ongeacht wat hun buur daarvan vindt. Door kritisch en onafhankelijk te kunnen denken.

“Laat het onderwijs het oplossen” 

Wat mij misschien het meeste bewoog om dit artikel te schrijven was een opiniestuk in de Volkskrant van een teamleider uit het westen van het land, Michiel Beute, met als titel: Scholen, aarzel niet tegengif te bieden aan desinformatie uit rechts-radicale hoek. Zijn stuk zette aan tot reflectie, en dat is ontzettend goed. Een aantal jaar geleden zou ik het waarschijnlijk volop met hem eens geweest zijn. Maar nu niet meer.

Ik ken de auteur van het stuk niet en het is ook totaal niet mijn bedoeling om een persoonlijke aanval te formuleren. Maar ik denk dat zijn stuk geluid geeft aan een breder gedragen maatschappelijk gevoel dat betrekking heeft op wereldbeeld en de visie op onderwijs.

Hij schrijft: 

“We moeten onszelf de vraag durven stellen of een PVV’er wel voor de klas kan staan. Hoe kun je een veilig klimaat creëren als je uitsluiting voorstaat?”

Dit doet me denken aan Popper’s tolerantieparadox. Dat door intolerantie te tolereren, de intolerantie de tolerantie zal verdringen. Dus als je aanneemt  dat een PVV-affiniteit gelijk staat aan uitsluiting, moet je inderdaad misschien PVV’ers gaan uitsluiten. 

Maar leerlingen komen er bij mij niet mee weg door iemand vanwege politieke voorkeur in een hokje weg te zetten. Ik zou willen dat ze zich zouden verdiepen in waarom iemand die voorkeur heeft in plaats van tevreden te zijn met het rap vellen van een moreel oordeel. Dan verwacht ik dat al helemaal van grote mensen.

Het stuk gaat verder met:

“Hetzelfde geldt voor docenten die niet ‘geloven’ in klimaatverandering, voor docenten die een pandemie die de wereld platlegt een hoax noemen en voor docenten die leugens vertellen of verdedigen. Deze ideeën staan haaks op de werkelijkheid én staan haaks op de stof die scholen hun leerlingen geacht worden te leren.” 

Deze passage vind ik lastig. Ik heb me voor de grap wel eens verdiept in de wereld van de ‘klimaatontkenners’. In eerste instantie uit een soort leedvermaak omdat ik dacht dat er onwaarschijnlijk domme dingen gezegd zouden worden. Ik kwam erachter dat het allemaal wat complexer en genuanceerder lag dan dat. Het hokje ‘klimaatontkenners’ bleek nogal divers, en naar mijn idee hebben de meeste wetenschappers in dat hokje vooral kritiek op (delen van) het dominante verhaal, bijvoorbeeld door de relatie tussen klimaatverandering en CO2 in twijfel te trekken. Wat hierin het waarschijnlijkst is, kan ik onmogelijk beoordelen, en dat doet er nu ook niet toe. Maar ik moest denken aan een citaat uit World War Z: “if nine (…) came to the same conclusion, it was the duty of the tenth to disagree”. Maar al te graag willen mensen die tiende het zwijgen opleggen vanuit een moreel appel, maar zonder de uitspraken inhoudelijk te beoordelen. (Ik moet bekennen dat ik dat vroeger ook deed.)

Ditzelfde geldt over de pandemie. Ook daar is een dominant verhaal en kritiek daarop kan rekenen op stevige morele verontwaardiging. En dat maakt kritische analyse van de situatie eigenlijk al gauw tot een politieke handeling in plaats van een poging tot waarheidsvinding.

En dan het woord “leugen”. Dit wordt naar mijn idee te makkelijk gebruikt in het publiek debat. Het is niet dat er geen actoren zijn die bewust en aantoonbaar informatie bewust onjuist presenteren. Maar wat wel gebeurt is dat mensen heel makkelijk (collectief) informatie die wringt met eigen wereldbeeld afdoen, cancelen, als “leugens”.

Ik denk daarom dat je er als docent beter aan doet om in plaats van de leerlingen te vertellen wat leugens zijn en wie er fout zijn, ze het volgende mee te geven: Onderzoek uitspraken; beoordeel wat er gezegd wordt in plaats van wie iets zegt. Toon aan waarom je denkt dat iets gelogen is, of althans waarom je het er niet mee eens bent, en gebruik daar argumenten voor.

