Crone Wisdom ceremonial concert – review

“Did you also fell a bit in love?”, Jelte asked me.
– “I feel enchanted”, I answered.
“Yes, that’s the right word!”, he replied.

Two days ago I attended a ceremonial dancing concert, called Crone Wisdom by Fralalai. I’ve mentioned her twice already on my weblog, and this is because I’ve been genuinely and deeply impressed by the magic she brings into this world. I asked my brother Jelte to join me, 45 minutes before the show started. It fitted perfectly in his schedule and he mentioned he chance-met Fralalai in the train about a year ago. I love such synchronicity.

The day was the 6th of January. For a reason. In some Christian traditions that’s the day of Epiphany, which is celebrated differently throughout different countries. In Holland, it’s called “Driekoningen”, the three kings (the sages)..1
Anyway, in Italy, Fralalai’s home country, the central figure of this day is La Befana. She is an old woman, flying on a broomstick, who hands out rewards for children. Sweets for those who have been good and coal for the ones who misbehaved. Her broomstick wipes away the old year and makes space for the new one.
I’ve read a number of books on the fairy folk to my children and La Befana was definitely mentioned in some of them. She’s rooted in pagan time and tradition.

Fralalai would bring her up as one fine example of the crone archetype, which she thinks is not represented, appreciated and celebrated as much as she deserves. And this concert was dedicated to her; to this quality of crone wisdom.

The concert was in an old priory building. The lights were dimmed as we entered the space, which was lit only by candles and the air was filled with the scent of frankincense. The atmosphere was nothing short of mysterious.
Fralalai beckoned us to settle on the pillows that were lined up at the outer wall. There were branches there for us to use as we saw fit; one faded oaken and one evergreen pine.

I stole one moment in the very beginning to take this low-quality photo in an attempt to capture the atmosphere.

In the beginning Fralalai explained many of the facets that would be relevant that day. About La Befala and the crone, about the magic circle created out of soil and ash, in which all of us were invited to take our time and contribute to an offering of earth and ash. Earth being the living soil that will bring forth wood, and ash representing the end of wood – while at the same time being a potent fertiliser for new growth. She opened the ceremony, inviting everyone present to see and connect to one another, inviting in the qualities of the different stages of life and singing their song.

After she worked her magic through ceremony, it was time for her to do so through music. There was no fixed setlist; there would be a flow of existing songs, blended together through improvisation. The space was open to all to do whatever felt right: to dance, to sit anywhere or to lie down.

Though nearly sold out, the concert was intimate, with only about thirty people present. There was enough space for everyone to dance, which all did in the beginning of the concert.

The music that was played was quite diverse. Fralalai is capable of playing a range of different instruments, accompanying each with pure vocals. This night it was different drums, the harp and a little harmonium-like instrument.

Many of her songs have an ethereal quality to them; previously I’ve compared her music to something between elven and angelic. But she also performed songs that were more dark and mysterious. I find it difficult to find the right words, but these songs felt powerful, dangerous almost, and had the quality of the night, underground or maybe ancestors; all there but quite incomprehensible to our daylight consciousness.

For me it was interesting to notice how I interacted with the flow of the music, my body’s desire and what the others were doing.
At some point, there was a song with powerful drumming, and most people were dancing. I thought I’m not tired, I should keep dancing to these drums! But it felt more right for me to sit down and enjoy the music that way. It took a while for me to accept this, but in the end I did.
Later on, Fralalai sat down with the harp. Everyone present was now settling down as well. For a while I had been staring at her fingers graciously dancing across the strings. But soon I felt the flow of the music through my body and I couldn’t sit down anymore. Looking around, I realised I’d be the only one moving around. For a second this held me back, but then again, I usually dance like no one is watching. And on top of that, there would be so much more space for me to move around now, so I surrendered to the music and danced along with the notes.

I really had a great afternoon! Even though Jelte and I had little time for conversation, it was good to be there together.

I deeply appreciate Fralalai’s work. She adds beauty and grace to our world and is re-enchanting it. She strives to help people connect to one another, to nature and to life. Both through words, ceremony and music.
I don’t know whether Fralalai would identify as such, but I really felt to have seen a priestess at work. As Margo defines it, a priestess is a woman who puts her medicine to use for the good of all. And that was definitely what I experienced there and then.

  1. It’s the day my family traditionally removes the Christmas tree from the house. Even though I remember being dressed up as a king als a toddler and singing the song, lantern in hand, I just read that the tradition is considered forlorn by now. ↩︎

Litha

Voordat ik Margo leerde kennen, had ik een beeld van de toekomst voor me waarin ik in een huis zou wonen in Gelderland, dichtbij een bos met een beek en een zwarte kat.
De eerste keer dat ik naar haar huis in Renkum kwam (vlakbij het bos met een beek), kwam een zwarte kat ons tegemoet. Dit was Litha, de poes die op 21 juni geboren was, toen zes jaar oud.

Afgelopen vrijdag is ze overleden. Op 1 december, toen 17 jaar oud. Ik ben er wel kapot van en daarom schrijf ik graag dit stukje ter ere van haar. Ze was er natuurlijk al een tijdje voordat ik bij haar introk, maar dat verhaal is niet aan mij om te vertellen.

Litha was niet zomaar een kat. Ze was grappig, wijs, slim en nieuwsgierig. En ze wist super goed met ons te communiceren. Ze kende ons best wel en ze wist ook hoe ze wat zij wilde aan ons duidelijk kon maken, met haar lelijke miauwtje, maar ook met haar hele lichaamstaal. Ik heb wel eens afgevraagd of ze niet eigenlijk een betoverde prinses was, gevangen in een kattenlichaam.

Ze is ook bij allerlei belangrijke momenten geweest. Toen Faelin net geboren was in een groot bad in de woonkamer, sprong Litha op de rand van het bad om te komen kijken. We vonden het vertederend, maar ook wel erg spannend met die scherpe nagels van haar!

We voelden ons diep met elkaar verbonden. Litha zorgde voor ons. Ik herinner me nog heel goed dat ik eens echt heel diep in de put zat en dat ik boven op het bed moest huilen. Litha had dit opgemerkt en ze kwam als een soort superheld de trap op sprinten om zich vol op mij in mijn verdriet te storten.
Troosten deed ze vaker. Ze voelde het als iemand verdriet had en dan kwam ze. Later ook vaak bij Faelin en Galahad. Er is wel zo’n volkswijsheid dat katten negatieve energie kunnen transformeren, en dat geloof ik eigenlijk wel.

Als we feest hadden, was het voor Litha ook feest, want dan kwamen er veel mensen. Soms leek het wel alsof ze dan op zo veel mogelijk verschillende schoten wilde zitten op één avond.

Ze mocht dan ontzettend liefdevol naar ons zijn, ze was ook een meedogenloze jageres en een vechter. Ze miste een hapje uit haar oor en ze joeg honden weg. Ze ving echt alles wat los en vastzat. We hebben een boel binnen gesleept zien worden: muizen, ratten, mollen, vogels, kikkers, konijnen en karpers. Gelukkig at ze haar vangst zelf meestal op.

Toen we in Renkum woonden, vlakbij dat bos met die beek, gingen we daar vaak wandelingen maken. Litha ging dan ook vaak mee, de hele weg.

Opgetild worden vond ze op zich oké, maar vaak wist ze zich al gauw los te manoeuvreren en dan op je schouders te gaan zitten. Daar kon ze dan wat haar betreft de rest van de dag blijven zitten. Ik had soms last van mijn nek, omdat ik was gaan koken, maar niet de moeite genomen had om haar weer van mijn schouder af te halen.

Op een gegeven moment begon ze wel wat ouder te worden. Ze maakte niet meer van die verre wandelingen en ze leek niet meer te jagen. In die tijd gingen we verhuizen naar Dinxperlo.
We namen haar mee nadat alle spullen over waren. Ze zat in de auto op de achterbank naast Galahad, netjes rechtop, net zo relaxed als wij allemaal. Ze keek erg nieuwsgierig naar alles buiten.
Op internet staan duizend do’s en don’ts voor wanneer je katten verhuist. Een daarvan is dat je ze in één ruimte moet opsluiten en pas in de loop van een aantal dagen ze toegang moet geven tot meer ruimten. We waren dat eigenlijk wel van plan, maar Litha was helemaal niet gespannen. Ze leek eerder enthousiast en zodra ze binnen was begon ze een verkenningstocht langs alle kamers van het nieuwe huis.
Het leek ons wel verstandiger om haar binnen te houden de eerste dagen, vanwege alle waarschuwingen die we gelezen hadden. Daarvoor moest ze een kattenbak hebben, die ze nooit eerder nodig gehad had. Ik heb toen een koelkastlade gevuld met verscheurde kranten en haar in mensentaal maar uitgelegd wat de bedoeling was. Tot mijn verbazing snapte ze het perfect. Ik had toen een tuigje voor haar gekocht, zodat we haar mee naar buiten konden nemen. Daar moest ze niks van hebben, en het was een en al awkward.

Toen we de volgende ochtend beneden kwamen, stond de achterdeur open en Litha was weg. De schrik sloeg ons om het hart en ik was me al serieus aan het voor te bereiden om te accepteren dat ze nooit meer terug zou komen. En welke sukkel had de deur open laten staan?! Maar een uurtje later kwam ze vrolijk aanwandelen ergens uit de wijk alsof ze hier al jaren woonde.
Niet veel later hoorden we de buitendeur open gaan. Wat bleek? Litha deed zelf de buitendeur open!

In begin leefde ze weer helemaal op in Dinxperlo. Ze pakte het jagen weer op en bracht een redelijke portie van de lokale wildlife mee naar huis.
Maar uiteindelijk werd het toch tijd voor haar om haar oude dag te aanvaarden. Waarschijnlijk kreeg ze wat last van artrose, waardoor ze niet meer zo snel en soepel was en ook niet meer de deuren kon open springen.

Twee keer hebben Margo en ik een ceremonie gedaan waarbij we in een andere staat van bewustzijn kwamen. Litha merkte dit onmiddellijk op. De eerste keer kwam ze wat leek op bezorgd op me springen en begon intensief mijn gezicht te bekijken en te besnuffelen, totdat ze zich er van verzekerd had dat ik in orde was. En op dat moment realiseerde ik me dat wij niet alleen voor haar zorgen met eten, maar dat zij ook voor ons zorgt.
Een tweede keer hadden we muziek aanstaan en hadden we een blinddoek om. Litha kwam toen ook naar me toe en wilde door mij opgetild worden. Ik heb haar toen heel lang tegen mijn hart gehouden en gevoeld hoeveel liefde er vanuit dat beestje voor ons was.

Enfin, nu wij een groot huis hadden, vonden we het wel zonde dat er zoveel kamers waren waar maar steeds geen kat in lag. We wilden heel graag wat kittens. Maar we wisten niet of het een goed idee zou zijn; Litha was haar hele leven al heel tevreden alleen geweest. We hebben ook al eens jaren geleden een poging ondernomen om een kitten in huis te halen; Litha was toen woest. Vooral op mij, omdat ik de kitten binnen gebracht had.
Maar toen de poes van Margo’s dochter Tara één dag voor ze gesteriliseerd zou worden uitgebroken was, hadden we toch het gevoel dat dit het moment was om kittens in huis te nemen. Uiteindelijk kwamen Raaf, Lilly en Nimue ook bij ons wonen.
Omdat ik altijd het gevoel heb gehad dat Litha ons begreep, heb ik het haar maar in mensentaal uitgelegd en haar aangeraden om lief te zijn tegen de kittens en ze te accepteren. En dat deed ze. In de eerste week dat ze hier waren, had ik ze al alle vier op schoot.

Maar in plaats van de kittens het goede voorbeeld te geven, nam van de gelegenheid van stoute beestjes in huis gebruik door de regel van ‘niet op het aanrecht’ maar volledig naast zich te leggen.

Wanneer Litha in de keuken haar miauwtje liet horen, dan kwamen de kittens aangestormd, want dat betekende soms eten.
En als het dan daadwerkelijk etenstijd was, dan zetten we een bakje voer voor ze neer en dan stonden ze daar alle vier gulzig te schransen rondom, met in elke windrichting een staartje.

Het einde

Donderdag begon de dag als alle anderen. De katten doken vol gulzigheid op het eten. Maar halverwege het eten stopte Litha met eten en begon echt heel bizar te bewegen. Ze kon haar onderlijf niet meer bewegen, bromde af en toe hard en verkrampte verder helemaal. De kittens waren zo diep onder de indruk dat ze stopten met eten en niet dichterbij durfden te komen. Raaf was buiten gaan staan met alleen zijn kopje binnen, door het kattenluik.
Wij waren met z’n allen rondom Litha en begonnen ons al te realiseren dat dit het einde was. Wat hebben we gehuild! Alleen Galahad was nog een beetje te jong om de omvang van de gebeurtenis te beseffen.
Achteraf begrepen we dat ze waarschijnlijk een beroerte had. Na de aanval was ze niet meer de oude. Ze at en dronk niet meer. Ze kan nauwelijks nog lopen op haar achterpoten, staarde wezenloos voor zich uit, kon niet meer lang en diep slapen en ze reageerde nog nauwelijks ergens op. Ze zwalkte af en toe haar geroutineerde paden, maar haar geest leek al weg te zijn.

Het was zelfs zo erg dat ze op vrijdagochtend bij Margo onder de douche was gaan zitten – alsof ze niet doorhad dat die aan stond.

Ik ben met haar naar de dierenarts gegaan. Met haar op een stoel, net als tijdens de verhuizing. Ik brak bij het besef dat dit hoogstwaarschijnlijk haar laatste reis zou zijn. En het werd des te moeilijker voor me toen ze door het avontuur weer een klein beetje opleefde; het wezenloze verdween uit haar blik en ze keek weer nieuwsgierig naar de dingen buiten.
In de wachtkamer wilde ze ook op verkenning uit gaan, ook al kon ze haast niet meer lopen.
Dit maakte het voor mij wel extra moeilijk. Hadden we haar niet te weinig tijd gegeven om te revalideren? Was het inderdaad het beste om in te grijpen? Was haar leven echt voltooid? Waarom wordt het voor mensen zo moeilijk gemaakt om op deze manier waardig te kunnen sterven – terwijl het voor dit gezinslid zo veel te makkelijk lijkt?

Ze spon op mijn schoot. Ik was dankbaar dat de dierenarts lang op zich niet wachten. Maar uiteindelijk riep hij ons toch bij zich. Hij onderzocht Litha, maar stelde vast dat haar lichaam echt totaal op en versleten was en adviseerde dringend om euthanasie toe te dienen.
Ze kreeg eerst een narcoseprikje en viel op mijn schoot in een diepe slaap. Die slaap had ik haar thuis zo gegund. Ik had haar het liefste zo met me mee genomen, maar ze moest ook nog het tweede prikje krijgen. En daarna was het wel heel snel gedaan. “Haar hartje klopt niet meer. Ze is nu overleden” zei de dierenarts.

Op weg naar huis lag ze op de stoel naast me. En ik heb zo gehuild als ik mijn hand op haar legde of het bruine schijnsel in haar zwarte vacht zag. Altijd was ze er voor me om me te troosten. Maar nu nooit meer in deze fysieke vorm.
Het was heel gek, maar onder het rijden had ik heel sterk het gevoel dat ik troost kreeg van Dorus, een van de katten van mijn jeugd. Het deed me realiseren dat tijd en ruimte ook maar dingen zijn waar we als mensen maar beperkt in kunnen navigeren of begrip van kunnen hebben.

Litha’s lijfje heeft nog een tijdje op tafel gelegen. De kinderen hebben ernaast van alles voor haar geschilderd, terwijl ik het aaide. Later hebben we nog de vlooien die er genoeg van hadden één voor één in een glas water gestopt, terwijl we over haar praatten. Ik heb nog voorgelezen uit een van mijn lievelingsboekjes, Veronica’s Drievoudig Licht over de wijze kat Moetsepoes, die uiteindelijk ook moest sterven. En hoe hij zijn eigen persoon ontwikkeld had, waardoor hij zich kon losmaken uit de moederziel der katten. En dat hij op deze manier door de verbinding van liefde een brug kon maken naar de andere wereld.

In de avond hebben we haar lichaam begraven tussen de sering en de vlinderstruik; haar favoriete plekje in de tuin. In de zomer lag ze daar dan lekker te kijken naar hoe de kittens aan het stoeien waren op het gras. Dat leek ons de beste plaats om haar lijf terug te geven aan Moeder Aarde.

Ik kan een heleboel mooie wijze woorden schrijven over leven, dood en de schoonheid van beiden. Maar ik was toch even vergeten dat er ook een rauwe pijn hoort bij het verlies. Ik weet ook dat die uiteindelijk over zal gaan en dat een huis zonder Litha zal wennen. Maar toch beangstigde het me. Want ik weet ook dat de dood vaker geliefden van me zal scheiden en dat ik meer dan eens zal moeten voelen hoe er een iets van me losgescheurd zal worden. Uiteindelijk zie ik het sterven niet als iets anders dan transformatie, maar het is denk ik ook niet meer dan natuurlijk om eerst door de fases van rouw te moeten gaan, voordat we ons glimlachend kunnen ontspannen in dankbaarheid.

Nu denk ik nog vaak van ‘een week geleden zat ze nog hier en deed ze nog dat’. Maar de tijd zal ons allemaal steeds verder doorschuiven tot ik niet meer iedere dag aan haar zal denken.

Tijdens het schrijven van deze tekst heb ik ook nog wel wat tranen laten stromen. Maar het op- en uitzoeken van oude foto’s gaf me ook veel plezier. Wat ben ik dankbaar voor de tijd samen met dit vriendinnetje!

Mijn muziek #2

Tempus fugit. Ik wilde schrijven dat ik iets van twee jaar geleden een stukje over mijn muziek geschreven had. Maar dat bleken zeven jaren te zijn inmiddels..! Ik vind het tijd voor een update. Weer tien nummers die van betekenis voor mij zijn met tekst en uitleg. In willekeurige volgorde; ik heb wel geprobeerd om wat verschillende genres voorbij te laten komen.

1. Doorbraak

Nemesea – Caught in the Middle
Genre: Rock/Metal

Nemesea is een Nederlandse band, waar ik lang geleden wel veel naar luisterde, maar die ik een beetje uit het oog verloren was. Spotify suggereerde terecht dat ik dit nummer wel leuk zou vinden.
Ik vind de opbouw in de tekst en de muziek heel goed. De eerste twee coupletten gaan over hoe de hoofdpersoon zich diep in de put voelt zonder uitzicht. Maar dan komt in het refrein de wens om te weten hoe ze zich beter kan gaan voelen. Ze zoekt het nog wat buiten zichzelf en is ook voorzichtig: “Yes I know, nothing comes for free”.
In het vierde couplet is er weer een terugval, maar daarna komt er toch echt een omslag. De onzekerheid verdwijnt na het refrein, ze vindt de kracht in zichzelf en dat “it comes for free”. En de muziek weerspiegelt die opbouw heel mooi.

Wat ik in dit nummer zo gaaf vind is deze omslag, deze doorbraak. Ook in mannencirkels heb ik hier vaak getuige van kunnen zijn. Van hoe iemand ‘ik kan het niet’ weet te veranderen in ‘ik weet wat ik wil en hoe ik dat doe!’.

En nou heb ik mijzelf al in lange tijd niet zo verloren gevoeld als de hoofdpersoon in het lied, maar er zijn zeker momenten geweest waarin ik de uitweg uit een situatie even niet zag. En meezingen met die lied heeft me wel geholpen om er weer bovenop te komen.

2. Mythologie

Amorphis – Silver Bride
Genre: Metal

Ik hou veel van de muziek van de Finse band Amorphis. In de muziek worden rauwe grunts gecombineerd met de volle stem van de zanger. De meeste van hun albums gaan over mythologische verhalen. Het nummer dat ik hier wil delen, Silver Bride, komt uit het album Skyforger, dat grotendeels gaat over de smid Ilmarinen, een belangrijk personage uit de Kalevala, het Finse nationale epos. Ilmarinen smeedde allerlei fantastische dingen. Waaronder de Sampo (ook de titel van een nummer), een molen die eindeloos goud en zout maalde. Die belandde uiteindelijk in zee, wat verklaart waarom die nu zo zout is.
Silver Bride gaat over een tragische episode uit Ilmarinens leven. Zijn vrouw is gestorven door een vloek. En hij probeert haar evenbeeld van goud en zilver te maken, maar zonder succes: “I brought no sighs to the silver lips. No warmth from the gold”

3. Sopranen en gitaren

Nightwish – The Greatest Show in Earth
Genre: Metal

Eén van de bands die al het langst in mijn leven is, is Nightwish. Toen ik 15 was, begon ik zelf een beetje muziek te ontdekken. Ik was begonnen bij de zoete muziek van Enya, maar via de rustigere nummers van Nightwish, ben ik langzaam meer de metal gaan ontdekken en dat heeft een duidelijke stempel gedrukt op de muziek (en sommige mensen) in mijn latere leven.

In het begin had Nightwish Tarja als zangeres. Een echte operazangeres met een super krachtige stem. Maar zij was wel een verwende diva (ik heb dat zelf ook wel bevestigd gezien toen ik als vrijwilliger op een festival werkte. Daarom ging de band op zoek naar iemand anders. Via een Finse zangeres kwamen ze uit op de Nederlandse Floor Jansen. Zij is inmiddels ook best wel beroemd bij een breder publiek omdat ze de televisieshow Beste Zanger van 2019 won. In de tijd dat ik 15 was, was zij de zangeres van de Nederlandse band After Forever, die ook wel echt coole muziek maakte.

Daarom was het wel lastig kiezen welk nummertje ik hier naar voren zou brengen. Ik heb gekozen voor The Greatest Show on Earth omdat er zoveel in zit (moet ook wel in 20 minuten). Zowel muzikaal, als qua inhoud. Het gaat over de geschiedenis van het universum en het leven op aarde. En hoe bijzonder het allemaal is, wat sowieso een thema van de laatste twee albums is.

In het nummer wordt ook “We were here” gezongen. Eigenlijk gaat dat over dat wij als individuen bestaan hebben in het universum. Maar ik zong het ook mee toen ik in 2018 bij een concert in de Ziggo Dome geweest was. Het was best een happening en indrukwekkend. Maar ik was daar.

Ook niet te missen:

After Forever – Monolith of Doubt (met Floor Jansen)

Nightwish – Sacrament of Wilderness (met Tarja Turunen)

Nightwish – I Want my Tears Back (met Annette Olzon)

4 & 5. Tegenpolen

De volgende twee nummers pak ik samen, omdat ik ze op dezelfde dag leerde kennen en ze me in gelijke mate aanspraken, terwijl ze totaal tegenovergesteld zijn. Maar juist die tegenstelling vind ik zo interessant.

Ajeet – Kiss the Earth
Genre: New Age / meditatief

&

FalKKonE – BFG Division
Genre: metal / game cover

Ajeet maakt hele lieflijke muziek over licht en liefde. In het nummer zit de tekst “Let’s kiss the earth we walk upon with our foutsteps” en dat vind ik zo mooi. Het hele lied is een soort van gebed aan de schoonheid van het leven. En daar houd ik echt ontzettend veel van.

Maar het leven als mens op aarde is niet alleen maar licht en liefde. Er is ook van alles in de schaduw wat niet ontkend moet worden.

Mijn andere nummer hoort bij een game serie, DOOM. Dat bestaat al best lang; ik speelde het voor het eerst toen ik ongeveer tien jaar oud was. Voor die tijd was de game al heel bruut: met een kettingzaag en een shotgun allerlei demonen te lijf gaan. Dat concept is nooit veranderd, alleen de graphics zijn veranderd van pixels naar haarscherp bloed dat bijna het scherm af spat.
De game heeft eigenlijk nooit de moeite genomen om de hoofdpersoon een naam te geven, dus heet hij maar Doomguy of Doomslayer. Hij is niet vriendelijk en brengt ook nauwelijks meer uit dan: “rip and tear”. Niet echt een rolmodel van masculiniteit. Of van wat dan ook eigenlijk. Maar hij is wel stoer en komt wat er van de mensheid over is redden.

Ik heb overigens wel even zitten nadenken wat mij er nou zo aan intrigeert, maar ik denk dat het antwoord ligt in het contrast. Tussen licht en donker. Teder en bruut. Ik werd ook pas enthousiast over de laatste versie van de game toen ik een trailer zag waarin naast de demonen ook een volk voorbij kwam wat schoonheid gecreëerd had in steden met rijzige torens.
Ergens deed het me ook denken aan de boeken die ik het allerleukst vind: die van de schrijver David Gemmell. Hij was in staat om zielloze monsters te schetsen in dezelfde wereld als prachtige liefdevolle wezens.

Hoe dan ook, het nummer hier is een cover van de originele soundtrack. De vernieuwde versie is al metal, maar deze cover nog meer. Doomguy mag dan niet inspirerend zijn, maar ik vind de muziek wel motiverend. Zeker in in de sportschool, vooral op de bokszak. Zou Doomguy stoppen omdat ie moe is? Door dan!

6. Trance dans

Lindsey Stirling – Trancendence
Genre: Electronic

Lindsey Stirling is goed met een viool. Ze speelt daar veel verschillende muziek binnen verschillende genres mee.
Het nummer dat ik wil hier wil delen vind ik ontzettend mooi. Ik heb er eens een zo fijn op gedanst met Galahad. Er zitten van die mooie lange zwieren in het nummer en die zijn ook heel makkelijk om te zetten in beweging. In het geval van mijn vrolijke herinnering van een genietend mannetje dat door de lucht zwierde op de muziek.

7. Elf of engel?

Fralalai – Elven

Het lied van Ajeet was al een elfachtig dromerig lied, maar daarvan zou ik er graag nog eentje delen. In mijn vorige stukje over het bijwonen van de documentaire Kiva: The Call of the Wisdom Keepers had ik al benoemd dat ik erg onder de indruk was van de muzikante Fralalai. Ik schreef dat ik haar optreden iets tussen dat van een elf en een engel vond. In het stuk hieronder gaat ze zelf voor elfen.

