Eigenlijk wilde ik nooit het onderwijs in. Ik had visie en wilde wereldleider worden om de wereld beter te maken.
Dat is (vooralsnog) niet gelukt, maar ik heb wel een andere grote passie ontdekt door met meer geluk dan wijsheid toch voor de klas terecht te komen. Naast dat ik het een ontzettend gaaf beroep bleek te vinden, kon ik ook mezelf vertellen dat ik op deze manier, in plaats van top-down, de wereld bottom-up ook beter kon maken. Door jonge mensen te inspireren om het goede te willen doen.
Maar door de jaren heen is mijn visie op onderwijs met mijzelf mee gegroeid. Mijn passie behield ik, maar ik verkreeg het geduld om op zoek te gaan naar nuance en de moed om mijn eigen ideeën steeds opnieuw af te wegen.
In dit artikel wil ik iets vertellen deze ontwikkeling aan de hand van een theoretisch kader rond onderwijsvisie. Ik gebruik daarbij ook een artikel uit de actualiteit dat ik een aantal jaar geleden zelf geschreven zou kunnen hebben, maar waarvan ik nu denk dat de schrijver de plank mis slaat.
Curriculum ideologies
Tijdens mijn opleiding had ik een heel gaaf college dat ging over iets wat vaak ontbreekt in menselijk handelen, en iets waarvan sommigen denken dat het bij de opticien te verkrijgen is. Ook in het onderwijs mist het in veel organisaties: visie. Dit college ging over visie op onderwijs, met als kernvraag: waarom doen we dit eigenlijk?
Ik kwam in aanraking met het werk van Schiro, die vier ideologieën over onderwijs onderscheidt. Het gaat me om eentje, maar ik zal de andere drie kort (door de bocht) uitleggen.
Academic scholar is de eerste. Die is typerend voor onze collega’s, die we soms liefkozend ‘vakidioten’ noemen. Zij geven primair les om de kennis en kunde van hun vak over te brengen.
De tweede is de social efficiency ideologie. Deze houdt in dat school vooral leerlingen moet voorbereiden op een werkzaam leven. Ze zitten daar dus vooral dingen leren, die ze later nodig hebben voor hun werk.
Ideologie drie is learner centered. Dit is een meer progressieve benadering van onderwijs, gericht op het aanwakkeren van intrinsieke motivatie van de leerlingen zelf om te leren wat zij zelf nodig hebben om zich te ontwikkelen.
En lange tijd heb ik gedacht dat ‘mijn’ ideologie de vierde was; die was van social reconstruction. Daarover wil ik in dit artikel wat meer schrijven.
Social reconstruction
Schiro ziet de social reconstruction ideologie als een die verandering in de wereld door middel van onderwijs wil verwezenlijken.
Zoals ik al schreef, wilde ik altijd al de wereld verbeteren. Vandaar mijn aanvankelijke sympathie voor deze ideologie.
Ik hoopte dat ik door jonge mensen de ideeën mee te geven die hen zouden inspireren om actief bij te dragen aan het hervormen van de wereld. Om ze enthousiast te maken over de barricades en ze boos te maken over allerlei onrechtvaardigheid.
Lange tijd heb ik dan ook af en toe staan preken tegen de leerlingen. Over dat ze vrijheid moesten waarderen, dat ze moesten opstaan tegen onrecht, dat ze klimaat en natuur moesten beschermen en dat soort dingen meer.
Overigens moet ik wel zeggen dat ik voldoende professionaliteit in acht nam om niet in aanmerking te komen voor het meldpunt linkse docenten van FvD. Ik lette er op om duidelijk het onderscheid te maken tussen waar de lesstof ophield en waar mijn persoonlijke mening begon. Maar mijn doel was (stiekem) wel om die coole docent te willen zijn, wiens wijze lessen de leerlingen zouden onthouden en omzetten in goede daden.
Ik had alleen één blinde vlek: en dat was dat het ging om mijn idee van wat goed is.
Inmiddels ben ik dan ook grotendeels teruggekomen op deze visie op onderwijs. Ik heb nog steeds een visie op hoe de wereld beter ingericht zou kunnen worden en denk ook dat het onderwijs hier een belangrijke taak in heeft.
Maar niet door de leerlingen te vertellen wat ze zouden moeten denken.
In de laatste jaren ben ik gaan vermoeden dat het beste wat ik kan doen voor de leerlingen (en de samenleving waar zij in terecht zullen komen), dat ik hen stimuleer om onafhankelijk en kritisch te denken.
Groepsdenken
Van een collega kreeg ik niet lang geleden het boek Ik ga leven van Lale Gül. In het boek bespreekt ze allerlei kenmerken van de islamitische gemeenschap waaruit zij afkomstig is in een passage over onderwijs schrijft ze:
“Ja, so what? Het zijn vooralsnog collectieve denkers en geen individuele. Een vwo-advies zegt niet veel, hooguit dat je goed kunt leren. Maar wie ben je als mens? Welke waarden sta je voor? Intelligentie is geen eendimensionaal begrip. Een excellente score zonder dat je de vrijheid van anderen kunt waarderen, is niets waard.”