Het artikel van Beute eindigt met:

“Sta voor de normen: gelijkheid, vrijheid en fatsoen. Herhaal het. Zet het op schoolgebouw. Schreeuw het van het dak. Racisten zijn fout. Ontkenners van de opwarming van de aarde zijn fout. Liegen is fout. Hier op school leren we wat goed is.”

Op zich is morele stellingname, vind ik, lovenswaardig, als die tenminste voortkomt uit een (doorleefde) levensvisie. Maar wat ik vaak zie gebeuren is dat wanneer iemand een ander “fout” bestempelt, zichzelf lekker vrijwaart van inhoudelijke verdieping. Het is makkelijker om te oordelen dan om te denken.

En er ligt nog een ander risico op de loer: wie bepaalt er eigenlijk wat fout is? Is fout ineens universeel dan? Is iemand een racist als die denkt dat immigratie niet onbegrensd kan zijn? Is iemand fout als die zich afvraagt of er financiële secundaire belangen een rol spelen bij klimaatbeleid? Liegt iemand als die iets zegt dat niet aansluit bij wat jij gelooft?

Beute probeert denk ik een deel van het antwoord te geven op de epistemologische crisis waarin de mondiale samenleving zich momenteel bevindt. Wat is waarheid? Wie heeft gelijk? Kunnen we de overheid nog vertrouwen? Is de wetenschap onafhankelijk? Is de journalistiek competent en integer genoeg om de waarheid nog boven tafel te krijgen?

Zelf lijkt Beute een aantal antwoorden al te hebben. En als we het onderwijs maar gebruiken om deze antwoorden aan de leerlingen te leren, zijn we mooi van deze crisis verlost.

En dat sloot wat mij betreft volledig aan bij de lezing van Piet van der Ploeg op de VDLG-studiedag 2021. 

Deze merkte op dat voor een hele reeks actoren het onderwijs gezien wordt als hét instrument om allerlei maatschappelijke problemen op te lossen door de leerlingen van allerlei gewenste ideeën of houdingen aan te leren. 

Misschien in Nederland (nog) niet in de mate waarin dit in de VS gebeurt, waar er bijvoorbeeld zelfuitgeroepen zwarte universiteiten zijn die studenten in de eerste plaats sociaal activisme bij willen brengen (púúr social reconstruction), maar het gebeurt steeds meer. En dit artikel in de Volkskrant is er een voorbeeld van.

Beute heeft ongetwijfeld de beste bedoelingen voor leerling en samenleving, maar hij heeft dezelfde blinde vlek als ik destijds: hij denkt de antwoorden al te weten.

En daarom zou ik mijn artikel willen afsluiten met een klein betoog vóór onafhankelijk kritisch denken. School zou een plek moeten zijn waar leerlingen kennis kunnen nemen van verschillende opvattingen over verschillende onderwerpen. Ze zouden juist meegenomen moeten worden in discussies hierover en kunnen leren welke ideeën door de meerderheid gedragen worden, maar óók dat er andere gedachten mogelijk zijn. Het is denk ik niet aan scholen om de leerlingen te gaan vertellen wat ze moeten geloven, maar wel hoe ze verschillende ideeën moeten afwegen.

En juist binnen ons vak is dat van ontzettend groot belang. Als de leerlingen ergens bij gebaat zijn, is dat ze leren omgaan met pluriformiteit, om voor zichzelf te denken, om dingen te onderzoeken voor ze het tot zich nemen en om het maatschappelijk debat te kunnen voeren op een open en respectvolle manier. Kritisch burgerschap.

De geleerden mogen uitmaken of dit gewoon nog een andere invulling is van social reconstruction of dat het een mooie vijfde is voor Schiro’s lijstje.

Verwijzingen:

Beute, M., Scholen, aarzel niet tegengif te bieden aan desinformatie uit rechts-radicale hoek, in: Volkskrant, 22-08-2021

https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-scholen-aarzel-niet-tegengif-te-bieden-aan-desinformatie-uit-rechts-radicale-hoek~bf2c0a08/

Brooks, M., World War Z: An Oral History of the Zombie War, Crown, 2006.

Gül, L., Ik ga leven, Prometheus, 2021.

Popper, K. R., The Open Society and Its Enemies, Routledge, Londen & New York, 2002 (1945). p. 581.

Schiro, M. S., Introduction to the curriculum ideologies, in: Curriculum theory: Conflicting visions and enduring concerns, Sage Publications, Los Angeles, 2008.