Ik vind haar muziek bijzonder bezield. Zij brengt heel veel schoonheid in de wereld en dat waardeer ik zo ontzettend. Ook in de woorden die ze gebruikt. Van haar website:

Fralalai is a Harpist, Singer and Artist  who embodies the elemental energies of nature, archetype and myth, awakening what is sacred, magical, mysterious and profound.

Through the shimmering strings of her harps, the earthy beat of her drum calling, the angelic tones and emotional depth of her voice, she weaves ethereal and grounding melodies with hints of Celtic atmospheres and archaic chants.

The delicacy and power of her astonishing singing voice resonate from high celestial dimensions to the vibrational depth of the earth, weaving incantations in a universal language which speaks to the heart.

Fralalai

8.

Omnia – A World of Omnia
Genre: pagan folk

Een andere groep wiens muziek mijn halve leven bij me is, is Omnia. Onder andere omdat zij vaak optraden bij de fantasy festivals waar ik vrijwilliger was, heb ik ze als persoon ook van relatief dichtbij meegemaakt. Dat maakt dat ik wat gemengde gevoelens heb. Zij hebben zich een tijd lang politiek uitgesproken, maar wel op een tenenkrommend lompe manier. In de kern kon ik me vaak wel vinden in hun opvattingen, maar de manier waarop zij zich uitten, maakte het moeilijker om die mening te hebben. Ook hun manier van doen op de festivals werd steeds meer onbehouwen tot het punt dat ze niet meer welkom waren op Castlefest. Eén van hun nummers heet I don’t speak human, en dat was misschien inderdaad ook wel het probleem.

Het maffe is dat die lompheid niet terugkomt in hun muziek en dat die heel erg veel schoonheid bevat en liefde voor vrijheid en de natuur naar voren brengt. Op het moment van schrijven luister ik naar het nummer Bran, waar ik zo op kan wegdromen.

Maar het nummer dat ik hier ga neerzetten heet A World of Omnia. Het is een elektronische mashup van zeker drie van hun eerdere nummers. Maar het is op een prachtige en mysterieuze manier in elkaar gezet.

9. Klassiek en elektronisch

The Piano Guys – Titanium / Pavane

Het volgende nummer is ook een elektronische combinatie tussen verschillende nummers. Maar dan ook echt verschillend. The Piano Guys hebben een geweldige mix gemaakt van het prachtige klassieke Pavane van Gabriel Fauré en het moderne pop/dance nummer Titanium van David Guetta. Ik vind dat ze het beste van beide nummers combineren. Persoonlijk houd ik veel meer van Pavana, maar in deze versie zit een bepaalde opbouw die het klassieke nummer alleen maar krachtiger maakt.

10. Country music

Ilse de Lange – Lay Your Weapons Down
Genre: Country

Van de meeste country nummers die ik leuk vind, wist ik van te voren niet dat het tot dit genre behoorde. “Country” zei me niet zoveel, ik moest daarbij denken aan cowboys die aan het line-dansen waren. Maar het blijkt veel meer te zijn dan dat. En ik vind sommige country muziek gewoon echt leuk. Er zit een fijn ritme in, denk ik.

Het onderstaande nummer hoorde ik eens op de radio. Na wat zoeken kwam ik er achter dat het van Ilse de Lange is.

De tekst vind ik ook mooi. Die gaat over hobbels in de weg in een relatie, zoals ik die ook wel meegemaakt heb.

Say what we need to say
And love before it’s lost
‘Cause what we have is real
And real can hurt sometimes
But just because it hurts doesn’t mean that we say goodbye

Ilse de Lange

Kiva: The Call of the Wisdom Keepers

The other day one of my brothers had tagged me in a Facebook message about an event. I didn’t really have the time to check it out, but it stuck somewhere in the back of my mind. Yesterday morning I remembered and bought the last ticket, still not fully realising what the event was about.

When I arrived, I found out I was going to see a documentary. It was about something called Kiva. This a big ceremony in which wisdom keepers from different indigenous tribes from all across the globe contribute to in their own unique way. Maori, Sioux, Australian Aboriginal, Arab Sufi, Scotsmen, Masai… you name it, all were present in the documentary. Three of them were physically present too and would address the audience as well.

Before it all started, there was a musician performing. I found her to be something between a human, an elf and an angel. She sang two songs. The first accompanied by harp, the other by drum. I have rarely experienced such soulful and enchanting music. Her name is Fralalai. The music reminded me of the music of Lisa Gerrard and Therese Schroeder-Sheker, but where their music touches something mystical, Fralalai’s dives in in full. I highly recommend her music.

Then the documentary started. It was really cool to see how it started by a vision of one man. I can’t recall all the details, but the vision involved a divine woman coming from the earth and a fire around which people gathered.
And it was beautiful to see how so many indigenous people be present on one location; sharing, laughing and praying together – all in their own unique way. But all experiencing connection. Connection to one another, humanity, this whole earth and the whole of existence.

There have been held multiple Kivas worldwide and the documentary showed fragments of some of them. Also it told about the coming to be of it. And some of the wisdom keepers shared some of their insights.

The Elders

After the film, the three present Elders spoke. I must say I am not automatically impressed when someone is indigenous or holds the title of Elder, but these people were quite something.
The first of them was Shirley Krenak, of the Krenak people, who in the Amazon jungle. She struck me as a fierce warrior. She had a piercing gaze like I have never seen before. Even while I was sitting in the back of the crowd, I felt her seeing straight through me.

Her call was one of action. She addressed the issues her people at home were facing. Upstream the river where they dwell, corporations are mining for lithium. The stuff we use for the batteries of our cars, bikes and phones. However, all life from that river has disappeared as a result. Her people have to fight to protect their lands, the earth and the waters. This is not without danger. She told us that one of her relatives had been shot three times in the head because of this.
Her grief was obvious. Still, she spoke of forgiveness and love, which I admire. And she spoke up against the planning of a huge lithium factory in the Netherlands.

One of the posters featuring Shirley Krenak

The other speakers were Cheryl Angel from the Northern American Lakota and Sankale Ole Ntutu of the African Masai.

I thought of Cheryl Angel embodying a warm mother archetype. She spoke about the Black Hills in her land, where gold is to be found – drawing forth mining companies.
She also spoke about decolonisation and souvereignitiy.

Sankale spoke about the fencing off, which is happening in his country. Parts of the wilds are being fenced off, which affects the whole ecosystem, because it hinders the migration of animals. Which results in lions resorting to eating the tribesmen’s herds and eventually the tribespeople themselves as well.

Connection

I wanted to answer the call of action. To join the Elders in their fights to protect what is sacred. But how?

It is not some natural disaster that is threatening these people and these lands. It is not aliens. It is not impersonal. No, it is other humans who are doing the ruthless exploiting. I recently had the same realisation during the Memorial Day and subsequent Liberation Day; that it freedom is never threatened by any natural phenomenon, but only by other humans who wish to see the freedom of others diminished.

In this situation with the mining, it is humans caught in a complex system, where it is so difficult to call out the ones responsible. Who is? The consumers who desire products? The CEOs of the companies who are being judged by the shareholders? The shareholders who often have little means to be fully aware of what they are investing in? Specific people in specific governments?

It could help for me to consume less or take to the streets in protest. But I think the best way to change is to help people feel connected. Because I have experienced this myself, I firmly believe that when a human feels connected to something, they want to care for it as best as they can.

I feel deeply connected to life itself and to the earth. I have experienced moments where I felt hardly any distinction between me and the earth. I’ve had experiences of clearly feeling how I am being sustained by the earth; earth as a Mother. And I have had moments of feeling love for humanity – of which I am an inseparable part. I believe that if one person can heal themselves, they heal all of humanity a little.
I guess this can sound pretty woolly and floaty, but I am confident that anyone who has shared such an experience will immediately know what I mean.

In the men’s work I facilitate through Wild and Sacred Men, I help men to remember their connection to so many things: their own wild nature, nature around them, to brothers, to all of life.
And I strongly believe that these men, when they remember their connection, instantly become better caretakers for life.
It is my hope that the people in power will do the work as well – so they remember that they have been given power to be able to serve the whole.

My main challenge is to reach the people who don’t know they don’t know. Those who are disconnected without being aware that they are.

I think this might be the best way for me to contribute to that fight. And surely, when I’m in the position to have my voice being heard, I will ask corporations to refrain from using blood-stained resources. Or to invest in innovation that might allow harmless extraction of raw materials. Or to ask governments to protect the people. To demand that people come before profit – and not only human people.

When the evening was done and I walked through the city, I felt quite the estrangement: that just moments before a woman had been telling me about the intensity and the tragedy of her and her people’s struggle to protect their homeland. And that I then was strolling along side walk cafes, where the people could have carefree fun while being oblivious to that hardship that is going on on another place of the world that I had just been confronted with.

Sankale on the right

In any case, I value the land and the remembrance of human connection to it. The Kiva ceremony and the documentary honor that, so it resonated with me. Being made aware of the harm that is caused because of disconnection made my resolve stronger to continue and expand facilitating the men’s work.

Wild and Sacred Union

Doing men’s work is so very good for men and doing women’s work is extremely beneficial to women. But to bring together a men’s and a women’s circle – that is next level.

These past few days Margo and I hosted Wild and Sacred Union together, which was exactly that. She would lead a women’s circle, and I the men’s. Starting off together, parting the second day and rejoining the third. I’d very much love to tell about that event (from my perspective as one of the men) because what happened there was nothing short of profound and we definitely want to make this happen more often! And I would love it so much if more people

“You are safe with me”

After – or rather, during – the introductions already we were confronted with the harsh fact that many of the women did not feel safe with men.

So working with this would be essential for our togetherness to be functional. We did so by performing an exercise in which the men and the women would tell about the pain that was caused by the other sex, while being witnessed by them as representatives of the masculine/feminine.

I think I could summarise the men’s pain to being ridiculed, running into walls of ice and non-communication and the feeling offering all we are, but being rejected.

The women’s stories were quite detailed and painful to witness. They told stories about distressing encounters with men. These were stories about not being taken seriously, being deceived, being abandoned, being threatened, being, abused, being assaulted and even being raped. And stories about having to fear for their children’s – especially their daughters’ safety.

For the men this was a lot to take in. Many felt anger for what had been done. Some of them had been kneeling during the whole ceremony, embracing the ache in their joints. Initially I feared they were hurting themselves out of collective guilt, but for them it was show of knightly presence and sincere respect. We took some time together discussing what we had witnessed. We decided things should change. And that we would be part of that change.
As we went back to the women, we found them in a process of their own. We stood all around them, holding space for them. Then we asked them to face all of us. We went down on one knee while looking into their eyes. Each one of us made a pledge such as: “We will keep you safe”, “We will make sure you are treated equally” or “We will keep your children safe. Our children.”

This was received with so much gratitude and answered with so much love. We had been together for about two hours or so, and many tears of healing had been shed already.

During the sunset we shared food together atop the Tor. And as the sun went down, we said our goodbyes. The women descended southward, the men in the north.

Admiring the sunset

Each their own power

The retreat’s middle day for the men was about masculinity. About being with fellow men and working on ourselves. I offered a variety of exercises that would make us more present within our bodies, help us to feel more powerful and to connect to (our own) nature and one another.

We used the magical landscape around Glastonbury for all of that. This whole place is associated with the island of Avalon; the magical place inhabited by priestesses, where King Arthur was taken after his final battle to either heal or die.

To give some examples, we did an exercise about being steady as the oak through any adversity next to the majestic oaks Gog and Magog.
And we performed the ceremony of the blessings of the Father and the Mother at respectively the White and the Red Spring.

Or we engaged in Sacred Combat in the Avalon Orchard, an apple orchard at the bottom of the Tor. The apple is tied to Ynis Avallach “the Isle of Apples” (another name for Avalon). And the symbolism of apples is extremely rich. Among many other things, the apple is associated with life and death. As is combat.
Though that specific day, our sacred combat didn’t bring up any difficult processes; it was a real celebration of life and joy for the brothers. Which is also a thing the apple has to offer. 🍎

The women did their own work, such as a powerful ceremony at the (Dragon’s) Eggstone about giving birth to their true potential and that which they come to bring to this world.

The aim of this day was to have both the men and the women being in their own power.

“I love you. It is so easy to love you”

So far the weather had been really kind to us. We were even told that these had actually been the first two nice days in Glastonbury so far. But the third day started off dark and rainy and the predictions weren’t looking too good either, so we hired a space instead.

Fortunately there were two separate rooms we could use, so the men and women could still start separate, to prepare for the oncoming Sacred Union. So after the men had done some exercises together, we all blindfolded ourselves and sat down, waiting for what was to come.

The moment the door opened, I was deeply touched. The women stepped in, singing, forming a circle around us. They gently took our hands and led us to the other space. What we felt was a moment unconditional love. Tears were streaming down my face behind the blindfold.

The rest of the time we had inside, we worked on (re)building trust and exchanging love.

Naked in the Water Temple

We had been granted private access to the White Spring. In my opinion this is the most magical place in the area. Water from below the Tor streams through various bassins of this temple that is built into the hillside. It is a candlelit sanctuary. Taking pictures is not allowed and it is required that all electric devices are switched off.

While the men prepared at the shrine of the masculine, the women undressed in theirs and entered the water. For many men, myself included, it may be quite natural to be captivated by the attractiveness of bodies of others, but in this sacred setting none of us were in such a state; we only saw the beauty of the women – of their soul – without experiencing distraction of lustful desire.

The men stood around the water while the women prepared the ice cold water with the deep love flowing from their hearts and only when their were ready to receive us in their middle they invited us in. Though the water was still cold it felt like a warm bath, we were fully received in their love.

The masculine received by the feminine, it created a field – or rather a pool – of fertility. It was so very sacred and pure. Next we would be blessed and rebirthed in the cold water amidst the warm hearts around. an initiation in Love.

So quickly our hour in the water had run out. After our ceremony of Sacred Union, the next group in the White Spring would baptise a baby. The serendipity of it was not lost to us.

Before the eyes of the world

We exchanged the seclusion of the White Spring sanctuary for the wide openness of the Tor.

I would lead the ceremonies here. I like it how everything unfolded very different from I had planned it.

We came together in circle. The men would show up in their voice, after that the women would do the same. Afterwards the men would start to sing again. Creating a strong base, a deep, safe, foundation. then the women would join in. Like in the White spring earlier the masculine and the feminine weaved magic together. A magic that would allow us to sink even deeper in the union.

Fully submerged in the soundbath

Before we would go into a ceremony of power, we opened up the circle for anything that still needed to be expressed. This turned out to be so many different things that working these out would be the only thing we would be doing on the Tor before we ran out of time. And all of it was so beautiful! This ceremony even extended itself into the next day, into the next location; the Chalice Well Gardens.

I’d like to share what came up for myself. My brother Michael had told us how he had remembered his inner fire during the men’s day. I wanted to see him express that and my own as well.

Afterwards I spoke of how we men had been presenting ourselves as very gentle, soft and caring, but that we nonetheless have great strength and sexuality. But that healthy masculinity is about knowing when and how to wield such power.

Likewise, we’ve held an exchange of sacred rage. To see the wild wrath of the other. The anger that comes up when things that are dear to the heart must be protected. I remembered moments of the past when Margo roaring at me with fire in her eyes, not to fight against me, but for us.
At first the men felt a little scared facing so many women uphill who were about to unleash their fury, but then they realised they could remain firm and hold space without running off or trying to belittle.
When we switched turns, it felt rather difficult to connect to anger after having been in such a loving atmosphere for all this time. But eventually we could channel some. It was grand to see the women admiring the force instead of cowering for it, for they knew this could be wielded for the protection of what is sacred.

Beltane celebration

Throughout the weekend we also had a number of fun breaks. For shopping the many shops for magic items, for eating out together or for dancing to musicians who had set up at the Tor at night.

At May Day, most of us gathered at the top of the Tor at sunrise. There was an official celebration with ritual, poetry and traditional dancing. And we also held a ceremony of our own. At the end of it, we started singing and inviting others in the circle, until most of the two hundred people on the Tor were joining. “Hold my hand, brother, hold my hand sister!” we were singing, while holding hands, spiraling and looking in each others eyes.
The love and connection that were shared within our own little tribe could be spread to all.

Down in the Chalice Well Gardens was a traditional Beltane celebration. With live music, dancing, a jumping the fire and a maypole. I felt so joyful to see all the beautifully dressed people with flowers i their hair smiling and enjoying themselves so much. Everyone was being so merry, which I’ve come to think as as a uniquely British quality.

Because I was up so early in the morning, I didn’t really have the energy to attend the town’s big festivities. But still I love it. There are declamations, a white and a red dragon parading the streets, many green men, priestesses, fire, the maypole being put in the consecrated hole in the earth, music everywhere… A huge celebration of life; the merging of the white and the red: the sacred union.

On top of all of that celebration, we even got to celebrate a real proposal within our own little tribe!
I often think about how funny it is that in my experience when women start to do the women’s work, they often realise their relationship is a bad place and they leave it out of self care – but that when men start to do the men’s work, their relationships improve hugely.
And another couple decided on the spot to have the profound experience of these days engraved on their bodies.

While writing this, my heart feels open and so happy. So much more I would like to tell and show, but my text is already much longer than I intended to.

I like to believe that interacting with an another as we did these days is a human’s natural way of interacting. With deep-felt love and care for the other and the utmost respect.
I wish this for everyone.

Mannencirkels… Hoezo eigenlijk?

De mensen die mij al wat langer kennen en/of volgen zal het ongetwijfeld opgevallen zijn dat ik sinds de zomer van 2022 steeds vaker (in het Engels) over “mannenwerk”, “mannencirkels” en “Wild and Sacred Men” praat. En misschien ook dat ik daar zelfs de televisie mee gehaald heb.

Maar toch heb ik soms het idee dat ik in mijn enthousiasme wat stappen overgeslagen heb in het uitleggen wat dat nou precies is en wat de meerwaarde is van deze nieuwe hobby. Dat wil ik in dit stukje graag rechtzetten.

Vrouwenwerk

Mijn lieve vrouw Margo werkt al twintig jaar met groepen vrouwen, maar heeft zich de laatste tien jaar volledig daarop toegelegd, zonder mannen dus. In het begin vond ik dat stom; we hadden namelijk samen groepsreizen naar Engeland geleid en wat meer losse workshops voor gemengde groepen aangeboden. Maar voor mij was er geen plaats in vrouwengroepen. Af en toe heb ik dat nog wel mopperend discriminatie genoemd.

Gaandeweg kreeg ik wel veel meer respect voor haar werk. Aan de reacties van de vrouwen die mee gedaan hadden, begreep ik echt wel dat het life-changing was, wat ze deden. Maar echt helemaal begrijpen deed ik het nog niet. Als ik aan anderen probeerde uit te leggen wat ze deed, dan vertelde ik dat er dan een groep vrouwen bij elkaar kwam, dat ze heel hard gingen schreeuwen en huilen en dat ze zich dan honderd keer beter voelden.

Op zich niet onwaar, maar die beschrijving doet echt geen recht aan de diepte en de vele andere aspecten van dat werk.

Mannenwerk

Ik ging het vrouwenwerk eigenlijk pas echt begrijpen op het moment dat ik zelf meegedaan had met een mannencirkel. Dat was er een van Sacred Sons, waar ik toen ook uitgebreid over geschreven heb (zie hier).

Wat ik toen ervaren had was verbinding, groei, zelfvertrouwen en kracht. Maar dan in zo’n overweldigende mate dat ik dit graag wilde delen met de wereld. Het is voor mij meer dan een hobby; missie is een beter woord.

Verbinding

‘Verbinding’ is zo’n woord wat ik soms probeer te vermijden omdat het voor sommige mensen misschien zweverig klinkt, maar toch kom ik er onvermijdelijk elke keer op uit. Het is ook gewoon iets ontzettend belangrijks. Sterker nog, het is voor mensen van levensbelang om zich diep verbonden te voelen met iets groters.* Dat kan bijvoorbeeld een organisatie zijn, andere mensen (zoals familie of vrienden) of God (wat dat dan ook maar voor iemand betekent).

In de mannencirkels waar ik deel aan genomen heb en die ik zelf leid, worden de deelnemers van begin af aan al uitgenodigd om heel persoonlijke dingen met elkaar te delen. Bijvoorbeeld dingen waarvoor je je schaamt of dingen die je nooit aan iemand hebt durven vertellen. Het is voor veel mannen doodeng om zich zo bloot te geven. Toch is het gek genoeg vaak makkelijker om zoiets te vertellen aan een vreemde.
Door het vertellen van zulke dingen gebeuren er in elk geval drie dingen. Ten eerste lucht het ontzettend op. Ten tweede voel je verbinding met een ander die zich óók zo open en eerlijk heeft op durven stellen. En ten derde maakt het het onnodig om een masker op te zetten; om je groter voor te doen dan je je voelt.

Het gevoel van verbinding groeit, naarmate je meer van elkaar ziet en voelt dat je niet veroordeeld wordt om de dingen waar je zelf onzeker over bent. Je krijgt daardoor echt het gevoel dat je elkaar kunt vertrouwen. Broederschap.

Naast deze menselijke verbinding, wordt er vaak ook een bewuste connectie gemaakt met de wereld om ons heen, waar we onlosmakelijk mee verbonden zijn. “Voel hoe je gedragen wordt door de aarde onder je…” “Voel het vuur van de zon, maar ook het vuur in jezelf…”

Bijna altijd gaan mannen ook naar huis met het gevoel dat ze beter willen zijn voor hun hele omgeving. Het gevoel van isolatie wordt namelijk minder.
Ik denk dat dit ook de reden is dat wanneer ik vrouwen vertel over dat ik mannencirkels geef, dat ze, als ze daar een beeld bij hebben, eigenlijk altijd reageren met: “Dit werk is zó nodig!”

Lichaam

Vaak wordt er ook gewerkt met allerlei fysieke oefeningen. Van ademhalingstechnieken, tot biomechanica, tot vechtsportoefeningen. Het doel daarvan is om uit het hoofd in het lichaam en het gevoel te komen. Mannen zijn meestal heel goed in alles overdenken, beredeneren, analyseren en voorspellen. Minder goed in voelen. Of gewoon zijn, als werkwoord.

Het verstand is hartstikke handig en tof, hoor, maar het neemt ook vaak de hele toko over. Door met het lichaam te werken is het makkelijker om te gaan voelen, wat in het dagelijks leven nogal eens in de verdrukking komt door overmatig denken.

Verder kan je echt een soort oergevoel van MAN zijn door bijvoorbeeld met z’n allen op de borst te slaan en de schreeuwen. Of the vechten terwijl je broeders om je heen staan en aanmoedigen en drummen. Over Sacred Combat heb ik ook al meer geschreven, bijvoorbeeld hier.

Expressie

Vroeg of laat komt er in de cirkel een moment om je echt voluit te uiten. In het dagelijks leven moeten we allemaal maar kalm blijven en een beetje normaal en netjes doen. Veel mannen hebben van jongs af aan meegekregen dat ze niet horen te huilen.
Maar ook de leuke emoties in onze cultuur uiten we redelijk lauw, als we niet dronken zijn tenminste.

Doordat we ons in de meeste sociale contexten niet vrijuit kunnen uiten, hoopt zich het een en ander op in het lichaam. En dan is het soms heerlijk om het er allemaal uit te mogen gooien. Keihard te mogen lachen, het keihard uit te kunnen schreeuwen, een fokking deuk in de grond te mogen slaan of gewoon te huilen in het bijzijn van anderen die je zien, begrijpen en niet beoordelen.

Een mogelijke bijwerking is wel dat je je kunt gaan afvragen bij waarom het eigenlijk verwacht wordt binnen families, vriendengroepen of zelfs professionele settings dat iedereen zich maar afvlakt.

Maar is het eigenlijk therapie dan?

In het mannenwerk kan er best wel wat trauma naar boven komen op verschillende manieren. Bijvoorbeeld door er over te vertellen, een verhaal van iemand anders te horen dat raakt aan je eigen ervaring, door te beginnen met voelen of door het lichaam te gebruiken op een manier waarop ellende die daarin opgeslagen lag loskomt.

En daar kan mee gewerkt worden. In zo’n cirkel kan al veel verwerking en heling plaatsvinden, al zal een leider van de cirkel iemand wel adviseren om een professioneel therapeut op te zoeken in heftige gevallen.

Maar het hoeft helemaal niet te gaan over trauma’s of pijnlijke emoties. Het kan best zijn dat zulke dingen helemaal niet aan de orde komen voor iemand. Je kunt zo diep gaan als je zelf wilt. Al is het wel zo dat hoe meer je geeft, hoe meer je er uit kunt halen. Een cirkel is een uitstekende kans om korte metten te maken met excuses om comfortabel klein te blijven en je shit te blijven wegstoppen en in je eentje mee te blijven dragen.

Wat een cirkel sowieso brengt is gewoon verbroedering: Er kunnen zijn voor anderen. Luisteren naar hun verhalen. Samen diepe ervaringen delen. Samen lol hebben. Samen vechten. Samen dansen. En samen lekker rauw man lopen zijn.

Oké, en waarom alleen mannen?

Toen ik het stom vond dat ik geen toegang had tot Margo’s vrouwencirkels, heeft ze vaak geprobeerd uit te leggen dat in een groep met alleen maar vrouwen heel andere dingen mogelijk zijn dan in een gemengde groep. Een voorbeeld wat ik altijd onthouden heb, was een retreat op een boerderij in Engeland. De vrouwen waren echt lekker ontspannen zichzelf aan het zijn. Tot het moment dat er een klusjesman binnenkwam om de vaatwasser te repareren. Dat ding stond vlak bij de ingang, dus hij kwam nauwelijks binnen en bemoeide zich helemaal niet met de vrouwen en was bovendien niet eens aantrekkelijk; toch veranderde er veel: De vrouwen gingen zonder dat ze het doorhadden ineens rechtop zitten, borst naar voor, met hun handen door hun haren en een toontje hoger praten…

Bij mannen is dat niet anders. Als er een vrouw in de buurt is, komen er wat primitieve instincten om de hoek kijken. De ruggen recht, interessante dingen zeggen, goed over willen komen.