Dit zette me aan het denken; in de context van haar verhaal was het groepsdenken overduidelijk. Maar geldt deze kritiek niet in zekere mate eigenlijk ook voor alle Nederlanders? Of misschien eigenlijk alle mensen?
Socrates gaf het antwoord al: ja. De meeste mensen streven niet naar wijsheid omdat a) ze tevreden zijn met hun onwetendheid en het allemaal best vinden zolang ze maar brood en spelen hebben, b) ze denken het allemaal al te weten en dus niet te hoeven luisteren naar invalshoeken van anderen of c) ze voordat ze iets plaatsen of liken eerst even rondkijken naar wat ideale gelijkgestemden gezegd hebben.
Ik wens mijn leerlingen een interessanter leven dan dat. Misschien dat ik nu weer mijn eigen waarden op ze aan het droppen ben (tja, wat is er eigenlijk tegen op een 9 tot 5 leven opgevuld met wat Netflix?), maar ik probeer ze in elk geval de middelen in handen te geven om duidelijk te maken wanneer (en waarom) ze het met me oneens zijn, ongeacht wat hun buur daarvan vindt. Door kritisch en onafhankelijk te kunnen denken.
“Laat het onderwijs het oplossen”
Wat mij misschien het meeste bewoog om dit artikel te schrijven was een opiniestuk in de Volkskrant van een teamleider uit het westen van het land, Michiel Beute, met als titel: Scholen, aarzel niet tegengif te bieden aan desinformatie uit rechts-radicale hoek. Zijn stuk zette aan tot reflectie, en dat is ontzettend goed. Een aantal jaar geleden zou ik het waarschijnlijk volop met hem eens geweest zijn. Maar nu niet meer.
Ik ken de auteur van het stuk niet en het is ook totaal niet mijn bedoeling om een persoonlijke aanval te formuleren. Maar ik denk dat zijn stuk geluid geeft aan een breder gedragen maatschappelijk gevoel dat betrekking heeft op wereldbeeld en de visie op onderwijs.
Hij schrijft:
“We moeten onszelf de vraag durven stellen of een PVV’er wel voor de klas kan staan. Hoe kun je een veilig klimaat creëren als je uitsluiting voorstaat?”
Dit doet me denken aan Popper’s tolerantieparadox. Dat door intolerantie te tolereren, de intolerantie de tolerantie zal verdringen. Dus als je aanneemt dat een PVV-affiniteit gelijk staat aan uitsluiting, moet je inderdaad misschien PVV’ers gaan uitsluiten.
Maar leerlingen komen er bij mij niet mee weg door iemand vanwege politieke voorkeur in een hokje weg te zetten. Ik zou willen dat ze zich zouden verdiepen in waarom iemand die voorkeur heeft in plaats van tevreden te zijn met het rap vellen van een moreel oordeel. Dan verwacht ik dat al helemaal van grote mensen.
Het stuk gaat verder met:
“Hetzelfde geldt voor docenten die niet ‘geloven’ in klimaatverandering, voor docenten die een pandemie die de wereld platlegt een hoax noemen en voor docenten die leugens vertellen of verdedigen. Deze ideeën staan haaks op de werkelijkheid én staan haaks op de stof die scholen hun leerlingen geacht worden te leren.”
Deze passage vind ik lastig. Ik heb me voor de grap wel eens verdiept in de wereld van de ‘klimaatontkenners’. In eerste instantie uit een soort leedvermaak omdat ik dacht dat er onwaarschijnlijk domme dingen gezegd zouden worden. Ik kwam erachter dat het allemaal wat complexer en genuanceerder lag dan dat. Het hokje ‘klimaatontkenners’ bleek nogal divers, en naar mijn idee hebben de meeste wetenschappers in dat hokje vooral kritiek op (delen van) het dominante verhaal, bijvoorbeeld door de relatie tussen klimaatverandering en CO2 in twijfel te trekken. Wat hierin het waarschijnlijkst is, kan ik onmogelijk beoordelen, en dat doet er nu ook niet toe. Maar ik moest denken aan een citaat uit World War Z: “if nine (…) came to the same conclusion, it was the duty of the tenth to disagree”. Maar al te graag willen mensen die tiende het zwijgen opleggen vanuit een moreel appel, maar zonder de uitspraken inhoudelijk te beoordelen. (Ik moet bekennen dat ik dat vroeger ook deed.)
Ditzelfde geldt over de pandemie. Ook daar is een dominant verhaal en kritiek daarop kan rekenen op stevige morele verontwaardiging. En dat maakt kritische analyse van de situatie eigenlijk al gauw tot een politieke handeling in plaats van een poging tot waarheidsvinding.