Twee werelden

Wat is de meest verschrikkelijke plek op aarde? Heel lang dacht ik dat dat de oud-papierverwerkingsfabriek waar ik een tijdje moest werken was. Maar afgelopen week ontdekte ik wat ik het allernaarst vond: een Covid-testcentrum.
In dit stukje wil ik wat vertellen over mijn ervaring in die plek, die voor mij symbool staat voor een heel ander wereldbeeld, en daarna wil ik ook iets vertellen over mijn mooiste plek op aarde.

Kunstlicht

Zulke testcentra zijn er geloof ik al even, maar ik was er nog niet eerder geweest.

Zo’n testcentrum is gemaakt in een ‘tentenpaviljoen’, van die bouwsels waar ze oorlogsvluchtelingen in opvangen in Nederland. Bij de ingang wordt met bordjes duidelijk gemaakt wat de regels en rituelen zijn: je moet je handen ontsmetten, ten alle tijden anderhalve meter afstand houden van medemensen en een mondmasker dragen. Het ruikt er naar ziekenhuis.
Bij binnenkomst moest ik me identificeren bij iemand achter een spatscherm, die een mondkapje moest dragen. Ik kan daar maar moeilijk aan wennen. ‘Vroeger’ vond ik het best wel onbeleefd om te praten met iemand die een zonnebril op heeft en houdt, ik heb datzelfde gevoel bij mondkapjes, maar net erger. Daarbij komt dat ik het lastiger vind om iemand te verstaan als ik de mond niet kan zien. Het ging allemaal best onpersoonlijk, ondanks dat het juist ging om persoonsgegevens. Toen moest ik in een rij gaan staan, waarbij het blijkbaar niet de bedoeling was dat je een praatje maakt met de persoon naast je. (Of anderhalve meter naast je, dus). De mensen in de rij moesten kijken naar een rij rode lampjes, waarbij er af en toe een op groen sprong. De voorste in de rij moest dan naar het bijbehorende loket.

Toen ik aan de beurt was, kwam ik bij een loket met een jongen, een beetje van mijn leeftijd, met een rode baard. Hij leek me in eerste instantie wel aardig. Maar ik vond het moeilijk om hem te verstaan, terwijl hij tegen me praatte met een mondkapje voor, achter een scherm, via een microfoon. Ik dacht daarom juist dat hij mij niet verstond, en daarom trok ik mijn mondkapje naar beneden om me verstaanbaar te maken. Dat was blijkbaar helemaal fout, want wat hij eigenlijk probeerde te zeggen steeds was dat hij vond dat ik mijn mondkapje over mijn neus moest doen, in plaats van eronder. Ik had het duidelijk bij hem verpest. Ik deed maar zonder tegensputteren wat hij wilde, want ik voelde me in het hol van de leeuw. Drie tellen later zat ik op de kruk en moest ik het weer af doen van de mevrouw met het stokje. Zij was wel heel aardig voor me omdat het mijn eerste keer was, ondanks dat ik met haar moest communiceren door een spatscherm én een mondkapje. Ik kan er maar niet aan wennen.

En toen kon ik weer naar buiten. Ik stond te trillen op mijn benen. Bij het intrappen van de koppeling merkte ik dat mijn voet nog steeds wiebelde. Wat was dat voor plek, joh?
Zo smerig als mijn oud-papierverwerkingsfabriek was, zo volledig steriel was het hier. En dan bedoel ik niet alleen het ontsmettingsmiddel. Maar de hele sfeer, die bijna alle normale menselijke interactie vrijwel onmogelijk maakt. Zijn er mensen die dit als normaal zijn gaan beschouwen? Is dit een glimp van een gemedicaliseerde wereld waarin alles in elk geval veilig is?

Ik vond het echt super moeilijk om hier te zijn. Het zal vast allemaal bedoeld zijn om anderen veilig te houden enzo, maar het voelde voor mij als een steriele nachtmerrie, waar ik het liefst nooit meer kom.

Zonlicht

Na een boel grijze dagen was de zon die middag weer tevoorschijn gekomen. Gratis vitamine D, essentieel in zulke tijden, had ik laatst gelezen. Ik gauw buiten.