Bovendien zijn er ook gewoon mannenzaken die voor mannen herkenbaar en makkelijk bespreekbaar zijn, zoals het mannelijk lichaam of de relatie tussen vader en zoon.

Hoe zweverig is het?

Er zullen vast mannencirkels zijn waar spiritualiteit niet benoemd wordt, maar in de cirkels waarin ik betrokken ben is dat wel zo. Het woord sacred geeft dat ook gewoon wel aan.

Voor mij betekent dat het benadrukken van de verbinding met iets groters. Er wordt gebruik gemaakt van ceremonie om bijvoorbeeld de elementen te belichamen of om transformatie uit te drukken. Ik zie het ook meer als een middel om een doel te bereiken.

Er zijn soms mannen bij die met die taal nog niet zoveel kunnen. Maar alsnog blijft er broederschap, samen diep gaan en lol maken over.

Is het alleen voor mannen in de dertig met een baard?

Ehm… Nee.

Wat levert het op?

Ik heb het nog nooit meegemaakt dat een man met een cirkel mee deed en schouderophalend naar huis ging met een gevoel van “meh”.
Het doet sowieso iets met de mannen. Maar laat ik het bij mezelf houden:

Sinds ik het mannenwerk ben gaan doen is mijn comfortzone twee keer zo groot geworden. Ik ben als mens en als man gegroeid. Ik ben me veel meer bewust geworden van gedragspatronen; als ik stomme dingen doe of overweeg, zoals het proberen te manipuleren van anderen, kan ik veel beter begrijpen waarom ik dat zou willen en een gezondere manier bedenken om voor elkaar te krijgen wat ik eigenlijk wil.

Ook heeft het mijn relatie sterk verbeterd. Vanwege de redenen hierboven: omdat ik mezelf beter heb leren kennen en meer zelfvertrouwen heb. In mijn geval omdat ik ook veel meer leiderschap in mijn leven heb genomen, waardoor ik sterker en mannelijker naast mijn sterke vrouw heb kunnen gaan staan.
“Mannencirkels zijn liefdesdrank”, zei een van de deelnemers die bij ook mijn eerste cirkel was. Ik kan dat beamen.

Verder heb ik het nodige trauma, waarvan ik nauwelijks wist dat ik er last van had, kunnen verwerken. Daardoor heb ik een heleboel schaamte achter me gelaten en voel ik me veel vrijer.

Ook heb ik ‘mijn stem bevrijd’. Ik heb sowieso mijn sterke angst om te zingen in bijzijn van anderen los kunnen laten, en ik vind het nu veel makkelijker om mijn stem te laten horen op elke mogelijke manier.

Tenslotte heb ik broederschap gevonden. Over de hele wereld heb ik nu broeders bij wie ik terecht kan als ik steun nodig heb.

Dus ja, ik kan mannencirkels van harte aanbevelen aan iedere man. Jong of oud, baard of geen baard, sportschool of wiebelig, hoogleraar of smid, stropdas of niet, homo of hetero… Al wat er nodig is, is dat je meerderjarig bent en voor anderen identificeerbaar als man.

* Over verbinding voelen zou ik nog veel meer kunnen schrijven. Ik denk dat het zinvol is om op te merken dat er een correlatie bestaat tussen criminaliteit, depressie en suïcide aan de ene kant en aan de andere kant het hebben van een totaal atheïstisch, mechanisch en atomistisch wereldbeeld. Verbinding zorgt voor zingeving.

Even eruit

Tien jaar geleden gingen Margo en ik samen op reis naar Spanje. Onze pre-huwelijksreis. We hadden samen nog geen kinderen (en geen geld) en het was gaaf om samen allerlei avonturen te beleven. Maar toen kregen we kinderen en hebben we dat nooit meer gedaan.

Een tijdje geleden zou Margo naar Turkije gaan. Alleen de afspraak die ze daar had, ging niet door. Haar vliegticket kon ze niet meer annuleren, wel omboeken; vrij willekeurig kwam ze uit op Mallorca. Daar kon ze een beetje bijtanken in haar eentje een paar dagen. Het zou zonde zijn om het ticket verloren te laten gaan.

Ze vond het zo fijn dat ze in dat moment spontaan voor ons beiden een spotgoedkoop ticket boekte. Naar Spanje weer. Mallorca.

Voor het eerst in tien jaar samen weer op reis! Langer dan een nachtje in Nederland. Margo’s dochter Tara is inmiddels al groot geworden en woont met haar vriendje op zichzelf. De kindjes konden bij hen logeren.

Weeze

Een dag voor de heenreis en een dag voor de terugreis; we hadden dus twee volledige dagen op het eiland.

We hadden een auto gehuurd en de vriendelijke man aan de balie gaf ons een gratis upgrade en vertelde trots dat we een splinternieuwe auto kregen. Het was een hele mooie auto, zei hij.

Ons appartement was aan de zuidkust, in Cala Santanyí. Dat is een dorpje dat bestaat uit een strand en een heleboel appartementencomplexen die vrijwel leeg stonden. Er was niks open, ook het supermarktje niet.

Ons huisje tijdens een lentemoment in Cala Santanyí

Dag 1: lente en zomer

De eerste dag was het mooi weer. Er was voorspeld dat het in de middag zou gaan regenen voor een hele lange tijd. Daarom wilde we zo min mogelijk tijd in de auto doorbrengen, hoe nieuw en geüpgraded die dan ook mocht zijn.

In de ochtend maakten we een wandelingetje naar Es Pontàs; een hele grote boog van rots in de zee. Ik wilde daar heel graag doorheen zwemmen. Het was een beetje spannend om de zee in te gaan met de golven en de vlijmscherpe rotsen, maar ik ging. Als doorgewinterde buitenzwemmer vond ik de temperatuur van de zee eigenlijk best wel lekker, hoewel er een paar locals echt verbaasd stonden te kijken naar die crazy toerist die in februari de zee in ging.

Na mijn rondje door de poort, balancerend op een rots onderwater

Daarna gingen we naar de kliffen bij Cala Figuera. Daar hebben we lekker geklauterd en genoten van het kleine strookje natuur tussen de bebouwing en de zee. We hadden het al snel lekker warm gekregen. Ik vond de rotsen wel heel bijzonder, want ze hadden een structuur die ik alleen maar ken van rotsen in grotten.

We zijn ook het vissersdorpje Cala Figuera zelf in gegaan. Het ligt heel mooi rond een gevorkte azuren baai (volgens mij is dat ook een beetje de betekenis van ‘Cala’). Er waren wel wat toeristen, maar gelukkig niet zo veel. We zijn nog naar een oude uitkijktoren geklommen. Er zat een stel op een bankje aan het water onderaan de route naar boven. Toen we een tijd later weer naar beneden kwamen, zaten ze er nog steeds. Ik genoot van die rust en gemoedelijkheid en kijk eigenlijk een beetje uit naar de dag dat tijd heb om de hele dag op een bankje te zitten.

Margo in Cala Figuera

We reden daarna door naar het natuurgebied S’Amarador. Er was daar bos, en overal tussen de bomen door kon je wel ergens de blauwe zee zien. In Nederland hebben we dat niet zo; bij ons is de kust voor het grootste deel kaarsrecht en is er veel afstand tussen de zee en de dichtstbijzijnde boom.

De zee bij S’Amarador

Margo had steeds aan me gevraagd of ik de spullen uit mijn broekzakken niet liever in haar buidel met een rits zou willen doen, zodat ze veilig zouden zijn. Waarop ik steeds antwoordde dat er nooit wat uit mijn zakken valt. Dat is natuurlijk vragen om problemen. Want om van de rotsen af in het heldere water te duiken, moest ik me omkleden. Ik had mijn broek aan Margo gegeven, die naar het strand verderop liep om er zelf ook in te gaan. Ik was intussen al naar de overkant van de baai gezwommen toen ik Margo hoorde roepen. Ze bleef maar op één plek staan en keek in het water. Ik kon haar niet echt verstaan, maar ik had wel door dat er iets in de zee gevallen was.
Ja hoor, mijn telefoon was uit mijn zak gegleden en van de rotsen in de zee gestuiterd. Precies op de plek waar al het zeewier zich verzamelde.

We hebben een tijdje gezocht, ik voelend en woelend, Margo turend vanaf de kant. Ik was eigenlijk al drukker bezig met balen dan met zoeken. Ik had het eigenlijk al op willen geven omdat met iedere golf alles weer verplaatst was, maar ik dacht aan alles wat ik nog op mijn geheugenkaartje had staan en dat ik dat toch nog wel zou willen veilig stellen. Uiteindelijk zag Margo hem op de bodem liggen.
Sarcastisch drukte ik op de aanknop, maar daar ging warempel mijn scherm gewoon aan alsof er niets aan de hand was! Hij was ook nog eens helemaal schoon. Mijn opluchting was groot.

Vlak voordat mijn telefoon te water ging

Onderhand was het al best laat geworden en we gingen wat eten in een restaurantje dat uitsluitend biologisch eten serveerde. Dat was wel een uitkomst, want in de supermarkten was er nauwelijks biologisch voedsel te vinden. Het eten was lekker & gezond, de porties royaal (in Nederland verlaat ik restaurants meestal met honger), niet eens zo duur en zo mooi verzorgd dat ik er bijna een foto van gemaakt had. Een kopje thee bijvoorbeeld was niet zomaar een kopje thee, maar je kreeg een bordje met een hele fraaie theepot met allerlei verse en gedroogde kruiden die je er in kon doen en mooie bloemen die eetbaar waren (hoop ik nu).

Dag 2: herfst en winter

De huizen op Mallorca zijn vooral gebouwd om de warmte buiten te houden. Helaas voor ons wat minder om zelf warm te zijn. Onze tweede dag was aanzienlijk minder zonnig en warm. Eigenlijk was het gewoon koud en regende het.

Onze planning was om eerst wat plekken in de natuur te bezoeken en daarna nog wat moois in de hoofdstad te zien. Volgens Margo waren de gebouwen daar de moeite waard. En Margo geeft meestal niet zoveel om kerken enzo, dus dat zegt wat!

De eerste plek was Son Corró, een heel oud heiligdom. Zo oud dat het uit de post-Talayotische periode komt. Jaja. Het was in elk geval 2500 jaar oud.
Meestal zijn zulke heiligdommen opgericht op krachtplekken; plaatsen waar de energie sterker is dan op andere plaatsen. Wie daar een beetje gevoelig voor is kan dat voelen.

Aanvankelijk voelde ik vooral kou en regen. Maar Margo daagde me uit om een haka uit te voeren. Dat deed ik, en het hielp me meteen om warm te worden en uit mijn hoofd in mijn lijf te komen, waardoor ik de plek veel beter kon ervaren.
Nu voelde ik hoe krachtig deze plek was en het was voor mij alsof de plek er op wachtte om gebruikt te worden. Misschien dat ik in de toekomst ooit een reis organiseer om mensen hier te brengen met een helderen intentie.

Son Corró

Daarna wilden we naar het hoogste punt van het eiland, maar er waren allemaal wegen afgezet. Uiteindelijk kwamen we er achter dat dat kwam vanwege het ruige weer in de hogere gebieden.

Daarom waren we naar de waterval van Salt d’es Freu gegaan. Onderweg begon het een beetje te sneeuwen. Ik wilde eigenlijk steeds uit de auto stappen om de sneeuw een beetje mee te krijgen. Nou, ik zou mijn lol op kunnen later, maar dat wist ik toen nog niet.

Van een waterval was nog niet echt sprake, want hij stond droog, ondanks de natte sneeuwstorm waar we doorheen gekomen waren. We konden wel heel mooi de waterloop zien en de manier waarop het water de stenen gepolijst had.
Ook dit was een enorm krachtige plek. Maar veel tijd om daar iets mee te doen was er niet. De natte sneeuw bleef maar vallen en Margo was hartstikke koud omdat haar schoenzolen lek bleken te zijn en haar sokken doornat waren.

Foto’s heb ik daar ook niet van, want mijn telefoon was toch wel een beetje van de wap na zijn duik in de zee en Margo’s telefoon ging ter plekke stuk doordat de natte sneeuw zich door een barst naar binnen gewerkt had.

Toen we op weg waren naar Las Palmas, de hoofdstad, kwamen we ineens niet meer verder. De auto kwam de heuvel niet op in de sneeuw! Ook niet toen ik uitstapte om te duwen.

We gleden terug naar het dorpje Orient om daar een uur ofzo te bellen met allerlei instanties, met een wiebelende telefoon. We konden niet gered worden. Dat was vervelend voor ons. Wat we moesten doen? Daar voelde geen van de mensen die we spraken zich verantwoordelijk voor. In Nederland zou dat nooit zo gaan. Nederland is denk ik het minst avontuurlijke land van de wereld. Alles is veilig en alles is tot in de puntjes geregeld. Daarom gingen we ook naar het buitenland. En we kregen het avontuur dat we gewenst hadden.

Doei, geüpgradede nieuwe auto!

We lieten de auto achter en gingen lopen. We moesten ongeveer tien kilometer door de steeds heviger wordende sneeuwstorm om uit de bergen en (hopelijk) uit de sneeuw te komen. Beneden zouden we wel verder zien.

Zo zag onze vakantie op een subtropisch eiland eruit

Na een kilometer of drie werden we voorbij gereden door een politiewagen. Zij namen ons gelukkig mee. Maar na een klein stukje gereden te hebben stond ook de politiewagen ondanks fourwheeldrive vast. Margo wilde direct de leiding nemen en oplossingen produceren, maar ze werd genegeerd en ik probeerde haar duidelijk te maken dat in deze machocultuur mannen in uniform niet per se zitten te wachten op instructies van een vrouw in een jurk. Vooral niet als ze de juiste dingen zegt.

De agenten waren verder wel aardig, hoor, en we hadden wel een beetje pret. Ze hadden nog nooit sneeuw meegemaakt. En ze wisten dus ook niet hoe ze sneeuwkettingen moesten aanbrengen. Wij overigens ook niet, dus daar hadden we niks aan.

De wagen kwam uiteindelijk los, botste tegen een geparkeerde auto, maar dat was blijkbaar een zorg voor later. We reden verder, maar we moesten steeds stoppen om gigantische takken van olijvenbomen van de weg te trekken. Die bomen hadden waarschijnlijk ook nog nooit sneeuw meegemaakt en konden het extra gewicht niet dragen.

Uiteindelijk zetten ze ons af bij een benzinestation in een dorpje nadat ze voor ons een taxi gebeld hadden. Super lief!

De taxi was dan wel vier keer zo duur als onze vliegtickets, maar we waren wat dankbaar en blij om erin te zitten. En we hopen maar dat de reisverzekering deze maffe situatie dekt.

Las Palmas hebben we niet meer bereikt. Wel hebben we palmbomen met sneeuw gezien. Ook mooi.


We hebben veel plezier beleefd en even geproefd aan het leven zonder kinderen. En onze relatie verdiept. Het is nooit saai met ons =)

Storytime

Once upon a time I listened to the Sacred Sons podcast that had dr. Martin Shaw as a guest. This man, a mythologist, is sometimes described as a master storyteller and I can see why. He sometimes tells stories that last for a couple of days!

Well, the podcast didn’t last that long, but in it the importance of storytelling was emphasised, and this greatly appealed to me. I love stories; both observing them and telling them.

But I faced one great insecurity, and that is that I usually don’t have a great intuition (yet?) in identifying all symbolic elements and interpreting the deeper meaning of stories (although I’m still happy about the Samhildánach piece I once wrote on midwinter and the meaning of the story of Lúgh/”Samhildánach”). But Martin Shaw stated that immediately trying to explain every detail from a story often ruins it, and that in his view it is much better to absorb a story in all its beauty and ambiguity. It’s deeper meaning might seep through in our lives or dreams at some point eventually.
I also loved how he accounted of telling his daughter stories unto the point when she grew older and didn’t want to listen anymore – until she got to the age where she started to fully appreciate all of them.

Father tells

So, as a father, I had long ago felt that it was important to convey many stories to my children. I have often told them all the stories I know by heart and read them many others. I’d wish for them to live in a world that is still enchanted and in which beauty and meaning can be found.

At daytime they are too busy playing to sit down and listen. But when they are in bed and about to sleep, they are very eager to hear a story. And I deeply enjoy sharing this liminal moment with them between sleep and awake. It also makes me fondly remember how my own father read me stories each night.
We have piles and piles of (children’s) books but what I most enjoy is reading them lesser known fairy tales and legends about knights.

Teacher tells

As a teacher, I tell stories every week to my young ones (twelve to thirteen year-olds). Mostly myths and fairy tales from all over the world. They really like it and ask for them at the start of every class. Ideally, I’d build a campfire but the best I can do in a modern classroom is dimming the lights. Because stories tend to be received better in a more mysterious setting.

I also like to introduce the children to the hero’s journey. This concept had been introduced by Jospeh Cambell, whose work had been instrumental in the writing of my bachelor thesis about goddesses of love and war. (I actually decided to choose Religious Studies because I liked myth so much) I make the students discover the pattern in movies such as Vaiana (I even wrote an award-winning article about that in Narthex, the trade journal for Religious Education teachers – contact me if you’d like to learn more about that). And I have them tell their own stories too. Sometimes they treat me to a serious piece of art!

I also allow them to use various means of storytelling. They can write texts, create videos, organise plays, draw comics… And I tell them about other ways in which people can tell stories, such as Netflix series and computer games. Even though I need to be very wary not to get addicted, I hugely enjoy the stories being told in many games such as The Witcher, Assassin’s Creed or The Elder Scrolls.

Story of my life

Sometimes people say they want to be the hero in the story of their own life. I like that thought, although I must admit I find it very difficult to maintain that perspective when stuck in the drudgery of doing chores, having to do a lot of administrative tasks or just when I’m wasting time without being aware of it.

Still, I try to journal every day. When I have limited time, I just note key events. But sometimes I take the time to be more elaborate and then I’m telling myself the story of my life in a worthy way.

A while ago when I was hosting the Rise a Knight event for Wild and Sacred Men, and I suddenly thought of telling a knightly story; the one about Gawain and the Green Knight. I told the men it could be interpreted by everyone in all different sort of manners, and that we wouldn’t go into explaining anything. Just listen and enjoy. The story will or will not make sense in due time.

I’d like to conclude this writing with a video of Martin Shaw in action. I watched just before winter break and told this story a few times to the students at school. And now I allow this storyteller to share the story with you too, dear reader.

Masculinity in the 2020’s

“Please don’t use healthy masculinity, as if “masculinity” isn’t healthy.”

That is a comment I received once from a Tantra coach when I wrote something on contemporary problems of masculinity at World Men’s Day. Of course I agree with her that masculinity doesn’t equal unhealthy. But I also think it would be senseless to deny that there are some people out there expressing harmful ideas while waving the flag of masculinity.

And of course it raises the question of what is masculinity in the first place? And how does it relate to being healthy or not?

When I was flying home from Japan in 2019, I got separated from my friend in the airplane. Instead, I got a seat next to a man my age, who turned out to be a fellow teacher. We had very pleasant conversations during most of our night flight over Russia about many things. The other day, he reached out to me and asked very important questions that are linked to this theme. I failed to answer his questions right away, so now I’m doing it this way, extensively and publicly. The core of his question was:

[My boy students] seem so lost in this world and it’s so easy for them to turn ever-increasingly misogynist and scornful. What is it you and your group try to do? And what kind of advice would you give your teenage self?

Recently, I was trying to organise debates between my students. And in trying to find a topic that would make them not all adapt to a single identical opinion (teenagers are very fixated on being part of the majority, especially these days), they came up with the topic of the redundancy of feminism. All boys chose pro, all girls chose contra.

What happened in the first group, was that one of the boys climbed a chair, while orating about how it is the men’s duty to earn money so their women can – or rather should – stay home. About that men are more powerful and basically better at everything and on top of that uniquely entitled to sexual conquest.

The boy was cheered by the other boys, but I saw serious agony in the eyes of the girls. The boys thought it was very funny and I do not believe any or at least most of them sincerely supported the claims. Still, the debate was emotional and I didn’t allow for it to last all too long.
I tried to make the boys realise that what most of them really wanted was to be seen and admired by the girls. But how would they ever achieve such a thing if they did not respect them, take them serious and make them feel safe?

TopG

After that debate, I realised that it had been Andrew Tate talking there in my classroom, even though no one had spoken the name. This self-proclaimed King of Unhealthy Masculinity is hugely popular among boys nowadays. (actually, when I was writing part of this at school, one of the students saw the word “TopG” and called the others and they all went cheering…)

As long I have been teaching (ten years), the boys almost always mentioned “success” as one of their main values – and defined it as having “a good job” (= earning a lot of money) and often owning an expensive house and/or car. If I asked them to what end they would need such means, they usually react puzzled. There’s nothing really beyond that yet and so this “succes” feels like their ultimate goal.

Tate typically liked to show off this specific “success” in his videos, which appealed to the boys. When I, as an adult teacher bring up Tate, this often gets the boys on the defense. They automatically assume I must reject his ideas, so often they try to convince me that everything that is being said about Tate is taken out of context, and afterwards they try to reassure me, saying that they do not endorse everything Tate is saying. This reaction, I think, implies there is some unease within themselves. Anyway, still they recognise him as a very inspiring motivational speaker, who teaches them about focus and discipline.

It’s not really my point here to start judging whether just striving for such wealth is an attempt for patching up emptiness in life or not, but what I’m a more concerned with is that the young ones swallow the bad with the good.

Most of them may just think Tate’s ideas about women are funny because they feel them as somewhat ridiculous and repeat them in good humor, in the sense of a typical 10-year old’s “boys are cool and girls are stupid”-vibe. However, there may be some of them, and mostly the ones who grow up without a safe home or with dysfunctional parent’s examples, who think it is acceptable to look down upon women and abuse them whenever they arbitrarily feel it is justified.

Because that is the way in which Tate describes women: they are much more equipped to be housewives than anything else, and he basically regards them as property of men – or at the very least as inferior to them.

I am quite happy that when I tell students I’m a men’s coach as well, they often ask my opinion about the man on their own accord. That way I can level somewhat by mentioning that like Tate, I’m a kickboxer, and that I respect his prowess in martial arts. But I also tell them that as a men’s coach, I do have to fix some of the mess men like him have made: machismo, toughening up men by burying and denying any form of sensitivity, and of course their respect for the feminine.

Many adults feel that Tate’s ideas need to be battled. And even though I think they are toxic, I think such things need to be understood before they can be transformed.

Woke and masculinity

I think Tate’s popularity was partly rooted in his unabashed critique on the woke ideology that has become increasingly dominant in many public discussions, especially in urban areas. Now, I probably must define what I mean by woke first, because this term has become somewhat overused of late. To me woke means the fight for social justice taken too far, with toxic traits like taking an intolerant and authoritarian stance, dividing the world in perpetrators and victims (while shaming the first and glorifying the latter) and doing away with open debate by silencing (“canceling”) opposing opinions after dismissing them as “racist”, “misogynist”, “transphobic”, etc.

Now, I’m not going to say that I do not find the likes of Tate misogynistic. The point is that the woke culture has branded masculinity as a whole in a very negative way. Men (the “white cis-gendered” ones in particular) are often regarded as perpetrators. It is men who upheld the patriarchy, it’s men who form old boys networks, it’s mostly men who are raping women, it’s men who were on those ships colonising the world… For that, men should shut up and listen to all oppressed minorities and apologise for basically everything. A sense of guilt and shame is applied to them.

And in the last few years, there has been also a huge public discussion going on that started off as support for transgender people, but kind of escalated to the point where there are people now outraged by biologists for simply pointing out that sex and gender are different things. Woke promotes people identifying as whatever (sex) they want to identify as, which overturned traditional definitions of the human body, sex and gender roles and expectations.

On top of all that, there is a great deal out there that one can say, that is likely to offend someone. In woke culture, a sense of notability is derived from expressing offendedness. From the perspective of oppressed and oppressor, this is a one way street. So for young men out there often feels like that there is a lot that cannot be said anymore due to various sensitivities. There are many and very long toes in the world for young people. And then it can be awfully liberating to hear a guy just say the things they themselves feel they are not allowed to express. Especially if this guy seems unaffected by shame or guilt and is telling men to goddamn stand up for themselves.

Masculinity outlined

Now there is no point in denying that many men have committed heinous acts against the good of all, probably more so than women and often even in a institutionalised way. But this does not define masculinity itself.

But what then is it? To me, this proved to be no easy question, because it can be answered from various perspectives. In this article, I’ll look at it philosophically, archetypal and practical.

The first of them is philosophically. To the Tantra coach I referred to at the beginning, I answered philosophically that I believe masculinity is a force of nature. It is by itself not healthy or unhealthy, good or bad. Like gravity.

It is out there and within all of us. In my imagination, it is the feminine and the masculine that are the basis of duality, and together they create life on earth itself. We, man or woman, can draw energy from either or both to do whatever we need to to.

In my communication I like to use the sun emoji ☀️ for both putting forward radiant outward energy as the masculine. For things more mysterious and inwardly I’d use the moon🌕as the feminine.
Or in another imagination, the masculine is the steady orderly cliff, riverbed or mountain, that is able to hold the feminine ocean, sea or river, that is in constant motion ever changing and chaotic (in a creative sense).
But such comparisons are tricky and tend to differ in different times and places.

Now we could also look at it from a more archetypal perspective in which the masculine is tied to character traits like being to the point, rational and directive, while more feminine traits would be relational, emotional/sensitive, nourishing and reflective. While such qualities are not exclusively tied to gender at all, each category would on average be more represented with one of the sexes.

And more practical, we could also tie masculine/feminine to living life as a man/women.

So, what then is life as a man? This is the point of interest here. This is heavily influenced by time and culture. As I am observing it right now, there seems to be a conjuncture: sometimes the men are expected to me more masculine, leading to a counter movement that wants men to be more feminine.
In Robert Bly’s most famous book Iron John, he is describing the movement in the 20th century: In the first half, there was the tough cowboy archetype; the cold father, that needed to work hard to provide for his family and who didn’t show (let alone talk) about his emotions. This lead to a new generation of men in the ’60’s, who became total pacifists, soft, very sensitive and at all not manly in the traditional sense.