En dan het woord “leugen”. Dit wordt naar mijn idee te makkelijk gebruikt in het publiek debat. Het is niet dat er geen actoren zijn die bewust en aantoonbaar informatie bewust onjuist presenteren. Maar wat wel gebeurt is dat mensen heel makkelijk (collectief) informatie die wringt met eigen wereldbeeld afdoen, cancelen, als “leugens”.
Ik denk daarom dat je er als docent beter aan doet om in plaats van de leerlingen te vertellen wat leugens zijn en wie er fout zijn, ze het volgende mee te geven: Onderzoek uitspraken; beoordeel wat er gezegd wordt in plaats van wie iets zegt. Toon aan waarom je denkt dat iets gelogen is, of althans waarom je het er niet mee eens bent, en gebruik daar argumenten voor.
Het artikel van Beute eindigt met:
“Sta voor de normen: gelijkheid, vrijheid en fatsoen. Herhaal het. Zet het op schoolgebouw. Schreeuw het van het dak. Racisten zijn fout. Ontkenners van de opwarming van de aarde zijn fout. Liegen is fout. Hier op school leren we wat goed is.”
Op zich is morele stellingname, vind ik, lovenswaardig, als die tenminste voortkomt uit een (doorleefde) levensvisie. Maar wat ik vaak zie gebeuren is dat wanneer iemand een ander “fout” bestempelt, zichzelf lekker vrijwaart van inhoudelijke verdieping. Het is makkelijker om te oordelen dan om te denken.
En er ligt nog een ander risico op de loer: wie bepaalt er eigenlijk wat fout is? Is fout ineens universeel dan? Is iemand een racist als die denkt dat immigratie niet onbegrensd kan zijn? Is iemand fout als die zich afvraagt of er financiële secundaire belangen een rol spelen bij klimaatbeleid? Liegt iemand als die iets zegt dat niet aansluit bij wat jij gelooft?
Beute probeert denk ik een deel van het antwoord te geven op de epistemologische crisis waarin de mondiale samenleving zich momenteel bevindt. Wat is waarheid? Wie heeft gelijk? Kunnen we de overheid nog vertrouwen? Is de wetenschap onafhankelijk? Is de journalistiek competent en integer genoeg om de waarheid nog boven tafel te krijgen?
Zelf lijkt Beute een aantal antwoorden al te hebben. En als we het onderwijs maar gebruiken om deze antwoorden aan de leerlingen te leren, zijn we mooi van deze crisis verlost.
En dat sloot wat mij betreft volledig aan bij de lezing van Piet van der Ploeg op de VDLG-studiedag 2021.
Deze merkte op dat voor een hele reeks actoren het onderwijs gezien wordt als hét instrument om allerlei maatschappelijke problemen op te lossen door de leerlingen van allerlei gewenste ideeën of houdingen aan te leren.
Misschien in Nederland (nog) niet in de mate waarin dit in de VS gebeurt, waar er bijvoorbeeld zelfuitgeroepen zwarte universiteiten zijn die studenten in de eerste plaats sociaal activisme bij willen brengen (púúr social reconstruction), maar het gebeurt steeds meer. En dit artikel in de Volkskrant is er een voorbeeld van.
Beute heeft ongetwijfeld de beste bedoelingen voor leerling en samenleving, maar hij heeft dezelfde blinde vlek als ik destijds: hij denkt de antwoorden al te weten.
En daarom zou ik mijn artikel willen afsluiten met een klein betoog vóór onafhankelijk kritisch denken. School zou een plek moeten zijn waar leerlingen kennis kunnen nemen van verschillende opvattingen over verschillende onderwerpen. Ze zouden juist meegenomen moeten worden in discussies hierover en kunnen leren welke ideeën door de meerderheid gedragen worden, maar óók dat er andere gedachten mogelijk zijn. Het is denk ik niet aan scholen om de leerlingen te gaan vertellen wat ze moeten geloven, maar wel hoe ze verschillende ideeën moeten afwegen.
En juist binnen ons vak is dat van ontzettend groot belang. Als de leerlingen ergens bij gebaat zijn, is dat ze leren omgaan met pluriformiteit, om voor zichzelf te denken, om dingen te onderzoeken voor ze het tot zich nemen en om het maatschappelijk debat te kunnen voeren op een open en respectvolle manier. Kritisch burgerschap.
De geleerden mogen uitmaken of dit gewoon nog een andere invulling is van social reconstruction of dat het een mooie vijfde is voor Schiro’s lijstje.
Verwijzingen:
Beute, M., Scholen, aarzel niet tegengif te bieden aan desinformatie uit rechts-radicale hoek, in: Volkskrant, 22-08-2021
Brooks, M., World War Z: An Oral History of the Zombie War, Crown, 2006.
Gül, L., Ik ga leven, Prometheus, 2021.
Popper, K. R., The Open Society and Its Enemies, Routledge, Londen & New York, 2002 (1945). p. 581.
Schiro, M. S., Introduction to the curriculum ideologies, in: Curriculum theory: Conflicting visions and enduring concerns, Sage Publications, Los Angeles, 2008.