Ik fietste naar een dennenbos. Door de natte dagen was er veel vocht in de grond en een beetje in de lucht, waardoor de gouden zonnestralen gevangen werden, die zich tussen de stammen en de naalden heen wierpen.
Ik volgde een zonnestaal en ging daar op de grond liggen. Mijn handen in de bosgrond. Die steriele sfeer van me af wrijvend met aarde. Ik genoot van het blauw van de lucht en de contouren van de bomen. Ik ging zitten en daar voelde en wist ik me verbonden met hemel en aarde. Een gevoel dat ik best wel gemist had in de afgelopen tijd, waarin ik vooral in sombere gedachten verzonken was over wat het lot van onze samenleving zou worden en of het echt zover zou komen dat de mensen niet meer over hun eigen lichamen mogen beschikken. En met de vraag wat ik er aan kon en moest doen. Alles speelde zich af in mijn gedachten. Maar gedachten zonder verbinding met dieper voelen zijn grotendeels zielloos. Ik wilde zoveel belangrijke dingen doen en schrijven, maar ik miste de inspiratie, daarom voelde het geforceerd en leverde meer stress dan resultaat. De gouden zon had me wat van het vertrouwen en de inspiratie terug laten winnen.

Maanlicht

’s Avonds keek ik naar buiten. Ik hoorde de stilte en zag de duisternis. Het was een perfect heldere nacht met stralende maan en sterren. Er was vorst in de lucht. De nacht riep me. Ik kon en wilde niet anders dan antwoorden.
Ik deed vlug wat van de ademhalingsoefeningen die ik van een van de leerlingen van Wim Hof geleerd heb (waarover ik eigenlijk nog een keer moet schrijven), waardoor ik mijn jas achterwege kon laten.
Ik rende naar het bos. Die weg voert me door weilanden, die wit bevroren waren, maar zilver in het licht van de maan. Ik genoot zo van de heldere lucht op mijn huid dat ik er meer van wilde en mijn shirt uit trok. Het liefst had ik ook mijn schoenen uitgetrokken, maar dan had ik ze moeten sjouwen.
In het bos viel het licht telkens op zo’n manier dat het was alsof er een lichtend pad voor me was naar de allermooiste plekken. Het leidde me naar een open plek, waar ik ging liggen op bevroren varens. Ik genoot intens van het daar zijn.
Ik realiseerde me dat voor mij de mooiste plek om te zijn, het centrum van mijn wezen is. Dat kan ik het allerbeste ervaren als ik omringd ben door de schoonheid van de natuur. Ik denk dat de Wijzen ten alle tijden op deze manier kunnen bestaan, maar om dat te doen te midden van alle waanzin van de wereld, maar dan moet je wel heel erg geoefend zijn in de levenskunst.

Midwintergedachten

Dat is iets waar ik me de komende lockdown en daarna weer meer op wil toeleggen. Vandaag is het midwinter: de kortste dag van het jaar; de dag bij uitstek om je aandacht naar binnen te richten en te gaan bedenken wat je wilt gaan laten groeien vanaf de geboorte van het nieuwe licht voor het komende jaar.

Ik wil me dit jaar meer overgeven aan het leven, zoals ik dat op die maanverlichte nacht gedaan had. Van daaruit komt vanzelf de inspiratie om precies datgene te doen wat ik moet doen.

Twee werelden

Mijn ervaringen van die dag hebben mij laten zien in welke wereld ik wil leven. Een wereld waar ik in harmonie met mijn lichaam leef vanuit een innerlijk weten wat goed is voor me. Een wereld die vol schoonheid en magie is en waar niets op louter toeval berust.
Ook heb ik gezien hoe schril het contrast is met die mechanische, medische nieuwe wereld die gestalte kreeg in het testcentrum.
Ik heb over die andere wereld geschreven vanuit mijn optiek, en ik ben me ervan bewust dat ik dat waarschijnlijk niet heel begripvol heb kunnen doen voor mensen die daar vaak moeten zijn. Ik weet dat wat veel mensen daar zijn vanuit een vorm van naastenliefde of zoeken naar veiligheid. Maar voor mij staat het symbool voor een wereld(beeld) waar ik me niet in thuis voel. Ik gun de mensen die wel in die wereld willen leven dan ook alle geluk van alle werelden. Maar ik bid wel dat iedereen blijft afzien van het willen veroveren van andere werelden.

p.s. De testuitslag was negatief. Het zijn zulke rare tijden dat ik baalde dat mijn immuunsysteem zo goed werkt, dat het sinds ik een beetje corona gehad heb vorig jaar, keer op keer genadeloos afrekent met dit virus, waar ik zeker weten best wel vaak mee in aanraking kom… Want hoe kan ik mijn natuurlijke immuniteit (en dus de beste bescherming voor anderen) nou bewijzen als alleen een herstelbewijs als geldig gezien wordt?