I think the same been happening now. For whatever reason we’ve had a peak in machismo by the end of the 20th century slowly changing into another wave of the opposite as described in the woke paragraph. (Of course none of this is absolute and as black and white as it maybe sounds, but it’s about the general sense of things.)

But what we need are not those extremes. The healthy is in the golden middle. A balance between powerful and sensitive. Eyes both on the ball and the teammates. Sharp minds combined with open hearts. We need men who dare to stand tall, while providing safety for those around them and taking full responsibility for the world they live in.

Here’s a Wild and Sacred Men photo. We went down on one knee, facing the women, but kept our heads high. We’re expressing deep respect, not servitude.

What to do?

So to finally answer the questions: “What is it you and your group try to do? And what kind of advice would you give your teenage self?”

In Wild and Sacred Men I am trying to get men to get more in balance, of the sort I wrote about. To embrace their power instead of being afraid of it, while at the same time feeling as a part of a whole, which will require them to take full responsibility for all decisions they make. This would definitely include treating the feminine – or women – with the same amount of respect as they would treat themselves. But what if they feel so bad about themselves they don’t think they deserve respect? That is something where the men’s work comes in. Essentially, it is healing, connecting and committing.

One of my brothers once described men’s work straightforward, something like this: “We come together as men. We’re fucking honest then about everything towards everyone, we cry and then we fight.” (btw, not in the sense of senseless fight club, but in Sacred Combat)

Would I have been ready for men’s work as a teenager? Not yet, probably, although the fighting would hold infinite appeal on me. But what I would tell my teenage self is that everyone feels insecure, even grown ups and the cool kids. You are valuable and you need to exist. But never try to feel better at to the expense of someone else; do not uplift yourself by trying to kick down others. Protect those who are vulnerable. If someone does something you think is stupid, try to understand them rather than judging them. Instead, forgive them and help them up.

Allow yourself to feel. Emotions are part of being human. The great do not deny their emotions, but are learning the lessons those feelings are trying to teach them. Give the right example by loving yourself truly, and others will follow your lead and love you too.

And about girls… Regard them as reflections of goddesses (yes, even the ones you don’t like) and need to be treated with the greatest respect, if you ever want to be celebrated by them.

Knighthood

Eight years ago, I wrote a piece on knighthood; on the underappreciated value of chivalry. Today I would like to revisit the topic, because last weekend I hosted the Wild and Sacred Men Rise a Knight event in which the men rose with dignity, sword in hand.

Before I start writing, I will acknowledge that I will use ‘knight’ as an archetypal figure; not so much as a historical figure. I have acquired some skill in medieval swordplay and also got some experience in reenactment on me, so I am well aware that the medieval feudal knight and the inner knight are two different things.

To me, knighthood is the synergy of a set of values: bravery, honesty, integrity, noblesse, grace, purpose and service. A knight is a person who has dedicated themselves to something beyond himself.

Knighthood is a value so important to me that I had actually included in on my resume. And this got me my first paid job as a teacher, despite not having been graduated at the time. That was a risk I took, because knights are a thing out of the ordinary to most grown-ups. But then again, I reasoned, isn’t being brave and taking risks part of being a knight?

Being of service

For me it is clear that I want to help to heal the world. When I was about half my age, I found myself standing on the earth, realising how all life emerged from earth and how all life is sustained and carried by earth. The whole concept of mother earth made a whole lot of sense and it humbled me so that I knelt down and whispered the words: “Mother, I will protect you.”

Around that time, I also had to choose a study. I chose Law & Management, a combination study that would yield two degrees and would – in my imagination – grant be the best shot at becoming world leader of any kind. It was not the power or status that lured me, but the possibility honor the promise I mentioned above.
In my view, leadership should never go without humility and the realisation that it is ultimately a form of service.

But wanting to serve the greater good is not always easy, as it is not always clear what the right thing to do is. Should I donate all my money to all the charities? Should I never board an airplane? Should I shout at people who carelessly throw their cigarette buds on the floor?
My perception of what the right course of action is has changed over the years, and because of that, I have been able to become less stern in my morality. Still, I feel that my actions should always be beneficial to the good of all.

My job as highschool teacher is a very serviceable one. Teaching is an incredibly tough and important job, but it doesn’t pay a lot. Most of the teachers I know experience some sort of vocation. They really want to be there for their students and many of them are. Often at the expense of themselves.

After my experience at the Sacred Sons Immersion last summer, I realised that men’s work is is very beneficial to the world. That it heals the men involved and consequently their environment. And that is why I wanted to dedicate myself to sharing this with the world.

The Accolade by Edmund Leighton, 1901.

Integrity

Truth is very important to me. There are a lot of things I am good at, but lying is not one of them.
I vividly remember one lie I told and how this backfired: when my Law & Management study failed, I had to cancel my study grant and hand in my public transportation student’s pass. Because I traveled a lot, I went to the police and reported the pass to be stolen. I didn’t feel right; not just because false declaration is a felony, but mostly because it simply wasn’t true and I was telling a blatant lie to the officer. One week later, my wallet was actually lost, possibly picked from my pocket. The practical consequences were huge for me at the time, but I also felt a sense of relief that my lie turned out to be truth.

As a person I also try to be as truthful as I possibly can. I usually present myself as I am without any masks. Holding back parts of myself strategically was something I had to learn over the years. Sometimes diplomacy requires that, but I am aware of doing it when I do.
When I was studying for my educational degree, it was constantly mentioned that a teacher had to play a set of roles, such as the didactic expert, the pedagogue or the professional. While I could see that there are different domains in this work, the terminology of ‘playing roles’ never sat well met me: I can only be a teacher in the way I am human. Luckily there was some thought going on through the academic world about ‘normative professionalism’ which is about finding a wholesome way of being a professional without compromising your personal values and norms, which turned out to play a key role in my graduation process.

I believe that in my job as teacher, being true is a very important. You cannot pretend, as teenagers will see right through it and chances of an authentic relation are gone. In their work, the students notably often write down that they value honesty and do not like fake people.
I wouldn’t know how to fake. I can adapt to situations and settings, but I always bring who I am.

I speak my truth, even when it is at odds with what the other – or the majority – believes. Some tell me this requires courage, and maybe it does, but I just have to do it; I cannot just remain quiet. Especially when freedom is threatened. I guess I wouldn’t last long under a dictatorial regime.

Do I always succeed in turning this value into an actual virtue? I’m afraid not. I mean, sometimes I can be a little hypocrite too sometimes. For instance when I say my children cannot have screen time or candy, while when they are looking away, I play a computer game longer than I should while at the same time stuffing my mouth full with chocolate… Seems like knights are human too.

Noblesse

Though claiming knighthood is not without obligation and thus brings responsibility, it also comes with potency. I believe taking up knighthood comes from a place of strength.

For me, there is a lot of gratitude involved. I feel so thankful for my healthy, strong and flexible body; my keen mind, the amazing people around me, the opportunities given to me and the overwhelming beauty of life on earth – that I want to protect it all. Not to control all of it, but to honour it.

I think donning the mantle of knighthood entitles one to a sense of pride. No superficial ego-flattery, but a self-aware grace. Knowing who you are and what you may serve.

Rise a Knight

At the closing of the Rise a Knight event, I too contemplated a vow during our miniature vigil in the dark. The first thing that came to me was serving and protecting my children. What they especially need from me is that I accept them as they are. Especially when they deviate from the ideal image in my head.
And then, all domains in my life where I am serving came along: being a teacher, being a men’s work facilitator and being human. I vowed to be brave, honest and doing my best to serve. I spoke these words, rose and drew my sword, symbolising the power I have within to take on these acts.

Here’s when I also pledged to serve and protect something very precious. At our marriage back in 2013.

Geven om elkaar

Deze afgelopen weken ben ik getuige geweest van zoveel moois en daar zou ik heel graag over schrijven. Het gaat over geven, delen, gemeenschap, manifesteren en voor elkaar zorgen.

Als eerste moet ik vertellen dat ik heel vaak de angst heb om geld tekort te komen, waardoor ik soms overdreven zuinig ben: Het moment dat ik moet gaan nadenken in een restaurant over een fooi, krijg ik een rotgevoel. Van collectes aan de deur baal ik van binnen. En ik ga liever een kilometer rennen dan dat ik geld voor de bus moet aftikken.
Ik vermoed dat (naast sowieso al een krenterige Nederlander zijn) de oorzaak zit in dat ik als kind heb meegemaakt hoe het geld op was, en zag hoe alle spullen – inclusief ons huis – verkocht moesten worden.
Ik probeer dit wel te veranderen en de kunst van het geld laten stromen eigen te maken. Soms lukt dat, maar vaak ook voelt het weggeven heel onnatuurlijk voor me.

Nu we thuis in een verbouwing zitten, is het geld eruit gevlogen. We hadden allerlei tegenslagen en alles werd veel duurder dan in ons worst-case scenario. We zagen ons geconfronteerd met bedragen met vier nullen, terwijl alle reserves op waren geraakt. En omdat het huis van binnen al half gesloopt was, konden we ook niet meer terug: de fuik van verbouwingen is dat.

Toen ik te horen dat gekregen mijn schatting van €2000 voor een reeks complexe klussen tien keer te laag was, zag ik het allemaal niet meer zitten. Ik lag er van wakker en ik had geen idee hoe we dit voor elkaar konden krijgen.

Zegeningen en gebeden

Ik probeerde mijn zegeningen te tellen en blij te zijn met dat we allemaal gezond zijn en dat er veel liefde is in ons gezin en dat we het uiteindelijk toch nog veel beter hadden dan de meeste mensen op aarde. Dat dit eigenlijk maar firstworldproblems zijn. Maar alsnog gaf deze situatie me ontzettend veel stress. Ik bad dat er een oplossing zou komen.

Kort daarop kreeg ik spontaan een gevoel van vertrouwen. Ik herinnerde me weer dat er altijd goed voor me gezorgd is door het leven. Dat het bestaan me draagt. En dat alles uiteindelijk inderdaad altijd wel goed komt.
En ik herinnerde me een spreekwoord dat ik van mijn vader leerde: “Pieker niet, want het komt toch anders.”
Ineens kreeg ik het gevoel dat de mijn gebed verhoord werd – al wist ik niet hoe. Ik voelde me alsof ik op een weg door de heuvels aan het gaan was, en dat mijn weg de heuvel op liep, waardoor ik niet verder kon zien omdat de heuveltop mijn zicht blokkeerde. Maar dat dat niet betekende dat er verder niets meer daar achter was.

Delen met broeders

De dag daarna werd er een oproep gedeeld in de broederschap app-groep van de mannen met wie ik bij Sacred Sons in Portugal geweest was. Tijdens het evenement had een broeder zijn knie geblesseerd, wat er direct of indirect toe leidde dat hij een dure operatie moest ondergaan, wat hij in zijn land uit eigen zak moest betalen. De broeders zijn toen een inzameling begonnen. Ik wilde sowieso mijn broeder helpen, maar na de paniek die ik kort daarvoor had gehad door het geen idee hebben van hoe ik mijn eigen eindjes aan elkaar moest gaan knopen, voelde dat toch niet makkelijk voor mij. Ik ging natuurlijk weer twijfelen aan het gevoel van vertrouwen dat ik eerder nog had gehad.

Maar ik herinnerde mij het verhaal van Tony Robbins hoe hij zijn laatste dollar had weggegeven, toen hij nog niets had. Dat je door te geven een kanaal open kan zetten. Ik besloot mijn broeder te steunen met €100. Lang niet het hoogste bedrag, maar meer dan ik ooit iemand zomaar gegeven had en zeker meer dan ik op dat exacte moment kon missen. Niet zodat ik zelf ook zou krijgen, maar opdat ik zou leren om meer vertrouwen te hebben.

Het was ontzettend fijn om te zien hoeveel geld we met z’n allen ingezameld hadden voor onze broeder! Hij was zo ontroerd en zo dankbaar! We hadden er ook filmpjes bij gemaakt; het was niet alleen maar geld, maar ook aandacht en broederliefde.

Familie

Eén van Margo’s sisters, Susann, was 70 jaar geworden. Ze had haar verjaardag nooit echt gevierd, omdat ze eigenlijk geen familie (in Nederland) had. En ook vanuit een soort bescheidenheid.

In het geheim hadden haar sisters geld ingezameld en een surprise party voorbereid. Eén van de cadeaus was een veren sieraad wat ze in een winkel had gezien, maar met een berustende glimlach had teruggehangen toen ze de prijs gezien had.
Hoe fijn was het om haar dat toch te kunnen geven.
Maar het grootste geschenk was het besef dat ze dus eigenlijk wel hartstikke veel familie heeft.

Overvloed

Nadat we Susann alle aandacht en liefde gegeven hadden die haar toekwam, was er nog een verrassing. Er was een stel die een subsidie gekregen hadden, waarvan ze vonden dat ze dat geld helemaal niet nodig hadden. En ze hadden Margo gevraagd of zij sisters wist, die het geld wel hard nodig hadden. Ze wist er wel twee, die we allebei vijfhonderd euro mochten geven.

Eén van hen was Anouk, over wie de NOS onlangs een reportage gemaakt heeft, als één van de velen in Nederland die in deze gekke tijd niet meer rond kunnen komen.

Het was zo fijn om hier getuige van te zijn!

Heel vroeger wilde ik altijd een Ferrari. Totdat ik me realiseerde wat die dingen kosten. En hoeveel mensen ik wel niet zou kunnen helpen van dat geld. Het lijkt me heerlijk om geld in overvloed te hebben, zodat ik het kan delen met mensen die het even hard nodig hebben.
En ik ben aan het leren dat geld ik ook geld in overvloed kan hebben op het moment dat het (nog) niet op mijn bankrekening staat. Heel anders dan ik vroeger aangeleerd heb. Het is allemaal out there. Het is energie, die soms in de juiste banen geleid kan worden.

Bid en u zal gegeven worden

En het bleef allemaal maar stromen.

Nog even over onze situatie: Na mijn gebed was één van de eerste dingen die gebeurde was dat de werkman die het meeste geld van ons kreeg ons de mogelijkheid bood om het geld desnoods in vier jaar af te betalen. Dat gaf al veel meer ademruimte.
Maar nog steeds waren er twee anderen die ook afbetaald moesten worden. Maar ook daar had het bestaan aan gedacht:

Na de verrassingsverjaardag gingen we naar Tara, Margo’s dochter voor het sinterklaasfeest. Bij het lootjes trekken had ik al een voorgevoel dat ik Tara zou krijgen, wat ook inderdaad het geval was. Ik heb eerder verteld dat onze relatie wel enigszins verstoord is, dus ik maakte van de gelegenheid gebruik om het budget te overschrijden om iets te kopen wat ze écht zo graag wilde hebben.

Maar de grootste verrassing kwam nog was voor ons zelf. Tara had voor ons achter onze rug om een crowdfunding georganiseerd, samen met Lucia, Margo’s beste vriendin. En ongeveer tweehonderd mensen hebben geholpen om voor ons een bedrag van €5555,55 in te zamelen!
Wauw! Daar wordt een mens wel even stil van. En zo dankbaar! Nu konden we twee grote rekeningen afbetalen en hoeven we niet meer krom te liggen. Maar vooral de grote betrokkenheid en bereidheid van de mensen om ons heen om dit voor ons te doen… Wauw!

En dan is er nog niet eens alleen geld. Er zijn al zoveel van onze vrienden die wat van hun tijd en energie geïnvesteerd hebben om ons te helpen met ons huis. En zoveel van onze buren die helpen met advies, oplossingen en het uitlenen van allerlei gereedschap. Vanochtend nog ben ik bezig geweest met een broeder om de vloer van de gang voor te bereiden op het tegelwerk. Met egaline maakten we de vloer recht. Dat spul vloeit zo mooi uit. Het stroomt in de kuilen van de grond. Een beetje zoals het geld de afgelopen dagen ook gestroomd is naar een paar plekken waar het hard nodig was.

Dit helpt ons ontspannen en helpt ons sneller een rustige stevige basis te vormen van waaruit we weer veel terug aan de wereld kunnen geven.

Al deze dingen ontroeren me. Ook al wonen we niet meer met z’n allen in een dorp met een lemen muur er omheen, er zijn nog steeds gemeenschappen waar mensen voor elkaar zorgen. Ik hoop dit in mijn leven te mogen helpen groeien van gemeenschap op deze schaal in ons rijke land tot een wereldschaal. Het is zo fijn om te kunnen delen!

Bedankt allemaal!

My Embodied Masculine Experience ENG

Dutch version here.

After my impressive experience at the two-day Sacred Sons Immersion on Amsterdam, I decided to go even deeper and join their EMX (Embodied Masculine Experience): four days in Portugal. This decision has made a huge impact on my life, and I would like to tell about it.

Learning on the way

On our way back from our family vacation to the Southwest of Engeland, I was dropped off more or less at the airport, so I have been away from home for a while.

During such journeys, journeys that you’d undertake to grow, the lessons might start already before you even arrived.
At the airport, I had already met some brothers who were on the same plane. One of them had a special flute on him, that he showed us. Two kids who were also present there, pressed him to play the flute for them. Even though he had been a professional musician, had had never played anything in public without sheet music – nor did he dare to. But because the children had such irresistible eyes, he just had to. And thus he overcame one huge barrier.

For me the first lesson started in the plane itself. I was entitled to a seat at the window and I was very pleased about that: I love watching the land from above and trying to make sense of it.
However. There was a couple there already and the girl was sitting on my seat. This confronted me with an edge, something that holds me back; something that I want to overcome so I can grow. I found out about myself that when facing individual people, I find it hard to protect my boundaries. I don’t mind speaking up to authority, I do that all the time. But when I have to tell a person something I would find uncomfortable to hear, I try to steer away from that.
And that was exactly what I found myself doing: I started some half-assed negotiation: “Excuse me? You know, sometimes there are people that do not care much about sitting at the window, I love it a LOT, would you consider swapping places with me, please?”

They wouldn’t consider it, and that was that. Pick your battles, I said to myself. I told myself that I now had made the decision to not stand up for myself and accept the status quo. That this was my choice and that I would own it.
At least, that was what I intended to. In truth, I was just sulking in silence.

Portimão Pillow Fight Club

Because the event location wasn’t very close to the airport, an app group was set up so people could arrange and share transport and accommodation. This process showed me that I had already developed a measure of pro-activity, which a few years ago was still an edge for me.
Together with some brothers, we stayed at an apartment in Portimão on the fifteenth floor, with a spectacular ocean view.

It was quite funny to be with such conscious men in such a touristic fun place. No one cared about the frivolities and we didn’t talk about beer, sports and cars, but about self-development, mystic experience, life goals and that sort of things instead.

I shared a double bed with another brother (I was relieved no one even considered questioning it and going like “gaaaaaay!”) and we had a deep conversation about many things, such as manifestation: how all of our wishes got granted throughout our lives.
And I learned an important lesson through him: the art of giving. In my youth, I have seen how my family had lost all fortune and our home and everything valuable in it had to be sold. This thought me to cling on to every penny. This made that I never really enjoyed giving gifts to people that I’d have to buy. Or that I quite disliked eating out, because staying at home and cooking myselfB would be a lot cheaper.

But he told me about how he could give with love, because he would be so happy if the other would receive. “Please, take my money! I want you to take it!”
What he told me hit home. During the financial transactions that I made in the coming days, I felt joy for the other receiving my money.

After we went swimming in the surprisingly cold ocean, we went for breakfast in some smoothie bar. Instead of whining that a bit of food would be cheaper in the supermartket, I ordered whatever I actually wanted to eat, instead of what would have to best calories-to-euros value. While paying, I suddenly enjoyed giving a tip.

While we were sitting there, I saw a Thai massage saloon across the street. For whatever reason, I had been feeling lightheaded for the greater part of the morning, so I figured an intense massage would get me back in my body. Was it too expensive? No. I needed this. It didn’t feel as luxury, but is important self-care. It was really hard, which I like. The masseuse even walked over my back! After an hour I payed with gratitude and joy.

Arrival

Later that afternoon, we arrived at Awakeland, a reforestation project that also rents out big domes for activities such as this one.

There, I found a bamboo stick. I swung it like a sword. I walked with it as a cane. I remembered how since the day I learned to walk, I carried sticks with me. I stopped doing that when I was twenty-something, mostly because I became too preoccupied with civil stuff. (Only when teaching at school I carry a stick for pointing at stuff and poking students.) But I thought it would be nice to carry the stick again as a reminder for playfulness and chivalry.

The stick.

When most of us had arrived, the ceremony was opened. During this, we were taken along the elements. And I learned another important lesson. We swam across the lake, where we would have the water symbolically wash away all that we didn’t need anymore. For me, this was the act of constant judging and comparing: as soon as I saw someone, I would form some sort of opinion and compare them to myself, placing them either ‘under’ or ‘above’ me. This was a reflex I had wanted to ditch for a while, but I didn’t know how.

Because I was one of the first to cross the lake, I could see the other men rise from the water one by one. And suddenly the solution came to me. Instead of forming judgments in my mind, I just felt love for all the men I saw in my heart.
This lesson I took with me. Whenever I see another person, I try to relocate my center of consciousness to my heart and feel love for them, because I realise we’re on the same team. Team humanity.

Later on we went through different places with different meanings and we sealed a number of agreements that mostly dealt with taking responsibility and integrity.

Resistance

After the collective activities, we were divided into two groups. Most of the brothers I already knew from Amsterdam or Portimão got in the other groep, that had Kale as one of their mentors. Kale was the one I fought in Amsterdam, making me realise my own power – so I had hoped to see and learn more of him.
Even though I still had some very cool guys in my team I felt some disappointment. But I reasoned being in that group would have a reason and serve a purpose and I reasoned that my discomfort might actually be the threshold to even more growth.

During the evening we started an exercise in which we had to put our hands on another brother according to different prompts, such as ‘who do you think is most successful?’ But I felt that not many were drawn to me during the positive prompts, while during the more challenging ones, I got some hands on me. Often the mentors would ask questions, but they never arrived at me, even though I thought I had made some well-considered choices.
I did my best to draw self-confidence from my core, but I couldn’t help it that I felt unseen and not validated.
But the mentors offered a lesson important to me: “who lives on validation, dies when they’re not getting it.”
That was important for me to hear. Because I tend to receive a lot of praise for who I am and what I do. This feels very nice, but apparently, this comes with some sort of dependency; summoning some sort of haze, that makes me sometimes do things just for validation instead of doing it because I really want to…

While I was digesting al this, we went in duos. The other man would be our accountability partner, and we would have to make sure the other knew where to be at what time. We spent some time connecting, but after a while he went somewhere else and I felt lost and alone, while everyone was with someone.

The killer of joy

The next day started early. At Awakeland, there is a valley that is just for women and a hilltop especially for men. Every morning we would gather at the Maha Lingam Mountain at dawn to greet the sun with song and sound.

Then my accountability partner told me he had arranged switching groups. During the night I had considered doing the exact same, but now that of all people my buddy had done so, I perished that thought.

We started of doing physical exercises with the whole group. This helped me a little to get out of my brooding. And at some point there were no cues and just music, so I danced in the grand open space of the dome. Oh, how I enjoyed my body then! I danced like no one was watching – even though I think I’m already past that embarrassment anyway.

Later that day, broke up again and started ritual confrontation. In Amsterdam I had enjoyed that part very much – and I started to compare the experiences. This time the rules of invitation were a little different and there was way less emphasis on the emotional aspect. Because I was comparing, I could enjoy it much less.

I couldn’t really find an intention to enter the ring, neither did I know who to challenge. I had expected someone to challenge me; I left the decision for fate to decide. But for a long time no one chose me and I started to feel unseen again.
When there was only time for one more fight, three brothers were left. With one of them I had already practiced during the morning. He knew I am a kickboxer and to him it felt scary to challenge my. But he overcame his fear and did so.
I tried offering him some challenge and resistance, but this fight was mostly for him. His punches made me feel how much I had gotten out of connection.

At night, we did a sharing circle with our part of the group. So far, we weren’t allowed to say more than two sentences, but now there was more time to tell more. But then, the mentors pushed us to be more concise, so we’d have some time do do another thing.
It turned out this other thing was called maffia. It’s a game in which the players have to identify and eliminate mafiosi. I know a variant about werewolves, and honestly: I hate that game. I play it at school a lot with my students. Were we wrapping up something this important to play this game?

When I heard that the other group had been talking extensively without having to play maffia, my dissatisfaction reached a new level. In Amsterdam everything had been so intense and I had felt so much connection with everyone. The other group had things we had not, such as little rituals with all of them going hoo-ha! together.

So I decided I payed to much to feel disgruntled and that I should speak up! I went to the mentors do so. But when I saw them sitting there, I thought about how uncomfortable I would have found my message to receive, so I turned around.
But hey, wouldn’t I speak up for myself? I went there again. But oh no! Now they were talking to someone else. So I turned back again, happy with this excuse.
While I was walking away, I grabbed my stick. I held it like a sword. And then I thought What’s this? I pretend to be a knight, but I run from my fight? This time I went straightly to the mentors.

I gathered my courage and I spoke about everything that I let feel myself unhappy. That I thought Amsterdam was better. That I thought the other group was more connected and went deeper. That I had preferred to be in Kale’s group.

After listening, my mentor Kareem asked me if I wanted him to respond. I thought his reaction was very adequate. He thanked me for my honesty, since honesty was one of the commitments we had agreed upon in the beginning. And he assured me that none what I had said had given him a negative feeling. He told me he wasn’t Kale, nor that he would want to try and copy him. And he pointed out that comparison is the killer of joy (which I knew it was).

Furthermore he remained calm and full of confidence about all that had come to pass so far and all that would still come. Without defending himself, he generally outlined what we would do the next day. And that in this, more individual approach, the strength of him and the other mentor, Yusuf, was.