De reden dat ik een herstelbewijs zou willen is trouwens niet om het als toegangsbewijs te gebruiken. Ik ben ook al principieel tegen op testen voor toegang en de hele coronapas als geheel. Maar het is niet helemaal ondenkbaar dat mensen vanuit het eerste wereldbeeld dat ik beschreef toegangspassen willen gaan eisen om nog te mogen werken.

Coronapas als discriminatie?

Op 19 november schreef ik een brief aan het College van de Rechten van de Mens met de vraag of de coronapas een vorm van discriminatie is, nadat ik niet binnen gelaten werd op een spelletjesavond in een spellenwinkel die zichzelf blijkbaar als horeca identificeerde, omdat ik geen QR-code kon tonen. Hierbij de brief die ik schreef en daaronder een deel van de reactie van het College.

In mijn werk als docent levensbeschouwing heb ik veel te maken met de onderwerpen ethiek en discriminatie. Over het onderwerp van de coronapas zou ik graag wat ruggespraak willen. Daarnaast heb ik onlangs zelf een ervaring gehad, die voor mij echt wel als discriminatie voelde.

Ik ben zeer benieuwd hoe u als CRM hier naar kijkt.

Op dit moment (ik ga uit van de 3G-situatie), heeft de overheid een nieuwe identiteitsmarker geïntroduceerd: gevaccineerd/ongevaccineerd tegen Covid.

De burgers die het vaccin wél hebben (en burgers die een herstelbewijs hebben kunnen bemachtigen) kunnen een app downloaden die voor hen in principe alle deuren doen openen. De burgers die dit niet hebben, moeten steeds eerst weer een test inplannen voordat ze deel mogen nemen aan de samenleving.

Naar mijn idee is dit discriminatie. Omdat er onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende identiteiten en de verschillende groepen anders behandeld worden. Nu is de groep Nederlanders zonder vaccin heel divers en zijn er talloze redenen waarom mensen af willen zien van deze medische ingreep, maar voor een aanzienlijk deel van deze populatie geldt dat deze keuze direct voortkomt uit en samenhangt met levensovertuiging.

Levensovertuiging wordt in artikel 1 van de Grondwet direct genoemd als grond waarop niet gediscrimineerd mag worden.

Voor mij persoonlijk geldt dat ik discriminatie afwijs en om die reden het coronapas-systeem zo immoreel dat ik er principieel gewoon niet aan mee kan doen. 

Ik zie mijzelf in dezen als QR-weigeraar; niet zozeer als gevaccineerd/ongevaccineerd. Ik vind dat mijn medische status een zaak is tussen mij en de dokter.

Ik vind bovendien dat de overheid er onvoldoende in slaagt om wetenschappelijke onderbouwing te leveren waarom zij vindt dat dit onderscheid tussen mensen gerechtvaardigd zou zijn.

Nu heb ik met tegenzin maar geaccepteerd dat er vanwege mijn principiële levenshouding voor mij veel deuren gesloten blijven. Horeca maakt geen deel meer uit van mijn belevingswereld.

Wel mag ik nog in winkels komen. Nu had ik mij voor een week geleden opgegeven voor een toernooi in een bepaald kaartspel. Dit werd gehouden in een spellenwinkel. Op de website stond wel aangegeven dat er een QR-code nodig was voor het horeca-gedeelte, maar daar sloeg ik geen acht op, omdat ik er heen ging om te spelen, niet om eten of drinken te bestellen.

Maar toen ik ging betalen om mijn setje met kaarten te ontvangen, werd ik om mijn QR-code gevraagd, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Omdat ik al zoveel plekken al vermijd omdat ik deze confrontatie niet aan wil, was dit de eerste keer dat ik hierom gevraagd werd.

Ik kon deze niet laten zien. Fysiek niet, maar ook principieel niet – als ik er een gehad zou hebben.

Ik mocht niet meedoen. Ik heb nog geopperd om een tafel buiten het “horeca-gedeelte” neer te zetten met een streep er tussen, maar daar wilde de winkel niets van weten.