He asked me whether I wanted to join the other group. I guess it would have been arranged, had I asked for it. But if I were honest to myself, that was not what I needed. Just going here and speaking out aloud what was on my heart was what I had needed. And I had.

I felt a lot of relief. In this interaction was quite some medicine for me.

Going deep

Kareem knew his shit indeed and the third day would absolutely rock me.

My body was rather tired after all the physical stuff the previous day. During the morning we started physical exercises, but I had some difficulty to move around gracefully.

After we went apart in two groups, we played a game about stepping to one side. There were different prompts, and if what’s being said applied to you, you should go to one side of the field. For example: “Everyone who has every been a bully to this side.”
This game can be really confronting. It invites everyone to come clear. It shows how many have gone through the same difficulties. Or how few; it struck me to sometimes see just one or two brothers with tears on their cheeks on one side.
And the game showed me how privileged I am: I was raised in a loving family, my parents did their best to care for me and never did I have to worry about how I would get my meal for the night. This turned out to to be not something to take for granted.
Through an exercise like this we started to know each other better. It worked really well to establish a deeper connection.

Later on we formed a circle. Whoever wanted to, could step up and give words to what bothered him. And then we worked with that.
For instance, there were quite some of the brothers who had troubled relationships with their fathers, who – for example – weren’t able to express their love. (This made me resolve to take my own role as a father even more serious than I already did.) But there were also stories about being betrayed or having to face everything alone.

For everyone it was super intense. Many strong emotions were released. Old pain, finally expressed. There was a lot of screaming and crying. I myself was crying al the time. Not so much because of my own sadness, but because I was so moved by being witness to the raw beauty of all the healing that was going on.
And it was beautiful to see how one man’s story can unlock a similar process within another man, so he too is benefited.

I myself have also stepped forward. There was something I carried with me for years. I rarely talk about it and I have never published anything about it: my bad relation with my stepdaughter.
When standing there, I immediately started telling the story, but Kareem interrupted me right away. He said: “Surely the story is important. But first go to your feeling. What is it that you feel?”
I closed my eyes and put my hands on my heart. Even though I really know well how guilt and shame do not lead to anything good, I realized that I actually felt a lot of shame. I told him.

“What does that look like?”
I bowed down my head and hid my face behind my hands. As soon as I assumed that pose, the sadness in my erupted. A torrent of grief broke free. And the full extent of the shame. How could these men still take me serious as a man or even like me if they knew I had been accepted into a family and then got into a power struggle with a child for many years?

What I wanted? Restoration of the connection. That my stepdaughter is doing well. And fot me to be free of the burden of shame.

What I needed for me was to get my story out of the shadows, by telling it. About how hard it had been. That I really tried, but kept failing. That I could not restrain myself so many times. About not being able to keep the solemn vow I once gave.
By speaking this out loud, I created space to let it all loose and to transform it.

I had to pick what I needed: screaming in the woods or just a hug. I doubted. Both..? No! Kareem put me on my place. Choose, man! Don’t go into that half-assed shit all the time. Feel what you need! You can’t have both.

I closed my eyes and chose the forest. My brothers formed a line of trees and the rugged undergrowth between by grabbing each other’s arms. One of them stood at the far edge and represented freedom. But I had to fight my way through, while the brothers resisted my efforts and shouted at me. With all my strength I pushed and pushed. At times it seemed I would never get through. I had torn my feet on the broken floor. I roared, thrashed, twisted and turned, just to get there. Completely spent I feel in my brothers arms. But quite swiflty, he let go of me.
“Go again” said the mentor.

I could scarcely believe it. My feet were ruined and I was exhausted. But a new forest was forming already. And free I wanted to be. No matter what. So I fought the forest again. And again I gave it everything I had in me. My voice, my strength. It was shouted that I would fail. But I didn’t believe the voices. I knew I could be free and kept fighting through. In the end I finally managed to reach the other side and with that symbolically freedom.

What followed was a conversation about what I would practically do to improve the situations and how I would handle possible rejection. Regarding this I had already made some steps a few weeks earlier, so I didn’t to start this process at the absolute beginning. But being able to consciously experience my shame, and through that, releasing it was gold for me.
And also a lesson about acceptance of just not knowing what to do and being able to tell: “I want to love you, but I do not know how.”

At some point it was time for lunch. I felt drained and laid down on the floor while most of the others went to the food. While I was laying there, memories emerged about my past mistakes and painful situations I had been in. And with them came bursts of sadness and many tears. It was a very special experience. Typically when you’re down on the floor crying, you’re not doing very well. But for me it was the opposite: I felt so happy and strong! For each new wave of grief, I was very grateful, because I could finally let go.

The real fight

When we were through the emotional work, we were told that in the other group there were five men who wanted to fight again. Their champions. And we were asked who among us would face them.

I stepped in. In the meantime I had recovered physically. But in total, more than five of us had stepped in. Almost automatically I heard myself say: “I just really like fighting, but I don’t really need it. You need it? Take my place!” and I stepped down.

But I didn’t feel very happy about my decision. But hey, I made my bed and now I had to lay in it, no? While we were leaving the space, one brother came to me, put his hand on my chest and looked me in the eye while asking me in Dutch: “Is this truly what you want, Oskar?”.

Well, no! I shouldn’t have effaced myself! I wanted to fight! I needed this!
So I directly went to the brother I had given the fight. And I told him what I myself would have felt uncomfortable to hear: that I wanted to reclaim the fight.
This was the real fight for me. And I fought this battle!

As a reward, I could fight one of the most powerful brothers we had in the arena, witnessed by all brothers. He is a huge and broad guy, who played rugby on a serious level while living in New Zealand.
While all men encouraged us, we fought the battle of champions. We packed some serious punches and it was fantastic to be sharing something like this with a man I care for, with all our brothers cheering.

After the fight, almost everyone was telling me that our fight had been so powerful, it had nearly blown the roof off. And so many men told me they hardly didn’t recognise me anymore, because the energy I started to radiate was so different than before.

And indeed. The first two days I had been discontent often and I had been on myself more. Now I had faced everything and I could reap the benefits of it: a great power was released within me.

The other champion battles were powerful too. After one of them told one another in what way they saw the archetype of the king in one another. Accidentally, they knelt before each other simultaneously. I found this moment so beautiful, I burst out in tears. I believe true kingship is in being of service to a greater good.

Kings

Dancing

At night we gathered in the great dome again. We were ask to blindfold ourselves. I couldn’t check, but I think everyone did thuis. It’s something one can only do when feeling really safe. I would trust all brothers there blindly.

There was music. It started modest, but grew in intensity.
It was an interesting experience. Because I felt some fear in the beginning: what if I would open my eyes and everyone would suddenly have left? How would I feel when I had to be for a long time in the wilderness all on my own? How would it be to float through space all alone? I found that at a later moment I could address the topic of being alone, within myself.
It was really comforting for me to bump into a brother, who held me and put his hand on my heart.

To me, the blindfold enabled a new experience, but it limited my freedom do dance as wild as I would like. But later on, I understood that to some brothers, it had helped them to finally free themselves and open up the world of dance to them.
When we could lower our blindfolds, I let myself dance like crazy. I love dancing so much as long as I don’t need to memorize fixed dance moves. Just to feel the music within my body, and then let my body go.

At some point the energy got so high, we had a mosh pit. I like mosh pits A LOT! But in a playful encounter with another brother, he wanted to take revenge on me for bumping into him, but he twisted his knee awkwardly. That of course was not so nice, but it showed how concerned everyone with each others well-being, because at that point to everyone nothing was more important than knowing this brother was doing alright.

Final day

During the final day, we were pretty aware that the EMX was ending. That we would see the sun rise in this configuration for the last time.

During the sharing round in the separate groups, two more brothers had voiced their initial reservations about the grouping. One of them even bluntly just said he had thought: “Why can’t I go with the alpha? (Kale) I deserve that!” Just like me. And just like me, in retrospect, these brothers were sure that they had been in the exact right place and would not have wanted to have been anywhere else, extremely grateful to the members of our group and the mentors Yusuf and Kareem.

Being there

By going through such personal en intensive processes together, you start to feel deep connection: brotherhood.
Never in my live I have been ging so many heart-felt hugs. There have been so many moments that I looked other men in the eye and just had to smile because of the beautiful humans they are. Many times we swam together naked in the lake. We talked openly about women and sex (and about more than just big tits & asses). I have received and given massages. I have told men about how handsome I think they are. And never there was this stupid machismo going on about being afraid to be called gay. Just men among men, free of any judgement.I would wish every man to be able to experience such a thing. That’s why I want to provide this opportunity too trough Wild and Sacred Men.

I also thought it was really special to meet people from all over the world that I had never met before, who are so like-minded. Men who are brave enough to think for themselves.
We felt so much connection.

Every day we were served delicious food. The food was prepared by volunteers who cooked it with so much love. They were dancing through the kitchen and you could always hear them sing.
The women wo lived there were asked to not actively engage with us and vice versa. Sure, we should be courteous, but we weren’t there to ‘score’. After the retreat was over, one of the women told me how difficult she thought this was, while “the world’s best men” were within their home.

I accepted this compliment with love. I do think we’re the world’s best men. Not in comparison to other men. But it meant that we took the trouble to het there to show up and step up our game. To uplift ourselves and others. I’m so proud of all of us!

Filmpje door mijn broeder Tamir

Faro

The final day, a delegation of us went to the city of Faro. We shared a meal together and a part of our group stayed at the same hostel. The last day we went out for breakfast. It was nice and we had some very deep conversations. But at some point I felt emotionally saturated and I wanted to be alone for a while.
Previously I would have remained on my seat, not wanting to risk someone feeling rejected over my decision to leave. But this time I just said what was on my heart and I said my goodbyes.

When strolling through the city I came across this parade (I really like the Kenyans).

Afterwards I went running during the siesta heat, so I could swim in the ocean one more time.
When I returned, I was able to spend some time with my brother Nicky, whom I have known for years, but rarely saw. Visiting this same EMX together has brought us much.

Aftermath

At the airport I stepped over my shyness and made friends with another nice Dutch fellow there.

In the plane, my seat was still free, but still I was challenged: I had become rather hungry and in the folder was a muffin that seemed to have something vaguely resembling a price-quality ratio. I ordered it, but when I held it in my hands, I was sure it was baked by little gnomes for little gnomes. Instead of worrying what the stewardess might think of me (which I would previously have done), I returned the muffin, stating that it was too small to be worth such an amount.

I didn’t have to opportunity to go home first, so I had to go to work first. On top of that I would also have to miss my wife Margo, who was facilitating at the Lorelei women’s festival.
Now that I have gone through this experience, I understand to a much deeper degree what her work actually is. So far I just understood that the women in her workshops just cry all the time, scream and then somehow came out transformed. Experiencing such a thing myself made me proud. How proud am I!

Today, it’s almost two weeks since I returned to the Netherlands. In first week I was extremely inspired and energetic. My purpose was reinforced and I felt so much more trust in what I can do. It is really great to be able the go through life this way.

I would wish every man to be able to experience such a thing. That’s why I want to provide this opportunity too trough Wild and Sacred Men.

I’m pretty sure that when Putin, Biden, Xi and the others would be able to engage in this work together, they afterwards only would want to feel as brothers and create a more beautiful world for all.

My Embodied Masculine Experience

English version here.

Na mijn indrukwekkende ervaring met twee dagen Sacred Sons in Amsterdam, heb ik besloten om hier nóg dieper in te duiken door mee te gaan met hun EMX, of Embodied Masculine Experience: vier dagen in Portugal. Deze beslissing heeft echt een enorme impact gemaakt op mij en ik wil er heel graag over vertellen!

Lessen op weg

Op de terugweg van onze gezinsvakantie in Zuidwest-Engeland ben ik min of meer afgezet op het vliegveld, dus ik was al even van huis.
Bij zulke reizen, die je maakt om te leren en te groeien, beginnen de lessen vaak al voor je aangekomen bent.
Op het vliegveld had ik al een paar broeders ontmoet, min of meer toevallig. Een van hen had een bijzondere fluit meegenomen, die hij aan ons liet zien. Er waren daar ook twee kinderen, die aandrongen dat hij zou gaan spelen voor ze. Ondanks dat hij een muzikant was, had hij nog nooit in publiek iets gespeeld zonder bladmuziek – en durfde hij dat ook écht niet. Maar de kinderen hadden echt van die onweerstaanbare vragende ogen, dus hij deed het! En daarmee was al de eerste barrière overwonnen!

Voor mij begon de eerste les in het vliegtuig zelf. Ik had namelijk op mijn ticket gezien dat ik aan het raam mocht zitten. Nou moet je weten dat ik altijd al wilde kunnen vliegen – en in een vliegtuig bij het raam zitten is wel een van die weinige dingen die daarbij in de buurt komen. Vooral bij vluchten over land, zoals de route naar Portugal.
Maar. Er zat iemand op mijn stoel. Een stelletje. En dat confronteerde mij met een edge, iets wat me tegenhoudt, maar waar ik in wil groeien. Ik kwam er achter dat ik moeilijk vind om op te komen voor mijzelf en mijn grenzen te bewaken. Ik spreek me keihard uit tegen onrecht veroorzaakt door instanties, maar zodra ik een individu persoonlijk moet aanspreken, vind ik het moeilijk. Ik wil niet graag een boodschap brengen die ik zelf ongemakkelijk zou vinden om te ontvangen.
Dus wat deed ik? Ik ging halfbakken onderhandelen: “Tja, eeuh, sommige mensen geven er niet zoveel om om bij het raam te zitten, en ik wel. Zouden jullie het misschien fijn vinden om te ruilen? Ik had me een beetje verheugd om bij het raam te zitten, snap je?”
Ze zeiden nee, en dat was dat. Pick your battles, zei ik tegen mezelf. Ik vertelde mezelf dat ik nu de beslissing gemaakt had om niet op mijn strepen te gaan staan en de boel zo te laten. En die beslissing wilde ik in eigendom nemen. Dat was mijn bedoeling althans, want eigenlijk heb ik een groot deel van de tijd zitten balen in stilte.

Portimão Pillow Fight Club

Omdat de locatie niet zo dicht bij het vliegveld was, was er een appgroep opgetuigd zodat mensen samen vervoer en slaapplaatsen konden regelen. In dit proces kon ik trots zien dat ik al redelijk wat proactiviteit ontwikkeld had (ooit een “ontwikkelpunt”). Met een aantal broeders verbleven we in een appartement in de kustplaats Portimão. Op de 15e verdieping met een fantastisch uitzicht over zee.

Het was echt grappig om met zo’n stel bewuste mannen in zo’n toeristische plek te zijn. De gesprekken gingen niet over bier, voetbal of auto’s maar echt allemaal over zelfontplooiing, plant medicine en levensdoelen enzo.

In bed (echt relaxed om gewoon een tweepersoonsbed te kunnen delen met een man zonder dat er ook maar iemand ongemakkelijk wordt en gaat denken dat het gay zou zijn) had ik een heel mooi gesprek met een broeder over manifestatie: over hoe we in onze levens eigenlijk al onze wensen hebben laten uitkomen.
Maar ik leerde ook een les van hem: de kunst van het geven. Ik heb vanuit mijn jeugd, waarin ik het heb zien gebeuren dat ons gezin alles van waarde moest verkopen totdat we in de bijstand belandden, meegekregen dat ik op elke cent moest gaan zitten. Ik heb daarom bijvoorbeeld eigenlijk ook nooit echt plezier gehad in het geven van cadeaus aan mensen. En uit eten gaan vond ik vaak stom, omdat het zoveel meer geld kost dan zelf koken.
Maar hij vertelde me over hoe hij met liefde geld kon geven, omdat hij het de ander zo gunde. “Neem mijn geld! Alsjeblieft! Ik wil dat je het aanneemt!”.
Wat hij zei kwam wel over. Tijdens de transacties die ik in de daaropvolgende dagen zou aangaan, heb ik dat met meer plezier om de ander gedaan.

Nadat we in de ochtend waren gaan zwemmen in de oceaan, gingen we ontbijten in een eettent. In plaats van te mopperen dat een beetje eten bij de supermarkt goedkoper zou zijn, bestelde ik wat ik graag zou willen eten zonder naar de prijzen te kijken en betaalde ik met plezier en vond ik het ineens leuk om wat fooi te geven.
Terwijl we daar zo zaten, zag ik aan de overkant een Thaise massagesalon. Te duur? Nee. Ik had het nodig. Ik voelde me licht in mijn hoofd en wilde met mijn aandacht terug in mijn lijf zijn. Het was echt heerlijk, lekker hard, en ik denk ook dat de masseuse op mijn rug liep. Na een uur betaalde ik met veel dankbaarheid en plezier.

In de middag kwamen we aan op Awakeland, een herbebossingsproject, waar ze ook grote domes verhuren voor activiteiten zoals de onze.

Ik vond er een oude bamboestok, die ik oppakte. Ik zwaaide er mee als een zwaard. Ik liep er mee als wandelstok. En ik herinnerde me dat ik al sinds ik kon lopen met stokken liep. Tot ik ergens in de twintig was. Om wat voor reden dan ook ben ik er toen mee opgehouden (ik had alleen nog een stok op school om dingen aan te wijzen en leerlingen te prikken), en eigenlijk vond ik het wel leuk om de stok weer op te pakken.

Toen vrijwel iedereen gearriveerd was, werd de ceremonie geopend, waarbij we langs alle elementen geleid werden. Ook hier leerde ik iets belangrijks. We gingen namelijk ook door een meer, waar we het water dat van ons af lieten spoelen wat we niet meer nodig hebben. Voor mij was dat oordelen en vergelijken: zodra ik iemand zie, heb ik mijn oordeel al klaar. En ook een vergelijking: ik was vaak geneigd om anderen onder of boven mezelf te plaatsen. Die reflex leidt zelden tot iets goeds, dus die wilde ik achterlaten.
Ik was als één van de eersten uit het meer. Vanaf de kant zag ik hoe de andere mannen één voor één op de kant kwamen. En ineens had ik een oplossing gevonden voor mijn vooroordelen: in plaats van een oordeel voelde ik nu liefde voor iedere broeder die uit het water te voorschijn kwam.
Ook die les heb ik me eigen gemaakt. Wanneer ik nu een ander mens zie, realiseer ik me hoe we on the same team zijn en kan ik liefde voelen in plaats van iets anders.

Later kwamen we nog op verschillende plekken. En we sloten met elkaar een aantal overeenkomsten die vooral gingen over integriteit.

Weerstand

Na een gezamenlijke activiteit in werden we in twee groepen verdeeld. De meeste van de broeders die ik al kende van Amsterdam of Portimão kwamen in de andere groep, met Kale als een van de mentoren. Hij was degene met wie ik in Amsterdam gevochten had, waardoor ik mijn eigen kracht gerealiseerd had; ik had gehoopt meer van hem mee te maken.
Ondanks dat ik een paar hele leuke mannen in mijn groep had, voelde ik me niet zo tevreden. Maar ik redeneerde dat het niet zonder reden was en dat de weerstand die ik voelde misschien juist wel de drempel was tot groei.

In de avond deden we een oefening waar je naar iemand moest bewegen waarvan je bijvoorbeeld dacht dat hij heel succesvol was. Naar mijn idee kwam er bij de positieve dingen vaak niemand naar mij en bij de negatieve soms wel. Er werden steeds vragen gesteld, maar ik was nooit in een positie waarin mij iets gevraagd werd, terwijl ik over elke keuze een weloverwogen antwoord had kunnen geven. Ik deed mijn best om mijn zelfvertrouwen uit mijn kern te halen, maar toch voelde ik me niet gezien en gevalideerd.
Ook hier leerde ik een belangrijke les: wie leeft op de waardering van anderen, sterft wanneer die dat niet krijgt.
Dat ging wel even op voor mij. In het dagelijks leven krijg ik echt wel veel complimenten over wat ik doe, maak en hoe ik ben. Maar hoe leuk dat ook lijkt, het heeft ook een bepaalde afhankelijkheid met zich mee gebracht; een een soort waas die maakt dat ik soms dingen doe voor de validatie en niet omdat het is wat ik echt wil…

Terwijl ik die les aan het verwerken was, gingen we in tweetallen. Maar vrij snel ging mijn maatje ergens iets anders doen en terwijl alle anderen samen waren, voelde ik me echt een beetje verloren en alleen.

The killer of joy

De volgende dag begon heel vroeg. Op Awakeland is een vallei alleen voor vrouwen en een berg voor mannen. Op de berg begroetten we de opkomende zon met geluid en lied.

Mijn maatje vertelde me dat hij geregeld had dat hij naar de andere groep ging. Ik had ’s nachts overwogen om om overplaatsing te vragen, maar nu juist mijn maatje dat al gedaan had, liet ik die gedachte maar varen.

We gingen bezig met fysieke oefeningen. Die hielpen me uit mijn getob van de vorige avond te halen. En ik heb ook heerlijk gedanst alsof er niemand keek – al ben ik die gêne eigenlijk sowieso al wel voorbij. In elk geval kan ik op zulke momenten kan ik zo ontzettend genieten van mijn lichaam.

Later op de dag begonnen we in de aparte groepen ritual confrontation. In Amsterdam had ik daar zo intens van genoten, en ik vergeleek de beide ervaringen. Deze keer waren de regels over uitnodigen iets anders, en het emotionele aspect kreeg veel minder aandacht. Door de vergelijking vond ik het echt minder leuk.
Voor mij kwam er niet echt een intentie op om de ring in te stappen, maar ik verwachtte wel dat iemand mij zou uitdagen. Ik wilde het lot laten beslissen. Maar niemand koos mij en mijn gevoel van niet gezien worden kwam weer terug. Toen er nog tijd was voor één ronde waren er drie broeders over. Met een van hen had ik ’s ochtends al geoefend. Hij wist dat ik op kickboksen zat en hij vond het erg spannend om met me te vechten, toch vroeg hij mij. Ik was er in dit gevecht voor hem. Maar mij deed het niet heel erg veel. De klappen die hij me gegeven had, hadden me wel wat meer in het moment teruggebracht en me doen realiseren hoe erg ik uit verbinding gegaan was.

In de avond was een deelronde met onze deelgroep. Meestal spreken we tijdens zulke rondes niet meer dan twee zinnen, maar nu was er meer tijd voor wat iedereen te vertellen had. Alleen zetten de mentoren er de vaart in, omdat ze nog een spel wilden doen.

En dat spel was maffia, de Engelse versie van weerwolven. Heel eerlijk: ik vind daar geen reet aan. Ik speel het heel vaak op school met mijn mentorleerlingen. Moesten we daarvoor die deelronde nou afraffelen?

Toen ik van de andere groep hoorde dat zij wel uitgebreid gepraat hadden en geen maffia hadden hoeven spelen, was mijn ontevredenheid groot geworden. In Amsterdam was alles zo intens geweest en had ik zoveel verbinding met iedereen gevoeld. In de andere groep hadden ze behalve Kale als mentor ook nog eens kleine ritueeltjes met hoe-ha! roepen die wij niet hadden.

Ik besloot dat ik teveel geld had betaald om ontevreden te zijn en dat ik me moest uitspreken. Dus ik ging naar mijn mentoren. Ik zag ze zitten en dacht eraan hoe ongemakkelijk ik mijn eigen boodschap zou vinden om te horen en keerde weer om.
Maar nee, ik zou toch voor mezelf opkomen? Dus ik weer naar ze toe, maar tja, ze waren nu in gesprek met iemand anders. Ik keerde weer om, blij om dit smoesje.
Terwijl ik wegliep pakte ik mijn stok. Ik had hem in mijn hand als een zwaard, maar toen dacht ik: wtf, je doet alsof je een ridder bent, maar je loopt weg voor je gevecht! Deze keer ging ik écht naar de mentors toe.
Ik raapte mijn moed bij elkaar en sprak al mijn ongenoegen uit. Dat ik Amsterdam beter vond. Dat ik dacht dat de andere groep dieper ging en meer verbonden was. Dat ik graag in de groep van Kale gezeten had.

Mijn mentor Kareem vroeg of ik wilde dat hij zou reageren. Ik vond zijn reactie erg sterk. Hij bedankte me voor mijn eerlijkheid (eerlijkheid was één van de overeenkomsten die we aan het begin met elkaar gesloten hadden) en verzekerde me ervan dat het hem geen vervelend gevoel gegeven had. Hij zei me geen Kale te zijn en hem ook niet te willen kopiëren. En hij wees me erop dat vergelijken de killer of joy is, wat ik ook eigenlijk ook wel wist.
Verder bleef hij kalm, vol in vertrouwen over alles wat hij tot nu toe gedaan had en wat er nog komen ging. Hij schetste zonder in de verdediging te gaan wat we de volgende dag zouden gaan doen en dat dit meer was waar de kracht van hem en Yusuf, de andere mentor lag.

Voor mij was het allerbelangrijkste dat ik me uit had durven spreken. Alleen al daarin lag een enorme opluchting en medicijn.

Diep gaan en loslaten

Kareem wist waar het over had en de derde dag zou me compleet ondersteboven brengen.

Mijn lichaam was al best wel moe na de vorige fysieke dag. Tijdens de ochtend gingen we weer bezig met lichaamswerk, maar het kostte me echt grote moeite om een beetje soepel te bewegen.

We gingen weer in twee groepen uiteen. We speelden een variant van over de streep. Daarbij zijn er twee kanten: als je voldoet aan wat er gezegd wordt, mag je naar de overkant. Bijvoorbeeld: “iedereen die wel eens gepest heeft naar deze kant”. Daarbij kan het soms erg confronterend zijn om te zien hoeveel mannen door iets moeilijks heen hebben moeten gaan. Of juist hoe weinig: het raakte me echt wel hoe daar soms juist maar één of twee mannen met tranen in hun ogen te zien staan om wat ze doorgemaakt hadden.
Ook liet het me zien hoe veel privileges ik heb gehad in mijn leven: ik ben bijvoorbeeld veilig opgegroeid met mijn beide ouders die allebei hun best deden en heb me nooit zorgen hoeven maken waar ik mijn eten voor de dag vandaan zou moeten halen. Dat bleek echt geen vanzelfsprekendheid… Met zo’n oefening leer je elkaar echt kennen en het werkt heel verbindend.