Terwijl de anderen hun pakjes met kaarten openden, kon ik niets anders dan verslagen de winkel uitlopen. Nog nooit in mijn leven heb ik mij zó buitengesloten gevoeld. Voor mij voelde dit echt als discriminatie.

Als ik dit verhaal deel met bekenden, krijg ik zeer verdeelde reacties. Een deel van de mensen voelt mee, het andere deel vindt dat ik de consequenties moet aanvaarden van mijn keuze. Het lukt mij zelden om uit te leggen dat gebruikmaken voor mij niet voelt als een keuzemogelijkheid.

Ik heb een aantal vragen. Maken principes (zoals bijvoorbeeld die van mij) deel uit van levensovertuiging? Is er volgens het CRM sprake van discriminatie bij een coronapas-systeem? En in mijn eigen ervaring: was mijn gevoel discriminatie ook als zodanig te benoemen?



Vandaag ontving ik reactie van het College:


Discriminatie op grond van levensovertuiging

De gelijkebehandelingswetgeving stelt dat discriminatie op grond van levensovertuiging niet is toegestaan bij het aanbieden van goederen en diensten, in het onderwijs en bij de arbeid. De definitie van een ‘levensovertuiging’ is: een existentiële gemeenschappelijke overtuiging, dat wil zeggen een min of meer coherent stelsel van ideeën, waarbij het gaat om fundamentele opvattingen over het menselijk bestaan. Daarbij is het noodzakelijk dat deze opvattingen niet individueel zijn, maar dat sprake is van gemeenschappelijke opvattingen. Een voorbeeld van een levensovertuiging is veganisme. Meer informatie over de gelijkebehandelingswetgeving kunt u hier vinden. Het College is een nationaal mensenrechteninstituut en heeft de bevoegdheid om individuele klachten over discriminatie te toetsen aan de gelijkebehandelingswetgeving.

Oordeel van het College over levensovertuiging

Een voorbeeld van een situatie waarin het College heeft geoordeeld over discriminatie op grond van levensovertuiging vindt u hier (zie paragraaf 6.1 t/m 6.3). Het College heeft nog niet eerder geoordeeld over een situatie waarin iemand zich niet laat vaccineren op grond van een levensovertuiging.

De gelijkebehandelingswetgeving is niet van toepassing op eenzijdig overheidshandelen

De gelijkebehandelingswetgeving verbiedt discriminatie op grond van levensovertuiging bij het aanbieden van goederen en diensten, in het onderwijs en op de arbeidsmarkt (terreinen). Deze wetgeving ziet niet toe op situaties die zich voordoen bij eenzijdig overheidshandelen. Eenzijdige overheidshandelingen zijn handelingen die behoren tot typische taken van de overheid, zoals het opstellen aan maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. Het College kan hier niet over oordelen, omdat het niet de bevoegdheid heeft om klachten over discriminatie te beoordelen die buiten het bereik van de gelijkebehandelingswetgeving vallen. Meer informatie over het indienen van een klacht over een overheidsinstantie kunt vindt u hier.

Het College heeft helaas geen medische expertise en kan zich daarom niet uitspreken over de effectiviteit of medische onderbouwing van coronamaatregelen.

Rechter Den Haag: coronapas discrimineert niet

De rechtbank Den Haag heeft onlangs geoordeeld (zie vanaf paragraaf 4.8) dat de coronapas niet discrimineert op basis van “overige” discriminatiegronden, omdat mensen zelf kunnen kiezen of zij zich laten vaccineren of niet. Zij worden daarom niet gediscrimineerd op basis van een inherent (door de wet beschermd) persoonskenmerk. De rechtbank heeft dit getoetst aan het algemene discriminatieverbod zoals verwoord in artikel 14 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.



Je gediscrimineerd voelen ‘mag’ altijd. Het College doet dus in principe geen uitspraak over mijn gevoelens, maar verwijst wel naar de uitspraak van de rechtbank dat de coronapas niet discrimineert op basis van ‘overige’ discriminatiegronden.

Wat voor mij wel belangrijk was om te weten is de definitie van levensovertuiging. Individuele principes worden hier niet onder geschaard, maar op het moment dat ze gemeenschappelijk gedeeld wordt, kunnen ze wel als zodanig opgevat worden. Ik denk dat dit een hele interessante kwestie is, want het lijkt mij vrij arbitrair wanneer bepaalde opvattingen ‘gemeenschappelijk genoeg’ zijn om ze als levensovertuiging aan te merken.