Later vormden we een cirkel. Wie dat wilde, mocht in het midden en daar benoemen wat hem dwars zat. Vervolgens gingen we daar dan mee aan het werk. Veel van de verhalen gingen over falende vaders, die er niet waren of maar geen liefde konden tonen. Dat maakte dat ik mij nog eens extra voornam om een goede vader voor mijn kinderen te zijn. Maar er waren ook verhalen over verraden worden of er alleen voor moeten staan.
Bij iedereen was het super intens. Er kwamen ontzettend sterke emoties los. Oude pijn die eindelijk geuit werd. Wat werd er geschreeuwd en gehuild! Ik heb zelf bijna aan stuk door staan huilen. Niet van verdriet, maar om getuige of zelfs deel te mogen zijn van de schoonheid van deze heling.
En ook is het prachtig om te zien dat een verhaal van één man, ook in een ander veel kan losmaken, zodat ook hij verder geholpen wordt.

Ik zelf ben ook naar voren gestapt. Er was namelijk iets waarmee ik al heel lang onder mijn ziel liep en waar ik nog nooit over geschreven heb: mijn slechte relatie met mijn stiefdochter. Ik begon gelijk te vertellen, maar Kareem onderbrak me. Hij zei: “het verhaal is vast heel belangrijk. Maar ga eerst eens naar je gevoel. Wat voel je?”
Ik sloot mijn ogen en legde mijn handen op mijn hart. Ook al weet ik heel goed hoe erg schuld en schaamte tot niets goeds leiden – ik realiseerde me dat ik dit wel degelijk voelde. (Anders had ik vast eerder al wel over dit onderwerp geschreven…)

“Hoe ziet dat eruit?” Ik boog mijn hoofd en verborg mijn gezicht. En in die pose kwam het met alle geweld los. Een stortvloed van verdriet. En de schaamte: hoe kon ik al deze mannen nog in de ogen kijken als ik ze vertelde hoe ik ben opgenomen in een gezin om vervolgens jarenlang een machtsstrijd te voeren tegen het kind?

Wat ik wilde? Herstel van de band. Dat het goed gaat met mijn stiefdochter. En dat ik vrij ben van alle schaamte.

Ik had daarvoor nodig dat ik het verhaal vertelde. Over hoe moeilijk het geweest was. Over dat ik, hoewel ik echt mijn best gedaan heb, ik toch steeds bleef falen. Over hoe ik mezelf steeds niet in de hand kon houden. Over hoe ik plechtige beloftes gebroken heb. Door dit hardop uit te spreken ontstond er ruimte. Ruimte om dit los te laten en te transformeren.

Ik moest kiezen wat ik nodig had: schreeuwen in het bos of een knuffel. Twijfel… Beiden..? Nee! De mentor gaf me op m’n flikker. Kies nou eens! Niet altijd dat halfslachtige gedoe: voel wat je echt nodig hebt! You can’t have both.
Ik sloot m’n ogen en koos voor het schreeuwen in het bos. M’n broeders vormden de boomstammen en het ruige struikgewas daartussenin door elkaars handen vast te pakken. Eén iemand vertegenwoordigde totale vrijheid en wachtte me op aan de andere kant. Maar ik moest me er wel naar toe vechten terwijl ik tegengehouden en toegeschreeuwd werd. Met al mijn kracht beukte ik me tergend langzaam naar voren. Soms leek het er op dat ik er niet doorheen zou komen. Mijn voeten bloedden door de kapotte vloer. Ik brulde, ik duwde, draaide en ramde mezelf er doorheen. Helemaal uitgeput viel ik in de armen van mijn broeder. Maar hij liet me al gauw los. “Go again” werd er gezegd.

Ik kon het haast niet geloven. Ik had al alles gegeven. Mijn voeten waren stuk. Maar een nieuw bos vormde zich al. En vrij wilde ik zijn, no matter what. Weer ging ik het bos te lijf. Weer gaf ik alles. Mijn hele stem, al mijn kracht. Er werd tegen me geschreeuwd dat het toch niet zou lukken. Maar dat geloofde ik niet. Ik wist dat ik vrij kon zijn en bleef doorvechten. Uiteindelijk bereikte ik de overkant en daarmee symbolisch ook de vrijheid.

Er volgde nog een gesprek over wat ik zelf nog ging doen om de situatie te verbeteren en hoe ik zou omgaan met afwijzing. Het scheelde voor mij al wel dat ik niet helemaal op nul stond, omdat ik eerder al aan het proces van herstel begonnen was. Maar het bewust kunnen voelen van de schaamte en het daardoor kunnen loslaten daarvan, dat was goud.
En ook een les over het accepteren van het het gewoon echt niet weten. “I want to love you, but I do not know how”.

Op een gegeven moment was het lunchtijd. Ik was helemaal uitgeput en bleef op de grond liggen terwijl langzaamaan de meesten richting het eten vertrokken. Bij vlagen kwamen er herinneringen boven van dingen die ik gedaan hadden of die misgelopen waren. En dan kwamen de tranen weer. Het was een bijzondere ervaring. Normaal gesproken als je op de grond ligt te huilen, gaat het niet zo best met je. Maar ik voelde me geen hoopje ellende, integendeel: ik voelde me ontzettend goed en sterk. Elke keer als ik weer een steek van verdriet voelde, was ik daar zo blij om, omdat ik het dan helemaal los kon laten.

Het echte gevecht

Nadat we uiteindelijk klaar waren met het emotionele werk, werd er voorgelegd dat er uit de andere groep nog vijf mannen waren die nog wilden vechten. De kampioenen. En wie van onze groep hen tegemoet zouden treden.

Ik stapte naar voren. Ik voelde me inmiddels wel weer gesterkt, ook fysiek. Maar er stapten anderen naar voren, meer dan vijf. Al gauw hoorde ik mezelf zeggen: “Ik vind het gevecht alleen maar heel leuk. Heb jij het nodig? Dan maak ik wel plaats!” En ik stond mijn plaatsje af.

Heel tevreden was ik niet met mijn beslissing. Maarja, ik had hem gemaakt, en dan is het klaar, toch? Terwijl we de ruimte uitgingen, kwam er een broeder naar me toe die zijn hand op mijn borst legde en me aankeek: “Is dit echt wat je wilt, Oskar?” was wat hij vroeg.

Nee! Ik had mezelf niet zo licht moeten wegcijferen! Ik wilde echt vechten!
Ik stapte op de broeder af aan wie ik mijn gevecht had afgestaan. En ik bracht hem de boodschap die ik zelf ongemakkelijk gevonden zou hebben om te horen: dat ik toch eigenlijk wel heel graag wilde vechten in plaats van hij.
Dit was voor mij het grootste gevecht. Maar ik had het geleverd!

Als beloning mocht ik later in de grote arena vechten tegen de grootste broeder die we hadden: een reus van een man, die op hoog niveau rugby in Nieuw-Zeeland gespeeld had.
Terwijl alle mannen ons aanmoedigden, vochten we het gevecht der kampioenen. We deelden echt wel serieuze klappen uit en het was zo heerlijk om dit samen te doen; met iemand om wie ik geef, terwijl alle broeders staan toe te juichen.

Na afloop kregen we ook van bijna iedereen terug dat het dak er af gegaan was van alle energie die van ons af gespat was. En ik kreeg ook van zó veel mannen te horen dat ze me bijna niet meer herkenden omdat ik ineens zo’n andere energie was gaan uitstralen.

En inderdaad. De eerste twee dagen was ik ontevreden geweest en wat meer op mezelf. Nu was ik alles aangegaan wat er aan te gaan was en daar mocht ik de vruchten van plukken: er was een ontzettende kracht vrijgekomen in mezelf.

Er waren nog wel meer hele mooie gevechten geleverd. Na afloop van één daarvan vertelden twee mannen elkaar hoe ze het archetype van de koning in de ander zagen. Onbedoeld knielden ze uit diep respect spontaan tegelijkertijd voor elkaar. Ik vond dat zo’n prachtig moment dat de tranen me weer over de wangen stroomden. Waar koningschap is naar mijn idee vanuit kracht dienstbaar zijn.

Dansen

’s Avonds kwamen we in de grote zaal bijeen. We werden gevraagd onszelf te blinddoeken. Ik heb het niet kunnen zien, maar volgens mij deed iedereen dat. Dat is iets wat je eigenlijk pas kan als je je veilig voelt. Ik vertrouwde iedere man daar blindelings. Mijn broeders.
Er werd muziek gespeeld. Eerst heel ingetogen, maar langzamerhand steeds uitbundiger.
Het was een interessante ervaring. Want ik voelde me in eerste instantie best wel angstig. Wat als ik mijn blinddoek af zou doen en iedereen zou ineens stiekem weggegaan zijn? Wat zou er met me gebeuren als ik echt helemaal alleen zou zijn voor langere tijd in de wildernis? Hoe zou het zijn om alleen door de ruimte te zweven? Ik constateerde dat ik een andere keer aan het werk mag met dit thema.
Het was echt fijn dat ik op enig moment tegen iemand anders aan botste die me vasthield en zijn hand op mijn hart legde.
Later hoorde ik van zeker twee broeders dat ze hiervoor nooit gedanst hadden en de dat de blinddoek voor hen echt een bevrijding geweest was, die de wereld van het dansen voor hen ontsloot.
Op een gegeven moment mochten de blinddoeken af en ging ik helemaal uit m’n dak. Ik hou zoveel van dansen als ik maar geen pasjes hoef te leren! De muziek voelen in mijn lijf en gewoon meegaan.

Er ontstond zelfs een mosh pit. Als je me ergens blij mee kan maken is het dat wel…! Maar in een speelse aanvaring met een broeder, viel hij terwijl hij wraak op me wilde nemen voor een duw, waardoor zijn knie uit de kom geschoten was. Dat op zich was niet zo fijn, maar het liet wel zien hoe betrokken iedereen met elkaar was, want vanaf het moment dat de mannen doorkregen dat er iets aan de hand was, liet iedereen alles uit z’n handen vallen om zeker te weten dat het wel goed met hem ging.

Laatste dag

Tijdens de laatste dag waren we ons er best wel bewust van dat het op z’n eind liep. Dat we voor de laatste keer in deze samenstelling de zon zouden zien opkomen.

Tijdens de laatste deelronde vertelden meer mannen over hun gevoel bij de verschillende groepen. Een broeder was echt zo direct: “Waarom zit ik niet bij de alpha? Ik verdien dat!” Maar net als ik, had hij achteraf echt niet willen ruilen!

Daar zijn

Door samen zo veel mee te maken en te delen ontstaat een diepe verbondenheid; broederschap. Ik heb nooit in mijn leven zoveel knuffels gegeven en uitgedeeld als daar. Er zijn zoveel momenten geweest dat ik andere mannen diep in de ogen gekeken heb en moest lachen om hoe mooie mensen ze zijn. We hebben samen regelmatig naakt in het meer gezwommen. We hebben open gepraat over vrouwen en seks (maar dan dat het verder ging dan of iemand nou een borsten- of billenman is). Ik heb massages uitgedeeld en ontvangen. En ik heb mannen verteld hoe mooi ik ze vond. En geen enkel moment was er van dat stomme macho-gedoe met dat er iemand bang was om gay genoemd te worden. Gewoon mannen onder elkaar, maar dan helemaal vrij van oordeel.

Ik vond het echt wel bijzonder om zomaar ergens in de wereld zoveel mensen uit alle windstreken te ontmoeten die ik daarvoor nog nooit gezien had. Maar die wel echt heel gelijkgestemd bleken te zijn in zoveel opzichten. De onderlinge verbondenheid is zo sterk!

We kregen elke dag heerlijk te eten. Het eten werd bereid door de baas van het land met een aantal vrijwilligers. Ze maakten het eten altijd met zoveel liefde klaar. Uit de keuken kwamen altijd mantra’s en andere muziek die meegezongen werd.
De vrouwen die daar ook woonden en werkten was gevraagd om zich niet actief met ons te bemoeien en vice versa. Respect tonen, uiteraard, maar wij waren daar niet om ‘te scoren’. Na afloop van het retreat vertelde één van de vrouwen hoe moeilijk dat voor haar was geweest, omdat “de beste mannen van de wereld” gewoon bij hen over de vloer waren.
En dat compliment accepteerde ik met liefde. Ik denk ook dat we de beste mannen van de wereld waren. Dat betekent niet dat we beter zijn dan andere mannen. Maar het betekent dat iedereen daar echt was om zichzelf en zijn relatie met de wereld om zich heen tot een hoger niveau te tillen. Ik ben trots op ons allemaal.

Filmpje door mijn broeder Tamir

Faro

De laatste dag ging een delegatie van ons naar de stad Faro. We aten samen en een deel van onze groep deelde een hostel. Op de laatste dag gingen we samen ontbijten nog. Het was fijn en hadden hele goede gesprekken samen. Maar op enig punt voelde ik dat ik echt verzadigd was en even alleen wilde zijn. In plaats van te blijven zitten (want ik zou niemand een gevoel van afwijzing willen geven – een boodschap die ik zelf ongemakkelijk zou vinden om te horen), zei ik dat ik even alleen wilde zijn en ik nam afscheid.

Ik ben een beetje door de oude stad gelopen en kwam al gauw terecht in een vrolijke parade met allerlei mensen in klederdracht.

Ik ben ook nog gaan rennen tijdens siësta-tijd van en naar het strand om nog gauw even te zwemmen in de oceaan.
En op het laatst heb ik nog wat quality time doorgebracht met m’n bro Nicky, die ik al jaren kende, met wie ik veel gemeen had, maar die ik eigenlijk nooit zag. Samen naar deze EMX gaan heeft ons ook veel gebracht.

Aftermath

Op het vliegveld ben ik nog snel even over mijn verlegenheid gestapt en heb ik nog snel even vrienden gemaakt met een leuke gast die daar ook was.

In het vliegtuig hadden mijn buren deze keer wel mijn stoel vrij gelaten, maar ik kreeg alsnog een challenge. Ik had namelijk wel trek gekregen op dat tijdstip en in de folder stond een muffin. Die bestelde ik, maar toen ik hem in mijn handen kreeg, leek het wel een gerecht dat door en voor kabouters gemaakt was. In plaats van me zorgen te maken over wat de stewardess zou denken, gaf ik hem terug en zei dat ik hem dat bedrag niet waard vond.

Zonder eerst thuis te komen, ben ik direct door gegaan naar mijn werk. Mijn vrouw Margo heb ik nog een week moeten missen omdat zij van alles faciliteerde op het Lorelei festival. Nu ik zelf dit ondergaan heb, snap ik véél beter wat zij allemaal aan het doen is. Eerst wist ik vooral dat de vrouwen steeds moesten huilen en schreeuwen en dat het op een of andere manier lifechanging voor ze was. Maar door het zelf mee maken, snap ik het helemaal! Ik ben echt supertrots op haar ook. Om de betekenis van haar werk.

Het is vandaag een week geleden dat ik terugkwam in Nederland. In de afgelopen week heb ik me zo ontzettend vol energie, inspiratie en zelfvertrouwen gevoeld. Ik heb een doel in het leven gevonden en veel meer vertrouwen in mijn eigen kunnen. Het is heerlijk om zo door het leven te stappen.

Zoiets gun ik iedere man. Ik geloof dat als je mannen als Putin, Biden en Xi dit samen aan zou laten gaan, dat ze aan het einde niets anders zouden willen dan als broeders samen een mooie wereld voor iedereen maken.

Pionieren in Taizé

Toen ik nog religiewetenschappen studeerde, had ik een aantal mogelijkheden om op reis te gaan. Bijvoorbeeld naar Israël, naar Santiago de Compostella of naar Taizé. Maar omdat ik nog te jong was om daar de waarde van in te zien, heb ik die kansen laten liggen.

Inmiddels ben ik groot. En toen ik in de loop van afgelopen schooljaar een mailtje voorbij zag komen met dat er nog gezocht werd naar begeleiders voor een reis naar Taizé, heb ik mij meteen aangemeld.

Ik wist wel ongeveer wat Taizé was: een oecumenische kloostergemeenschap in Frankrijk, waar jongeren van overal over de wereld samenkomen. Maar ik had totaal geen beeld van hoe het zou zijn om daar een week te zitten. Naarmate het moment dichterbij kwam, kreeg ik steeds meer de angst dat ik straks naar een soort eeuwige EO-jongerendag zou gaan waar allerlei brave jongelui de hele dag glimlachend als in een tandpastareclame en zingend over de Heere geen seks voor het huwelijk zouden hebben. (Gelukkig bleek het achteraf heel anders te zijn, anders ging ik dit niet schrijven.)

Om allerlei redenen hadden we te laat en niet heel effectief gepromoot op school. (Een van die redenen was dat ik dus zelf ook niet zo goed kon vertellen wat de scholieren te wachten zou staan.) Wat ook niet meehielp was dat de reis gepland stond in de eerste week van de zomervakantie. Uiteindelijk hadden we twee begeleiders en twee leerlingen in totaal. Dat had als voordeel dat we in snel en in stijl konden reizen: met mijn Jaguar grotendeels over de Duitse Autobahn.

Het aankomen was een beetje chaotisch, maar daar had mijn collega Ruben, een Taizé-veteraan al voor gewaarschuwd. Het is in principe de bedoeling dat je een week in Taizé verblijft, van zondag tot en met zondag en dat je een programma volgt. In Taizé ben je tot je 35e een jongere, dus dat was ik ook nog. Als je ouder bent dan dat, zijn er wat restricties, zoals dat je niet elk jaar terug mag komen als je geen jongeren begeleidt.
We kampeerden op een veldje. Ik had met dunne matjes kofferbakruimte bespaard, maar die beslissing zou ten koste gaan van een aantal nachten goede nachtrust – het zou uiteindelijk vijf nachten duren voordat mijn lichaam zich zou neerleggen bij het idee dat ondergrond gewoon hard was.

Omdat we maar met z’n vieren waren, werden we al vrij gauw geadopteerd door een andere Nederlandse school. De Bogerman uit Sneek had al jaren de traditie om naar Taizé te komen en ze waren dit keer met “maar” twintig leerlingen.
Uiteindelijk was ik daar ontzettend blij mee. Het was een super leuke groep en ik kon het met de meesten erg goed vinden. Het kostte ze wat moeite, maar uiteindelijk lukte het de meesten om gewoon “je” tegen me te zeggen en “meneer” achterwege te laten. En omdat ik zelf van mijn zesde tot mijn achttiende in Friesland gewoond heb, kon ik ook eindelijk weer eens een beetje Fries praten en had ik wat van dat nuchtere Friese om mij heen, wat een beetje subtiel is en daardoor moeilijk uit te leggen aan niet-ingewijden…

De aard van Taizé

Even ter illustratie: Taizé is een piepklein dorpje op een heuvel. Bij het dorpje horen de Broeders van Taizé, die een kloosterorde vormen, die internationaal zich inzetten voor het welzijn van mensen. Er zijn meer dan honderd broeders, maar sommigen zitten op plekken waar ze arme mensen kunnen helpen, zoals in Bangladesh of nog erger: de banlieu van Parijs.

Op het terrein staan een aantal gebouwen en tenten. Sowieso een hele grote kerk. Maar ook slaapbarakken, workshopruimtes en een grote gaarkeuken, waar iedereen elke dag van drie maaltijden en een tussendoortje voorzien wordt.

Beneden de heuvel is ook nog een stiltetuin met daarin de heilige bron van Sint Étienne.

Verblijven in Taizé kost geen klap. Je betaalt klein een bedrag afhankelijk van je eigen welvaart en de rijkdom van het land waar je vandaan komt. Je betaalt puur voor je eigen onderhoud, want ze willen expliciet niet rijk van je worden. De voornaamste bron van inkomsten halen ze uit de verkoop van boeken, kunst en alles uit hun pottenbakkerij. En ook dat is niet duur.

Er heerst een sfeer van eenvoud en delen.

Kerk en God

Iedere dag waren er drie kerkdiensten, waarbij je verwacht werd (werd verder niet gecontroleerd ofzo, maar het is een belangrijk deel van de structuur). Die werden gehouden in de grote kerk. Dat is een vrij groot gebouw, helemaal bekleed met vloerbedekking. Voor de oude mensen zijn er wat bankjes aan de zijkant, maar verder zit iedereen op de grond. In het midden is een strook waar de broeders van Taizé dan zitten.
Er wordt veel gezongen in meerstemmige liederen. Echt veel mooier dan ik in wat voor kerk dan ook gehoord heb.

Hier was ik dus bij. Maar ver buiten beeld wel.

En tijdens iedere dienst is er tussen de tien en vijftien minuten stilte. Daarvan heb ik ontzettend genoten. Thuis vind ik vijf minuten mediteren meestal al veel. Maar in zo’n dienst verging het me het allemaal heel makkelijk; en werd mijn innerlijke stilte vaak al voor ik het wist ruw verstoord doordat mensen heel zachtjes in hun liedboekjes gingen bladeren.
De meeste leerlingen vonden de stilte aan het begin lang en vervelend, maar het viel op dat ze het na verloop van tijd echt gingen waarderen en aangaven daar ook iets mee van naar huis te willen nemen.

Waar ik persoonlijk minder mee had, was de inhoud van de woorden. Alle liedjes gaan over the Lord, le Signeur of Dominus. Ook werd God steeds als persoon geadresseerd in de gebeden en gingen de gekozen bijbelteksten ook vaak over de persoon van God.
Nu weet ik dat er heel veel verschillende soorten en smaken christenen zijn. Dat gaat van fundamentalisten die geloven dat meneer God de aarde in zes dagen maakte tot (meestal Zuid-Europeaanse) cultuurchristenen tot mensen die God zien als een onpersoonlijke macht (eigenlijk net als ik).
Maar wat ik dan steeds hoor in de bijbel- en liedteksten is dat er steeds een persoon boven de gelovigen geplaatst wordt. Soms het kleinzielige godje van het Oude Testament, soms Jezus en soms de persoonlijkheid van God.

In mijn eigen spiritualiteit ervaar ik een heel directe verbinding met het goddelijke. Ik wil best geloven dat er bovennatuurlijke wezens zoals goden bestaan, maar als ik dat niet wil, staan zij niet in tussen mij en het Al.
Ik had in Taizé dan soms ook even de behoefte om er uit te gaan – of eigenlijk – om de wildernis in te gaan. Ik heb lange stukken gerend door de bossen op de heuvels die ik in de verte zag liggen. Ik heb daar op rotsen gezeten tussen vlinders, ondergedoken in water en oeroude bomen aangeraakt. In mijn eigen lichaam en mijn wezen voel ik dan een verbondenheid met iets groters.

Maar één ritueel in het bijzonder heeft me zeker wel aan het denken gezet. Op de vrijdagavond was er de ceremonie van het kruis. Het kruis voor in de kerk werd aan het einde van de dienst in het midden gelegd. En de gelovigen kwamen er in kleine groepjes omheen zitten; ieder ging zijn of haar eigen proces in stilte door op zijn of haar tempo. De kerk was de hele nacht open en continu werd er gezongen of zaten er mensen bij het kruis. Vaak legden ze uiteindelijk hun hoofd erop.
Zelf peinsde ik er niet over om mijn hoofd op dat symbool te leggen. Het kruis is immers een werktuig dat door de Romeinen werd gebruikt om criminelen dood te martelen. En bovendien staat het voor mij als ik eerlijk ben toch ook wel symbool voor de eeuwenlange onderdrukking van de mens die het christendom toch ook gebracht heeft. Was het niet door machtsbeluste lui of het verbranden van boeken en ketters, dan wel door concepten zoals zonde…

Maar toch was ik aanwezig bij de ceremonie van het kruis. De sfeer in de kerk was bijna mystiek. Buiten was de nacht gevallen. Binnen werd gezongen door de mensen die er waren, veel intiemer dan tijdens een gewone dienst. Ik zag hoe mensen bij het kruis waren en daar intense religieuze ervaringen beleefden, die niet onderdeden voor wat ik in mijn eigen spirituele kringen heb gezien en meegemaakt.
Door het kruis zag ik in plaats van de splinter in andermans ogen, de balk in mijn eigen: dat kruis is ook maar een focus, zoals voor mij bijvoorbeeld een speciale steen. En de beeltenissen van God zijn soms ook maar een brug, zoals ik daarvoor vaak de natuur gebruik. De taal is anders. Dit besef bracht me wel een beetje terug naar de aarde en ik het leerde me om oordeel verder uit te stellen.

Hier was een oude eik die ik echt even moest aanraken. Dat is dan weer mijn ding… Boom knuffelen.

Er waren ook elke dag bijbelgroepjes. Ik had mijn twijfels of ik dit zou kunnen begeleiden: ik ken de bijbel echt best wel goed, en heb er juist daardoor niet zoveel mee. Daarom deed ik het samen met Ruben, zodat ik eventueel kon uitstappen.
Er was een gozer die het elke ochtend inleidde. Dat deed hij op een leuke manier: met grapjes, woorden in het Swahili en ook sprookjes, bijvoorbeeld over Ubuntu.

Er was wel één ding wat ik zelf echt anders gedaan zou hebben. Ik zou de jongeren niet op zijn manier meegedeeld hebben wat de verhalen (officieel?) betekenen. Ik zou liever de jongeren daar zelf over na laten denken en wat mogelijke interpretaties naast elkaar zetten. Maar nadat we hadden vastgesteld hadden dat alle jongeren in ons bijbelstudiegroepje gelovig waren, heb ik me teruggetrokken uit het bijbelgedeelte, omdat ik niet vond dat het mijn plaats was om nu daar kritische vragen over te gaan zitten stellen. Bovendien kreeg ik hierdoor tijd voor mijn lange rentochten.

Plezier

Taizé is gezegend met een slecht internet-bereik. Het valt meteen op hoe mensen daar op een andere manier contact met elkaar hebben dan op andere plaatsen. Als ik op school naar de jongeren kijk, dan zitten ze meestal allemaal op hun eigen telefoon te kijken en bestaat de interactie uit dat ze elkaar dingen laten zien die ze online tegenkomen en dat kort bespreken. In Taizé praten ze ouderwets uit zichzelf met elkaar. En er worden heel veel spelletjes gespeeld in groepjes, zoals het ninja-spel, blinde koe of het voeten-tik-spel.

En iedereen is er gewoon heel vrij en vrolijk. Waar ter wereld zie je nou nog pubers die voor de lol Bleeeeeeees the lord my soul aan het blèren zijn?

Na de laatste kerkdienst moet het stil zijn op de camping. Op het terrein is een gebouwtje, Oyak, waar eten en drinken verkocht wordt en waar nog doorgegaan mag worden tot half twaalf. Er is daar in principe verder niets; alleen maar veel ruimte, dus de mensen die daar zijn, moeten zelf een feestje bouwen.

Daardoor is geen enkele avond hetzelfde en ontstaan er allerlei verschillende dingen. Soms worden er popliedjes gezongen die iedereen kent, soms doen Spanjaarden iets Spaans, soms is er een groepje stoere jongens die op een betonnen stoepje over metal praat, soms wordt er gedanst, soms zijn er mensen die lied en dans uit hun eigen land opvoeren, soms gaat het tegen elkaar op en soms mooi samen.

Ik heb zelf de hele dag door ontzettend veel plezier gehad met heel veel van de mensen die er waren. Met andere grote mensen uit allerlei landen. Met een non-binair persoon die in alles zó progressief was dat ik op Facebook al lang ontvriend zou zijn, maar met wie ik in het echt gigantisch goede en diepe gesprekken gevoerd heb. Met jongeren overal vandaan van het bijbelstudiegroepje, met name twee Duitssprekende jongens met wie ik uren over games en metal kon praten. En met de aan Ruben en mij mij toevertrouwde twee kinderen. En tenslotte met de leerlingen uit Sneek. Nadat ze niet meer vousvoyeerden, accepteerde een groepje van hen me eigenlijk wel als onderdeel van hun groep, of op z’n minst als een soort grote broer, waardoor ik mocht meedoen met alle avonturen, gesprekken en spelletjes. Ik heb me echt wel weer even 16 gevoeld voor een paar dagen!

Tijdens mijn zwerftochten had ik ook een geweldige plek om te zwemmen gevonden, met een diep stuk in de rivier en watervalletjes. Op één van de heetste dagen was ik overeen gekomen met de andere begeleiders dat ik de leerlingen mee mocht nemen om te gaan zwemmen. Nou, en of ze dat wilden!

Eén keertje zijn we er met z’n allen ook nog uit geweest om het stadje Cluny te bezoeken. Enorm rijke historie. Best de moeite waard, mocht je in de buurt zijn.

Groei

Al met al was ik natuurlijk wel begeleider. Dat stelde mij in een bijzonder dankbare positie. Natuurlijk moest ik af en toe grote en kleine problemen oplossen, maar vooral kon ik toekijken hoe de jongeren voor mijn ogen aan het groeien waren. Door elke nieuwe ervaring en elke ontmoeting.

De twee die we weer veilig thuis brachten waren een kop groter dan toen ze vertrokken.

Ik hoop dat dit een pioniersreis was, die een nieuwe traditie op mijn school laten starten!

Ga ik volgend jaar weer mee? Graag! Ook als het in de vakantie is? Zelfs dan!

(Al was het alleen al om met zoveel mensen op de foto te gaan omdat ze vonden dat Jason Momoa, Gaston en Jacob uit Twilight op mij lijken – en vooral Jezus. Zelfs een van de broeders benoemde het)

Ik kan Taizé aan alle jongeren aanraden! Blijf bij jezelf, sta open voor anderen.

Met Sacred Sons

English version here.

Nog steeds voel ik nog wat pijn in mijn nek van het gevecht dat ik dit weekend voerde. Maar het is een goede pijn, want het herinnert me aan waarom ik vocht.

Het afgelopen weekend deed ik in Amsterdam mee aan een zogeheten Immersion door Sacred Sons. In het kort komt dat neer op zelfontwikkeling en broederschap. Het was precies wat ik nodig had en ik zou graag mijn persoonlijke ervaring delen in dit stukje.

De roep

Omdat mijn vrouw Margo Awanata echt heel goed is in haar wilde werk met vrouwen, lopen mensen al jarenlang aan mij te vragen wanneer ik nou eens ga beginnen aan het faciliteren van mannenwerk. Er is zeker vraag naar en het wordt gevoeld als echt nodig in onze samenleving.

In eerste instantie zag ik dat nooit zo zitten. Ik vond het idee om vrouwen uit te sluiten niet zo leuk en bovendien zag ik de toegevoegde waarde niet zo, omdat ik vond dat er in gemengde groepen heel veel kan gebeuren dat erg betekenisvol is.

Maar de laatste tijd kon ik de roep steeds minder negeren ben ik hem toch steeds meer gaan horen. Ik had zelfs in de afgelopen weken al twee keer een bijeenkomst geleid voor de mannen van de priesteressen.

Ik ben echt best wel vaak gewezen op video’s van Sacred Sons. Veel vrouwen vinden wat zij laten zien echt fantastisch. En dus, zonder me er echt in te verdiepen, had ik voor mezelf besloten dat ik het veel te gelikte commercials vond die aan vrouwen een soort van ideale man presenteren, en dat het dus onmogelijk zou kunnen zijn wat mannen aan zou spreken. Nouja, ze zaten verder toch aan de andere kant van de Atlantische Oceaan, dus ik hoefde er verder niks mee.

Alleen toen gingen ze een tour door Europa organiseren. Ik dacht meteen van: shit, dan moet ik weer die mensen die gaan zeuren dat ik daar heen moet gaan afwimpelen…

Maar hee, waarom zou ik zou koppig blijven? En waarom voelde ik in de eerste plaats al die weerstand? Ik besloot om daar op te reflecteren. Ik ging hun teksten lezen, een paar video’s aandachtig bekijken en een paar van hun podcasts beluisteren (#2 met oud MMA-vechter Traver Boehm vond ik sowieso heel cool). En dit overtuigde mij ervan dat ze misschien eigenlijk wel the real deal zouden kunnen bieden.
Wat zij neergezet hebben en wat ze doen is echt gaaf en verdient complimenten. Ik moest aan mezelf toegeven dat de weerstand die ik voelde was meer afgunst dan iets anders. Daarom besloot ik dat ik dit wilde ervaren door te gaan.

Dag 1: Geluid

De eerste dag was best wel uitdagend. Ik had mezelf voorgenomen om iedere uitdaging aan te gaan en om dapper te zijn.

Nadat we de ruimte gewijd hadden (in feite begrensd tegen invloeden van buiten en met elkaar de impliciete afspraak makend dat iedereen daar veilig is), begonnen we met de eerste uitdaging: het beantwoorden van heel persoonlijke vragen over je maskers die je draagt en wat je in de schaduwen verborgen houdt aan een broeder van wie je de naam nog niet eens kent.

Pas daarna deden we een korte check-in. We zeiden onze naam en waar we vandaan kwamen en over wat er in ons speelde. Maar we mochten maar weinig woorden gebruiken, wat aan de ene kant frustrerend was omdat ik toch wel een man van woorden ben, maar aan de andere kant was het ook fijn: daardoor hoefden we niet naar vijfendertig verhalen te luisteren en konden we niet de boel overrationaliseren.

Na een aantal oefeningen, zoals yoga ademhalingsoefeningen, gingen we precies datgene doen dat ik doodeng vond… Ik heb best al wel wat werk aan mezelf gedaan, waardoor ik vrij veel zelfvertrouwen heb, maar er is één ding wat ver buiten mijn comfortzone ligt; en dat is mijn stem gebruiken zonder dat het gaat om de woorden die ik zeg. Het laten horen van mijn naakte stem, maakt me erg ongemakkelijk. Ik heb dat altijd al wel gehad; ik durf bijvoorbeeld niet zo goed te zingen waar anderen bij zijn, het heeft zelfs lang geduurd voor ik het voor mezelf durfde als ik wist dat ik alleen was. Dat onbekenden me meestal mevrouw noemen aan de telefoon, helpt niet.
Maar de oefening die we gingen doen, was juist dat: naakte stem. Het pure geluid dat hoorde bij wat je voelde. Zonder woorden, zonder liedjes, zonder iets wat je eerder geleerd had. Eén broeder stond in de cirkel en nodigde een andere uit om zijn geluid aan hem te geven.

Toen ik merkte dat ik oogcontact aan het vermijden was, herinnerde ik mezelf eraan dat ik dapper wilde zijn. En meteen op het moment dat ik stopte met wegkijken, koos één van de broeders mij uit. Het geluid dat hij mij toonde was echt heel erg intens en rauw. En ik stond daar voor hem.

Toen was het mijn beurt. Ik wist echt niet wat ik moest. De makkelijke weg uit de situatie zou zijn om verbinding te zoeken met een of andere oerwoede en om te brullen als een beest. Niet dat dat op een lager niveau zou staan dan iets anders; voor sommige mannen is die ervaring juist precies de overwinning die ze nodig hebben; maar voor mij zou dat op dat moment niet waar geweest zijn. Dat was niet wat ik op dat moment voelde. Ik voelde vooral ongemak. Wat voor geluid hoort er nou weer bij zenuwachtig? Als ik angstig ben, wil ik het liefst onopgemerkt blijven. Niet midden in een cirkel staan met allemaal mannen die naar me kijken.
Maar ik probeerde toch om mijn stem te vinden. Dat resulteerde een paar keer in stervende klanken en gefrustreerd geluid. Maar ik accepteerde dat falen onderdeel zou worden van succes. Uiteindelijk vond ik mijn toon. Die lied ik luid horen. Eerst aan mijn broeder. Daarna aan alle broeders. Ben ik nu helemaal trots op mijn stemgeluid? Dat weet het niet, maar ik heb zeker weten een ferme overwinning behaald.

Daarna kon ik relaxen in iets waar ik wel goed in ben: lichamelijke oefeningen. Toch hielpen ze me om meer in mijn lichaam aanwezig te zijn met mijn aandacht en om verbinding te voelen met al die andere mannen die daar ook lekker aan het spelen waren.

We hebben echt nog veel meer gedaan, die eerste dag, maar hier houd ik het even bij.

Alleen

’s Nachts kon ik in het huisje van mijn zuster logeren in Oud-Zuid. Zij was zelf niet thuis, dus ik was in mijn eentje. Het was een vreemde ervaring, want ik ben niet meer alleen geweest sinds ik op kamers was. Wauw, nu kon ik wilde dingen doen, zoals de krant lezen terwijl ik een croissantje at!

Alleen zijn liet me dingen zien. Ik realiseerde me bijvoorbeeld dat ik best wat gezonde gewoontes geïnternaliseerd heb, zoals sporten en mindful buiten zijn (op zondagochtend komt de waanzinnige drukte van Amsterdam blijkbaar heel even tot rust.

Maar het confronteerde me ook met ongezonde neigingen. Bijvoorbeeld hoe makkelijk ik troep maak. Binnen een paar minuten lag er overal rommel in het nette appartement. En nu ik kon er niemand anders dan mezelf de schuld voor geven…
Maar het duidelijkste was tijdverspilling door makkelijke dopamine. Ik had me voorgenomen om deze tijd alleen nuttig te besteden door te schrijven, mijn dagboek bij te werken en de interessante boeken van mijn zus te lezen. Maar in plaats van dat alles ging ik urenlang het online pokémon kaartspel spelen omdat ik een of ander kaartje wilde winnen…
Het is niet dat ik geen onzinnige spelletjes van mezelf mag spelen, maar ik wil er niet teveel waardevolle tijd aan kwijt raken. Maar op dat moment had ik mezelf niet in de hand. Dit wil ik graag veranderen.

Dag 2: Sacred combat

Terwijl ik bij mijn zus was, had ik de onderstaande Sacred Sons video over sacred combat bekeken:

Jemig! Hoe gaaf is dat! Ik had zo graag zoiets willen meemaken! Ik had alleen niet verwacht dat we dit bij een evenement van maar twee dagen zouden gaan doen. Maar we deden het wel!

De dag begon met wat fysieke oefeningen gecombineerd met ademwerk, waarna ik me ontzettend vol energie voelde alsof ik de de hele wereld aankon.

En daarna begon het gewijde gevecht; sacred combat. Iedereen staat in een cirkel en één broeder stapt naar binnen en nodigt een andere broeder uit om hem in het gevecht te ontmoeten. Het gaat dan totaal om winnen en verliezen of wat voor machismo dan ook. Het is meer als samen dansen en energie uitwisselen. Maar vergis je niet: we hebben ook echt wel serieuze klappen uitgedeeld.

Toen we hieraan begonnen was ik diep ontroerd. Dit voelde echt als thuiskomen! Een dag eerder werd benoemd dat het zo samenkomen als we deden oeroud was. Als een religiewetenschapper ben ik automatisch sceptisch over dat soort claims, maar ik voelde de waarheid hiervan, los van wat ik erover wist. Tijdens het eerste gevecht had ik de tranen in mijn ogen. Wij mannen samen, vechten, aanmoedigen, geven om elkaar…

Voor en na ieder gevecht was er reflectie en stelden de faciliterende broeders de juiste vragen, die de vechtende broeders hielpen voelen wat er in hen omgaat. Ze accepteerden geen bullshit, geen smoesjes en waren niet bang om de vinger op de zere plek te leggen. Maar juist dit kwam voort uit zorgzaamheid. En zorgden ze ook voor troost wanneer dat echt nodig was.

Veel van de broeders werden geconfronteerd met allerlei soorten pijn in henzelf. Voor veel was het vechten sowieso doodeng. Omdat ze nog nooit gevochten hadden, of juist omdat ze vonden dat ze al te veel mensen pijn gedaan hadden.
Maar in het samenzijn kon heling gevonden worden. “Brotherhood is medicine” is iets wat vaak gezegd werd, en wat ik ook zo ervaren heb.

Om één voorbeeld te geven dat me wel geraakt heeft: één van de broeders ervoer in het gevecht angst en woede. Na afloop van het gevecht werd duidelijk dat dit niet de gevoelens waren die hoorde bij het gevecht zelf, maar bij de relatie die hij met zijn vader had. Alles wat hij wilde was door zijn vader gezien te worden door wie hij is. Toen werden alle vaders die daar waren gevraagd om tegenover deze broeder te staan. We zagen hem en erkenden hem zoals hij was. Ik voelde me zo trots op hem! Het was zo’n ontroerend en helend moment!

En er waren nog veel meer van zulke emotionele momenten. Ik heb ontzettend veel gehuild uit compassie en om al de schoonheid en heling, die plaatsvond.

Hierdoor was mijn competitieve vechtlust die aan het begin van de ochtend nog voelde gauw uitgedoofd. Maar op enig punt wilde ik toch heel graag de ring in stappen.

Ik nodigde Kale uit, een van de faciliterende broeders. Hij is een mooie, grote, gespierde gast. Ooit had ik een video gezien over Hula warrior training en omdat hij van Hawaii komt, had ik maar aangenomen dat hij op deze manier getraind zou zijn en dus onverwoestbaar zou zijn.
Ik nodigde hem uit, omdat hij kwaliteiten belichaamde die ik graag in mezelf terug zou zien: leiderschap, zelfdiscipline, intuïtie en doelgerichtheid. Zijn wezen confronteerde mij met mijn twijfels, mijn tijdverspilling, mijn onzekerheid en mijn ongerichtheid.
Ik was niet bang voor de fysieke uitdaging omdat ik veel vaker gevochten heb en ik hem bovendien vertrouwde, maar ik was wel bang voor het moment na het gevecht, wanneer ik verantwoordelijk gehouden zou worden voor al mijn beslissingen.

We vochten samen. Het was het meest indrukwekkende gevecht dat ik ooit geleverd heb. Niet in termen van vechtkunst, want volgens mij vergat ik zowat iedere techniek die ik ooit geleerd had, maar om wat het met ons deed.

De klappen die ik van Kale kreeg, bleken me uiteindelijk wakker te meppen, zodat ik me realiseerde dat ik diezelfde krachten in mijzelf daadwerkelijk ook heb!

Wat Kale na het gevecht zei, vond ik prachtig en het raakte me behoorlijk. Toen ik hem vroeg waar zijn zelfdiscipline vandaan kwam, vertelde hij dat doet wat hij doet omdat hij zoveel geeft om het bestaan. Dat hij eigenlijk niet anders kan dan doorgaan. Hoewel ik niet eerder zo’n gevoel van doelgerichtheid ervaren had, voelde ik wel direct aan wat hij hiermee bedoelde.

Maar ook ik begin het nu te voelen. Hoe ik bij kan dragen aan deze wereld. Om mensen te helpen om meer bewust en wakker te zijn. Dat was al de belangrijkste reden dat ik les gaf op een middelbare school. En weet je, misschien is mannenwerk ook wel een belangrijke bijdrage die ik leveren kan!

Ik ben extreem dankbaar voor de ervaring van dit weekend. Ik heb zoveel broeders dapper zien wezen, ik ben getuige geweest van zoveel heling en ik voel me zo bekrachtigd! In de dagen sinds het evenement heb ik eigenlijk geen tijd meer verspild, heb ik doelen gesteld en iedere dag hard getraind en hard gewerkt aan mijn nieuwe doel.

Dit was, zoals mijn broeder Oscar steeds zei: “Good shit!”

Broederschap

In dit stukje heb ik het woord ‘broeder’ een hoop gebruikt. Nog niet zo lang geleden snapte ik niet zo goed waarom mensen gooiden met termen als broeder of sister. Maar nu heeft het betekenis voor me gekregen.

Er zijn verschillende soorten van broederschap, denk ik.
Ik heb drie halfbroers, met wie ik een bloedband deel. We hebben een zelfde ouder en ik voel me verbonden met ze, ook al ken ik er één überhaupt niet en verschil ik met de anderen heel vaak van opvatting.

Een ander soort broeder heb ik leren kennen toen ik me aansloot bij de Orde van Vrijmetselaren. Dat is een broederschap van mannen over de hele wereld. Als ik een mede vrijmetselaar, waar ook ter wereld, zou ontmoeten, kan ik hem met “broeder” aanspreken. We hebben dezelfde doelstellingen onderschreven (om aan onszelf en aan een betere wereld te werken) en hebben een paar van dezelfde ervaringen en kennis gemeen.

En dan is er broederschap zoals ik die dit weekend ervaren heb: de broederschap tussen mannen die bewust samenwerken om samen te groeien en te werken aan hun relatie met de wereld. Er is geen formele organisatie waar een man lid van zou moeten worden om er lid van te zijn. Alle mannen zijn potentiële broeders, zolang hun intentie de bereidheid is om te willen groeien en anderen ook te verheffen. Wat de Sacred Sons zeiden sloot hier bij aan: “You already were sacred sons, before you came here.”

En in dit weekend heb ik een aantal broeders ontmoet. Ik voel me diep verbonden met ze, ook al ken ik ze nog maar zo kort. We hebben echt diepe shit samen gedeeld, elkaar zo verder geholpen en getoond hoe we om elkaar geven. Ik sta onvoorwaardelijk achter ze omdat ik er op vertrouw dat ze toegewijd zijn aan een hoger doel: het goede voor allen.

We’ve got you, brother ©Nigel van der Horst

Wild and Sacred Men

“Wat neem je mee naar huis?” vroeg ik een aantal van de broeders toen we op het punt stonden om naar huis te gaan. Voor mijzelf was het antwoord op de vraag: “Richting”.
Ik heb best een aantal gaven. Maar behalve aan het lesgeven, het ondersteunen van Margo’s doel en het vaderschap, heb ik me nauwelijks toegewijd aan iets, terwijl ik weet dat ik meer kan. Ik heb al een tijd het gevoel dat er een aantal wegen open liggen voor me, maar echt betreden heb ik niet gedaan. Maar nu wel.

De dag na Sacred Sons heb ik besloten dat ik deze vakantie nog naar Portugal ga voor de vierdaagse Embodied Masculine Experience van Sacred Sons.

Maar vooral dat ik ook mannenwerk wil gaan faciliteren. Ik heb besloten dat de tijd gekomen is om de naam Wild and Sacred Men te claimen om van daar uit ook dit voor andere mannen mogelijk te kunnen maken.

Among Sacred Sons

Dutch version here.

My neck still hurts from my fight with my brother Kale. But it is good hurt, it reminds me of why I fought.

This weekend I was in Amsterdam, at an Immersion weekend hosted by Sacred Sons. In short, it is about masculinity, self-development and brotherhood. It was exactly what I needed, and I’d like to share my personal experience.

The call

For a many years people have been asking me to start facilitating wild men’s work, because my wife Margo Awanata is truly gifted in her work with women and also because it is so necessary for men. At first it did not really appeal to me, because I did not like the idea to exclude, and in my experience a great deal of soulful things could be happening within mixed groups too.
But lately I’ve been hearing the call more and more. I’ve even led two gatherings of the men of the priestesses already.

I’ve often been pointed at some Sacred Sons videos. Many women were crazy about them. So, without much further ado, I dismissed the videos as just polished commercials that showed women what they wanted to see in men and reasoned it couldn’t possibly be what men would need. And all of it was across the Atlantic, so that was that.

But then they organized a tour through Europe, including Amsterdam. Instantly I felt tension, because I knew I would have to resist all those women the would be urging me to go.
But then again, why be stubborn? And why did I experience all this resistance in the first place? I decided to reflect on that. I read some of their texts, watched some videos and listened to a couple of their podcasts (I especially liked the #2 with Traver Boehm). And this convinced me that they might actually offer the real deal. That what they are creating is actually beautiful and deserves praise. And I had to admit to myself that the friction I felt was more out of envy than anything else. So I then felt I wanted to experience this for myself and decided to go.

Sound

The first day was challenging for me. And I was bent on taking on any challenge and being courageous. After we created sacred space, but before any personal introduction of the participants, we were already sharing very personal stories with brothers-yet-to-meet. We were asked the most personal of questions. About masks and what you’re hiding in the shadows.
Only after that we did something of a check in. We said our names and what was present within us. But we weren’t allowed to use a lot of words (which I think was for the better, in a group of about 35 men).

After some other exercises such as breathing exercises rooted in yoga, we did the exact thing that I found terrifying. I have done some work on myself and as a result I do have a great deal of confidence. But there is one thing that is hugely out of my comfort zone, and that is using my voice when not allowed to use words. I can express myself verbally well enough, but using only my naked voice, makes me uncomfortable. And the exercise we where going to do was exactly that. One brother would be in the circle, inviting another one to be there with him. He then would give sound to what is in him. Primal. No words, no songs, nothing you’ve learned to do before.
When I caught myself evading eye-contact with the brother in the circle that was looking around for someone to invite, I reminded myself that I was here to be brave. The moment I stopped looking away, one brother chose me. His sound was really raw and intense. I could try to describe what I thought it meant, but that is immaterial. I was there for him.
Then it was my turn. For me, it would have been most easy to just tap into some primal rage and roar like an ape. But that would not have been true for me, because I did not feel any such raw power, frustration or anger at the moment. Just anxiety. What sound belongs to that? When I’m scared, I’d prefer to remain unnoticed. So I just gave it a shot, trying to find my voice. I failed a couple of times, but eventually I managed to find my tone. I let it out loud. Facing my brother. Facing all the brothers around me. I may not yet be proud of my voice, but I sure was of this victory.

I was happy that after that I could relax back in my comfort zone when we started doing physical exercises. It helped me being present in my body more and to feel connected to all the other men playing around.

There’s a lot more that happened on the first day, but there’s only so much I can actively remember.

©Nigel van der Horst

Alone

During the night I could stay at my sister’s apartment. She wasn’t there, so I was on my own. This was a strange experience for me to be alone for a night. I hadn’t really been since college. I could do wild stuff I couldn’t otherwise do, like eating a croissant while reading a newspaper.

It showed me some things. For one, I realized that I have internalized some healthy habits such as working out and enjoying a mindful walk outside (the crazy rush of Amsterdam seems to come at a rest on Sunday mornings)

But it also confronted me with some unhealthy tendencies I have. For one, how easily I make a mess. Within minutes, I had stuff laying around everywhere and I had no one to blame for it, except myself this time..
The other one was easy dopamine: I had intended to use my time alone to do some journaling, writing or reading (my sister had many interesting books). But instead I ‘chose’ to play the Pokémon online trading card game. For hours. It’s not that I don’t want myself to play any pointless games, but I don’t want to waste so much precious time on it as I did. Yet, I was not really in control of myself there. I wand to shift this.

Sacred combat

While I was at my sister’s, I had watched this Sacred Sons video about sacred combat:

I badly wanted to partake in anything like that. I didn’t expect us to do it on this only two-day event. But we did!

We started of with some physical exercises combined with breathwork, after which I felt extremely energized and able to take on the world.

Then we initiated the sacred combat. In this, one brother steps into the circle with an intention and then calls in another brother to meet him in combat. It is definitely not about losing or winning. It’s more like dancing together, while exchanging energy. But don’t be mistaken; we packed some serious punches too.

The facilitating brothers would help in asking the right questions and helping the brothers feel what is actually going on in them. They would not accept any bullshit excuses and were not afraid to poke where it hurts, while at the same time being really caring.

When we started, I was already deeply moved: this felt like homecoming! The day before, it was said that what we were doing was ancient. As a scholar of religion, I’m automatically skeptical towards such claims, but I felt this to be true, regardless of what I knew. During the first fight I had tears in my eyes. Just us men, being together, fighting, encouraging, caring about one another.

After each fight, there would be reflection. Many of the brothers were confronted with all sorts of pain within them. And in the togetherness, healing could be found. Brotherhood is medicine, was often said. To give one example that moved me; one of the brothers did face difficulties in the relationship with his father. And all he wanted, was just to be seen by him for who he was. All fathers that were present faced this brother. And we saw him and acknowledged him. I was so proud of him. It was such a healing moment and it still brings tears to my eye for describing it.

There were many more such emotional moments and so often I have been crying out of compassion and because of all the beauty and healing.