Ik denk dat het laatste woord er nog niet over gezegd is. Er staan overigens nog allerlei proceduremogelijkheden open, maar ik weet niet hoe zinvol dat zou zijn, omdat in de (gemiddelde) behandeltijd van 10 maanden de spelregels van het samenleven waarschijnlijk al lang niet meer zijn wat ze nu zijn.


[toevoeging 06-01]

Op 8 december reageerde ik nog een keer, met wat extra vragen:

U schreef: “U schrijft dat u zich niet laat vaccineren”, maar in mijn e-mail heb ik niets over mijn eigen vaccinatiestatus geschreven. Ik heb zelfs expliciet benoemd dat ik deze graag voor mezelf houd.

Maar dat terzijde, ik zou nog een vervolgvraag stellen wat betreft levensovertuiging, als dat mag.

Wanneer wordt iets geaccepteerd als levensovertuiging en door wie? Wanneer is een set ideeën en/of principes ‘gemeenschappelijk genoeg’ om als zodanig genoemd te kunnen worden?

Ik heb bijvoorbeeld veel vrienden die zo natuurlijk mogelijk willen leven. Zij bouwen zoveel mogelijk woningen met natuurlijke materialen, eten zoveel mogelijk biologisch en zo min mogelijk bewerkt voedsel. Zij brengen veel tijd buiten door en zijn in de weer met de cycli van zon en maan. Hierbij hoort ook dat zij geen tot zo min mogelijk vaccinaties willen omdat dit een synthetische substantie in hun lichaam brengt, die zij niet willen.

Maar er is niet echt een organisatie. “Natuurlijk leven” wordt door verschillende mensen, misschien, verschillend ingevuld en geniet niet dezelfde bekendheid als veganisme. Toch zie ik bij deze mensen wel een geïntegreerde en congruente levenswijze, waarbij vaccinatie niet als mogelijke optie gezien en gevoeld wordt, ondanks de maatschappelijke consequenties die dat momenteel voor ze heeft.

Zouden zij met hun levenswijze meer kans maken om aanspraak te maken op wettelijke gelijke behandeling dan ik, mij beroepend op solidariteit met degenen die een andere behandeling krijgen vanwege hun levenswijze? 


Het College reageerde op 24 december als volgt:

Bedankt voor uw bericht. Behalve het College is ook de rechter bevoegd om de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) te interpreteren en dus om te bepalen wat de definitie van een “levensovertuiging” is. Bij de interpretatie van de AWGB wordt rekening gehouden met de bedoeling van die wet zoals die wordt verwoord in de Memorie van Toelichting. Bovendien wordt de AWGB geïnterpreteerd in overeenstemming met internationale mensenrechtenverdragen zoals Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Het EVRM bevat namelijk een algemeen discriminatieverbod (artikel 14 EVRM). Als u daarin geïnteresseerd bent dan kan ik u aanbevelen om een kijkje te nemen in het handboek over het Europese discriminatieverbod, zie hier.  

Eerder al vertelde ik u wat de definitie van een levensovertuiging is volgens de jurisprudentie van het College (voor het eerst verwoord in 1997 in dit oordeel, paragraaf 4.4.). Tot nu toe heeft het College geoordeeld dat hieronder valt: vegetarisme, veganisme en eventueel ook overtuigingen zoals humanisme en antroposofie. Dat neemt niet weg dat het College in de toekomst in andere individuele gevallen iets anders kan aanduiden als een levensovertuiging. Iemand die een verzoek om een oordeel indient moet dan overtuigend beargumenteren waarom diens opvatting is aan te merken als een levensovertuiging. Of dat in het geval dat u omschrijft zal slagen kan ik u niet zeggen.


Ook al waren de reacties behulpzaam en informatief, heel bevredigend was dit voor mij natuurlijk niet helemaal. Maar volgens velen had ik er rekening moeten houden dat het College van de Rechten van de Mens ook politiek is; dat wanneer zij mij zwart op wit iets schrijven over hoe mensenrechten geïnterpreteerd dienen te worden, dat dit mogelijk politieke gevolgen kan gaan hebben. Ik heb daar vaker over na gedacht, want dat geldt ook voor andere instituten, zoals bijvoorbeeld het Lareb om maar wat te noemen. Los van wat ze zeggen of vinden, één bepaalde uitspraak kan een bom leggen onder overheidsbeleid, ik denk dat veel van die instanties daarom heel voorzichtig zullen zijn met uitspraken.