Because of all this, my competitive fighting spirit of earlier that day was soon quelled. But at some point I entered the circle. I invited Kale, one of the facilitating brothers into the circle.
He is one big beautiful guy from Hawaii (I once saw a video on Hula warrior training and assumed him to have some on him and thus be strong as a mountain). He embodied qualities that I also want to integrate within myself: leadership, discipline, intuition and purpose. His being confronted me with my doubts, my wasting of time, my uncertainties and my lack of direction.
I did not fear challenging him for I trusted him, but I feared the aftermath when I would be held accountable for my decisions.

We fought together. It was the most awesome fight I have ever fought. Not in terms of martial arts; I think that at that moment I forgot all techniques from whatever fighting style I was ever taught, my guard was shit and I just pummeled at him while eating punches and running out of stamina quickly.

In the end these punches turned out to be the slap in the face I needed to realize that I can tap into that same power and that I do have such qualities more than I think.

I found what Kale said very moving and beautiful. He told me he does what he does because he cares so much. And I immediately understood what he meant by that, even though I’ve not often felt such a clear sense of purpose.

But I do want to. I want to contribute to this world. Helping humans to become more conscious and awake. That’s why I already teach on a high school. And maybe men’s work might be another important contribution I can make.

I’m extremely grateful for the experience of this weekend. I’ve seen so many brothers being brave, I’ve witnessed so much healing and I feel very empowered. (Today, I got up really early without being tired, I did a full on workout and have been very productive without wasting time). This was, as my brother Oscar used to say all the time: “Good shit!”

Brotherhood

So I’ve been using the word ‘brother’ a lot. Not so long ago, I didn’t really understood when people were using such words. But recently it gained a lot more meaning to me.
There are different levels of brothers, I think. I have three half-brothers. I share blood with them.
On another level, I recently joined the order of Freemasons. This is a brotherhood of men all over the world. If I’d meet a fellow freemason wherever, I’d address him as “brother”, because it’s a formal title and we have some similar experiences and knowledge, and I’d be able to expect him to help me out.
And then there’s brotherhood in the sense that I experienced this weekend. It’s the brotherhood of men that are striving to grow together, that are working to make the world better. There’s no formal organisation here a man would have to join. All men can potentially be brothers, I think, as long their intention is willingness to grow and uplift others.
During the weekend I met some of them. I feel deeply connected with them, even though I only know them for two days. We’ve shared some deep shit together and I’d be there for any of them to have their back, no matter what, because I trust them to be committed to a high cause: the good of all.

We’ve got you, brother ©Nigel van der Horst

Wild and Sacred Men

“What are you taking home?” I asked some of the men when we were about to leave. For myself it is direction. I have many gifts, but except for teaching, I did not yet really commit to something yet. I felt I had many roads open to me, but I didn’t venture on one of them yet. Now I do.

Inspired as I am right now, in the course of writing this piece, I’ve decided to participate in the 4-day Sacred Sons’ Embodied Masculine Experience in Portugal, as part of my preparation for claiming Wild and Sacred Men. I’m going to host a men’s retreat come autumn under that name. If you’re interested, please send me a message or leave a reply, and I’ll keep you posted.

Honderd jaar school

Regelmatig droom ik dat ik nog op de middelbare school zit – of dat ik er naar terug moet om een of andere reden. In mijn droom ben ik dan, gek genoeg, in eerste instantie aan het proberen om onder al het schoolwerk uit te komen…

Maar dit weekend mocht ik echt terug naar mijn middelbare school! Er was een reünie georganiseerd vanwege het honderdjarige bestaan van de school. Ik zat namelijk op het Christelijk Gymnasium Beyers Naudé; een categoraal gymnasium, in een mooi klassiek gebouw, zoals dat dan hoort.

Op het moment dat ik daar op school zat, vond ik het niet leuk. Dat lag meer aan de puberteit dan aan de school. Hoeveel manieren hebben we wel niet bedacht om de boel in de fik te steken! En hoe verdrietig waren we dat we aan het einde van de zesde klas weg moesten… Ik had een heerlijke tijd, zonder dat ik het door had.

Ik vond het geweldig om weer in dat oude gebouw van vroeger (en van mijn dromen) te zijn. En het was ook heel leuk om te spreken met een paar van mijn oude leraren, waarvan er een aantal nog steeds daar werken!

Wat ik vooral grappig vond, is dat ik nog niet zo lang geleden nadacht over mijn oude schoolmeester, van de basisschool. En hoe het zou zijn als ik hem in het Friese dorpje waar ik op school zat tegen zou komen. Hem trof ik ook op de reünie! Diplomajaar ’75.

Van mijn eigen examenjaar waren er niet zo heel veel op komen dagen. Uit mijn klas zelfs maar één… Ik weet niet waarom, maar ik vond dat wel heel jammer. Maar met degenen die er wel waren, was het hartstikke leuk.

Ik was ook apetrots toen een jaargenootje mij vertelde dat ze vorig jaar de docentenopleiding aan de universiteit van Groningen gevolgd had, en dat ze één van mijn artikelen moest lezen als onderdeel van het curriculum!

We realiseerden ons wel hoe snel de tijd gegaan is en nog steeds gaat. Er liepen daar mensen rond – kinderen in onze ogen – die in 2015 hun diploma behaald hadden. 2015. Het voelt als vorige week, maar het is toch echt zeven jaar in plaats van zeven dagen geleden!

Mijn eerste mentor, en mijn enige leraar Engels gedurende zes jaar, zag ik stiekem even spieken op mijn naamkaartje. Maar dat vergaf ik hem, want nu ik zelf ook leraar ben, weet ik dat het niet te doen is om al die duizenden pubers waarmee je werkt allemaal te onthouden. Hij zei dat bij het horen van mijn stem, die kennelijk niet erg veranderd was, alle herinneringen weer terug kwamen. En zo was het ook voor mij. Echt een actieve herinnering had ik niet aan de lessen, maar door zijn stem (en die van de andere leraren) te horen, was het gevoel van drie kwartier in zo’n schoolbank zitten weer helemaal terug.

Mijn laatste mentor heb ik ook geprobeerd te spreken. Maar dat was niet zo makkelijk, want zij heeft in haar lange carrière blijkbaar heel veel betekend voor heel erg veel mensen. Ze gaf een les Nederlands, en ik was natuurlijk weer te laat. Het lokaal was echt afgeladen. Ik duwde mijn gezicht toch nog even langs de mensen die voor de deur stonden om te kijken of ik echt nergens onder een tafel kon kruipen, maar ze herkende me meteen en riep mijn naam. Toen moest ik wel binnenkomen en ergens helemaal vooraan op de grond komen zitten.
Zij heeft mij namelijk wel de zesde klas door geholpen. Zonder dat ik het zelf echt in de gaten had. Ze is zelfs bij mijn moeder thuis geweest buiten mijn weten om, zodat ze samen mij de juiste kant op konden duwen. Dat heeft er toen uiteindelijk in geresulteerd dat ik voor een examencursus naar de universiteit van Leiden ben geweest om een week lang super intensief wiskunde te gaan doen. (Aanvankelijk een nachtmerrie uit de hel, maar gek genoeg werd het iedere dag leuker, naarmate wiskunde minder mysterieus en meer logisch werd voor me.)

Zij was één van mijn eerste mentoren in mijn leven. En dan bedoel ik niet van beroep, maar als persoon. Een ouder iemand, die je belangrijke lessen leert, je net de juiste vragen stelt en die je inspireert om te groeien.
Later in mijn leven had ik heel sterk behoefte aan een mentor. Ik heb haar toen met de hand een brief geschreven, waarin ik van alles over mijn leven vertelde en vroeg om advies (volgens mij was ik toen aan het worstelen met mijn eigen lerarenopleiding). Ze zei me dat ze die brief jarenlang op haar prikbord had hangen en hem nog steeds bewaard had.
Omdat we niet echt gelegenheid hadden om bij te kletsen, ga ik er binnenkort nog eentje schrijven. Lekker ouderwets, met pen en papier.

Een derde interessant gesprek voerde ik met mijn leraar economie. Hij zag er nog precies hetzelfde uit als vroeger – alleen dan grijzer. Hij vertelde me dat mijn klasje zijn allereerste klas geweest was, en dat we daardoor een bijzonder plekje in zijn hart hadden. En dat snap ik goed. Ik heb ook een eerste klasje gehad; h4d op het Maaslandcollege in Oss. Ik denk dat ik die kinderen (grote mensen inmiddels) allemaal nog wel op zou kunnen noemen – en zeker herkennen.
We hadden het ook nog even over economie. Over de formules Y=C+S+B & Y=C+I+O+E-M, die beschrijft hoe het nationaal inkomen verdeeld is. Daar moest ik namelijk pas aan denken omdat de wegen niet echt leger zijn, ondanks dat de brandstofprijzen verdubbeld zijn zo’n beetje. Dat moet namelijk betekenen dat er in die formule variabelen veranderen – bijvoorbeeld dat mensen minder kunnen sparen. Dat zal vast gevolgen hebben. Anyway, hij zei: “Ja, als mijn vak actueel is, dan is dat meestal niet zo’n goed teken.”

Achteraf ben ik nog zoals vanouds met een clubje naar de Ierse pub Paddy O’Ryan gegaan. Daar hebben we nog herinneringen opgehaald. Mooie dingen, maar ook over de schaduwkant van de school; bijvoorbeeld dat ze het gepresteerd hadden om anti-abortus mensen los te laten op ons als tweede klassers of dat er eens een keer Youths for Christ op school waren, die kwamen vertellen dat homo’s naar de hel zouden gaan.
Of om maar te zwijgen over een docent die nu in de gevangenis zit voor misbruik.

Maar uiteindelijk heeft elke school wel zoiets. Voor mij is het een hele goede school een een hele fijne tijd geweest.
Als ik elitaire trekjes heb, dan komt dat misschien wel voor een groot deel doordat ik op een gymnasium zat met alleen maar (op weg naar) hoog opgeleide en witte kinderen (we hadden één zwarte jongen op de hele school, en op het einde ook nog zijn zusje). Vanuit ons klassieke gebouw keken we dan een beetje neer op de rest van de samenleving. Het heeft me wel even gekost om van die arrogante wolk af te stappen.

En we hebben het nog gehad over de leraren die we graag nog gezien zouden hebben, maar die inmiddels overleden waren. Echt heel jammer. Maar ook dat hoort erbij…

Wat ik nog interessant vond wel, was dat een van ons een verhaal vertelde over iemand anders, die na de derde klas van school was gegaan, daarna eigenlijk niet echt meer iets van haar leven had gemaakt en nu min of meer in een trailer woont. Zij begon dan steeds weer over die fijne jaren op het Beyers Naudé.
Dat zette me wel aan het denken. Vaak praten we over “vroeger”, en dan is er een soort standaard referentiepunt waar je aan denkt. Voor mij is dat wel de hogere klassen op het gymnasium. Maar ik kan me voorstellen dat andere mensen met andere levenslopen andere referentiepunten hebben of kiezen.

Kortom, zo’n reünie is wel besteed aan iemand zoals ik die “vroeger” als een hele fijne tijd ervaren heeft (ookal was ie destijds vooral aan het mopperen). Ik vond middelbare school uiteindelijk leuk. Leuk genoeg om er mijn baan van te maken.
Ik ben dankbaar voor de vriendschappen die ik toen gesloten heb, de mentoren die ik gehad heb en alle leraren die hun kennis met me hebben willen delen. Ik wens iedereen zo’n goede schooltijd als ik had.

Paddy O’Ryan

Góðan daginn!

I’ve been to Iceland. It was exactly what I needed, and I’d like to tell about it! About why I went, what I learned, what I’ve been up to and of my personal experience.

Erasmus+

Because I’m a teacher in bilingual education, I’m required to immerse myself every now and then in international company abroad. There’s a special EU fund for this, which hadn’t been used overly much due to the COVID-restrictions throughout Europe, and which had to be spent before May was over – otherwise the money would be lost. So, I volunteered… Someone has to…

Nah, of course I was excited to grab this opportunity. I thought I could use it to visit warm and far-off countries such as Turkey, Cyprus or Croatia for the first time in my life.
I then, however, found out that at the time most southern European countries were for whatever reason still in COVID-modus, imposing all sorts of restrictions on their citizens’ freedom. I wasn’t very thrilled by the thought of acquiring green passes for entering buildings or transport and wearing a face mask all day, so I decided to look northward instead.

I found an interesting course in Iceland. At first I didn’t really want to go there, because I already had been there once, so I would not be able to pin another flag on my world map. But then I reasoned this would be an awfully stupid reason not to go. Iceland is amazing. High time for a return!

I had told my colleague and friend Chris I would go, and suggested he could join me. And after some deliberation, he did! So a Dutch delegation was sent forth to study in the icy north.

Smart Teachers Play More

The course we took was called Smart Teachers Play More. The name says it all, pretty much. A good deal of the education we are providing is not fun at all. So, when you would want to improve the efficiency of teaching, adding a little playfulness might change a lot. Also, traditional teaching focuses mainly on visual and auditory modes of learning, but the learning through physical movement is largely ignored.

Even though most of the course was aimed at primary education, there still was a lot that was useful to us.
For instance, we learned means for students to interact in story-telling. I can have my students to use symbols to configure stories in the context of a certain religion.
And some games with competition. I have been using them already, right after I returned.

I think I can apply some tricks that can be used to read Funnybones, to engage with ethical philosophies as well.

Often, our 12/13 year old first graders do enjoy being treated as the children they used to be. And, so I found out, grown-ups do too: The course teacher gave the exact example of how she would apply the working methods, by treating us the students as if we were six year olds. And frankly, the majority of us loved it.

Some of the teachers nailing it. Do you see them resembling Funnybones?

So, we learned and practiced quite an array of working methods, and in the process I also picked up some more subtle techniques of teaching: after returning I was surprised to see myself acting a little more as a kindergarden teacher than before, and providing more clarity for the students this way.

Another thing that was enlightening for me was the classroom: the carpet was so soft. I took my shoes of most of the time (like all the Finnish: all of them wore slippers or very thick socks) and this made me feel very differently. More at home like. I now dream of a classroom with soft carpet, stools & cushions instead of chairs in rows, cushions with tabletops instead of tables, one or two couches in the corner to chill & have deep conversations and a rack for storing shoes…

I got to be teacher’s assistant 🙂

Another thing did was learning about Iceland’s schooling system. This was very interesting for me, because most of it is not traditional courses, but project based learning (pbl). The idea of it is that a student would learn stuff in the process of tackling a project that transcends the traditional boundaries of a course. For instance, students would need to build a bridge in a certain terrain, which would require them to acquire and use knowledge and skills of geography, maths, and physics. PBL is something my school has been doing for a few years in the lower grades for one day in the week. And I have become involved in this too, for writing a project for 15/16 year olds.

And in any case, it is very interesting to meet with teacher from all over Europe about how they do things. We spoke with the Belgians (both Flemish and German), the Spanish, the French, the Greeks, the Germans, the Austrians, the Finnish, the Irish and a Czech.
I concluded that everywhere teachers are trying to find the best system for teaching their students. Every system has its strengths and weaknesses, and will work well for certain kinds of students and less for others.

Currently I’m most jealous still of the Finnish system, where teachers have high social status; like doctors and lawyers tend to have elsewhere. Education there is seen as something important society should invest in. Nevertheless some of them were on strike during the training. Quality needs maintenance.
And I’m most happy I’m not teaching in Germany. I learned that teachers do not apply to a school, but that they are assigned by some governing institution – and that if they are unlucky, that could be an awful school hundreds of kilometers away. And like everything in Germany: very hierarchical.

Our accommodation: Krummi

For the week, we had rented a small cabin at the beach. The location was unique indeed. In was on one side just outside the city center, while the other side rested in a large portion of vacant shore. Looking left we saw Reykjavík’s skyline, while on the right side, we would see Mount Esja on the other side of the Faxaflói Bay, no buildings in between. And we had our private beach too!

Our house was called Krummi, which means raven. It was built by Hrafn Gunnlaugson, an eccentric artist and movie director, who seems to be well-known among the Icelanders for his movie When the Raven Flies. Hrafn’s name also means raven. He had also built The Recycled House, in which he lives, or at least lived for a long time.
I have often seen people build houses from recycled material, but never quite like this. The outside of The Recycled House is bizarre – in a good way. And I thought the interior of Krummi also betrayed the genius of its builder. I think one could only come up with such a layout, when one is able to completely let go of all known concepts of house-building. There are at least two things I’d like to mention here: the front (?) door was directly attached to the shower cabin itself, so you could decide to shower with the door open so it feels like you’re right on that beach. And in the bathroom there were 14(!) working light switches that all operated another lamp, of which none of them were alike.

Krummi: something between a Viking and a hobbit home

Around both houses there were many statues of Norse gods, also crafted by Hrafn. One day, we had met the artist ourselves. When I complimented him on the whole site, he shrugged and said that this was what he had needed to fight boredom. He also told us about the shrine and that a god was living there.
Now I thought this might be interesting, because Chris is quite the Christian, and the Christian god does not really take kindly to other gods. Luckily, however strict Chris might be in applying his beliefs to himself, he is very open-minded and tolerant towards others. Although he took a hard pass on shouting at the god in the shrine.
Chris and I had some conversations earlier about religion, gods and the concept of sin. It was like Hrafn unwittingly added something to our discussions by simply remarking: “No sin. No forgiveness. Just power.”
I immediately understood what he meant: There are many forces in/of nature that do not have any judgement on human behaviour. I personally also believe that the notion of “sin” is a harmful idea that keeps men low with a sense of guilt, rather than rising them up. I don’t believe in the end we’ll be judged by anything or anyone but ourselves. And as we’re all sharing consciousness, harming others is harming all. In feeling sinful, we’ll feel shortcoming and need to be begging for forgiveness to something or someone outside ourselves.
Later on I shouted in the shrine. Not to worship Freyr, but to acknowledge and respect the presence of a non-human being, of whom I definitely felt to be there. It was an exchange of mutual respect and it filled me with strength. In that sense, my religion is much more egalitarian.

Gods or no gods, we went swimming every morning. We did some Wim Hof breathing exercises beforehand. The water was about 6 degrees Celsius. Chris went in there bravely, while for me it was more routinely, because I’ve been swimming outside twice a week all winter. It was great, taking a hot shower afterwards with the front door open, next to the ocean.

Góðann daginn! Morning swim

Into the wilds #1

There were plenty opportunities to discover Iceland itself. I myself was already quite familiar with Reykjavík, because I had been there with my half-Icelandic girlfriend some thirteen years ago. I stayed with her family back then, so I was also a little familiar with the people and their customs as well. I was amazed that I remembered the way so well after all those years. But then again, things do not seem to change as fast in places that are not so crowded and rushed.

On the first day, as a group, we visited the Bláa Lónið; I guess it’s Iceland’s #1 touristic attraction: The Blue Lagoon. It’s on many of the tourist pictures and advertisements. It’s a spa that uses geothermal heated seawater enriched with all sorts of beneficial minerals. I wasn’t feeling quite fit before, but the visit rejuvenated me a lot.

We made some fun about “awful job” and “working hard” But never underestimate the importance of self-care when you’re a teacher!

The second day, there was a guided trip through Reykjavík. But because I had been guiding Chris already through town in our rental car, we decided we could skip that part. Instead we chose to climb mount Esja; the mountain that can be seen from almost every part of the capital. And vice versa: by reaching Esja’s summit, we could see far more of Reykjavík than we could’ve from the streets down there. It was lonely at the top, and we’ve been shouting some of the fellow teachers’ names. That was fun. They didn’t hear us, though.
The climb was exactly what I needed. I had a hard time keeping up with Chris’ striding, but it was just the exertion I had need of to fully recover my strength.

The third day, we tagged along in the bus with all the other teachers. We first went to visit the geothermal power plant. Icelanders are so inventive. I hope I can secure a place in Iceland, should shit ever hit the fan…
In the plant’s gift shop, I found an illustrated copy of Njálssaga, one of the most important Icelandic stories, the saga of Njál. I had read it before many years ago. It’s a viking story about the great warrior Gunnar and a nigh endless tragic circle of vengeance that followed his death. In the sagas, many of the people are constantly living or hiding in the woods. Few of these woods are left, though. The trees in Iceland are scarce and small too. A common joke is: “what should you do when you get lost in the woods of Iceland?”, the answer is that you should just stand up straight.

Next, we went to Geysir, where, surprisingly, a geyser could be found. On arriving, I felt a little bit annoyed, because there was a parking lot with a lot of tourist buses. I imagined a sort of Yellowstone-scene, where legions of tourists would swarm around the damned attraction, taking pictures of it. Instead, I climbed some of the hills that were there and I was charmed by the expansiveness of this wild country.
However, I still had a lot of time on my hand, so I figured it could do no harm to inspect the geyser up close anyway. I decided to ignore the masses and sat down next to the pool. I placed my hand on the rock and tried to connect with the place. And exactly at the moment when I felt a connection to the enormous power that was charged up right under the soil, the geyser erupted! Way sooner than it had to, because it had erupted only three minutes before already, while the time between eruptions should’ve been 7 to 10 minutes. And this time, the water did not just spout upwards, but it went in my direction. The tourists around me jumped backwards. I could not do this in time, because I was sitting there cross-legged. So the only thing I could do was to raise my arms and embrace it all (hoping a little bit it would not burn of my face). The water from the geyser splashed down on me, and I was completely soaked. And happy. A little bit I felt tricked by some mischievous elemental creature, but mostly I felt kissed by the land.

The pool looks inviting, but it’s around 90°. Maybe my dragon of a wife could get into it, but definitely not Ed Sheeran.

After a while my hair had dried a little, but my clothes were still wet. Trudging through the masses in the gift shop, for some reason I started to feel somewhat insecure about my appearance. But right then, when ordering some comfort food because I felt like my hair looked like shit, the girl behind the counter said exactly what I needed: she thought my hair was so beautiful. It’s weird how such remarks by strangers can really hit home. She really made my day. No bad hair day after all!

After the geysers, we went to Gullfoss, the golden waterfall. I don’t really have the words to describe the power I experienced there. When telling people, I use a lot of gestures, dramatic face expressions and sound effects. There’s such a vast body of water crashing down! One of the viewpoints is located on a rock that stretches out into the flow of the water. Here you can see the water rushing in your direction on one side and then falling at the other side. But by standing in the midst of it all I could feel the massive power so well!
Afterwards, I couldn’t walk anymore. Only run. So extremely energised I felt!

Finally we visited þingvellir, a natural park located around a lake, under which the Eurasian and the North American tectonic plate are moving apart. The name of the place refers to the custom of the Althing; the annual meeting of the chieftains where all sorts of matters would be decided. It is often mentioned in the Njálssaga. The Icelandic parliament is still called Alþingi, after this custom.

Work hard, play hard!

After this long day of seeing Geysir and Gulfoss the bus had dropped us of at the course centre, where we would celebrate. Everyone was expected to bring a specialty from their own country, so there would be a lot to share. I noticed that most of the delicacies were sausages. Spirits were also well represented. We mostly remembered the Finnish terva (because it is made to tast like tar for whatever reason), the Finnish vodka Koskenkorva (because it resembles “Korsakov”) and Irish poítin (because “there are numerous stories doing the rounds about poitin making people blind, or exploding barns as a result of a failed distillation process”*). Somehow the latter two ended up in Krummi for closer inspection.
But the party was mostly nice. It occurred to me that people from different countries would have different habits and expectations of celebrating. And also that a serious number of the smart teachers said they needed more alcohol to actually do playful stuff such as dancing. In all seriousness, though, this made me think. What do children need in order to play? They need to feel safe and secure; if all goes as it should, the grown ups should provide this. But what do grown ups need to feel safe? Definitely not alcohol. That’s what makes them forget their insecurity. I’m not a psychologist here, but I would wish any reader who has come this far that they might feel just safe within themselves, so they could release their inner child anywhere. It sure took me a while to be able to, but it’s worth it.

Anyway, we had great food, great fun and there was a lot of dancing nevertheless. Chris had suggested to our DJ to play a Dutch folk tune, but the DJ was a little reluctant to. But after the party seemed over, Chris protested and the song What zullen we drinken? by Rapalje was played. We took it upon ourselves to get anyone along in dance and sing (for as much they could join in on the Dutch). In contrary to what mr. DJ had been afraid of, our song turned out to be quite the climax of the party and we all left very contented.

At the graduation the course leader would invite the Dutch delegation, jesting: “thank God, there’s only two of them!”
Chris is wearing the legendary puffin hat.

On another day, we also visited the swimming pool. No matter how small an Icelandic village, there will always be a swimming pool, because is the place where people meet. It’s part of the culture.
It’s an outdoor pool, but all of it heated using geothermal heat. I had been there before, but I didn’t quite remember how nice it was! Maybe because of my iceman training, I was less bothered by the cold of leaving the warm pool. It definitely made me (and Chris) capable of chilling in the 6° hot tub. I honestly found that one to be more comfortable than the 44° tub…
But what fun did we have! The waterslide, so nice!

Throughout the week, I had made several attempts of meeting or joining the other participants downtown, with varying degrees of success. In the process I met the Queen Kiki’s queer bar’s drag queen, got into a live concert and I learned to appreciate the Eurovision Song Festival. (I liked France’s pagan song about a woman who dances in the wilds under the full moon best, by the way)

Having fun even though the beers costed about €20 per glass 🙂

Into the wilds #2

On the last course day, there was another tour planned, but because we couldn’t make that one, we went on our own private South Coast tour, taking the Spaniards Alberto and Sergio with us. The one thing we didn’t take were my swimming trunks – unfortunately.

Roooaaad trip! (and a lady had braided my hair 🙂 )

Our first stop was the Seljalandfoss. I believe its waters were coming right from the Eyafjallajökull – right, that volcano that crippled the entire European aviation in 2010. The others apparently went for some meat soup at the moment I visited the toilets. So, I went on alone. I was quite content I had previously mastered the ability to not let the many tourists interfere with my experience of the site, because the waterfall was quite the thing!
First I stood in front of it and sensed its tremendous power, which greatly excited me. Behind the main waterfall there is a hollow, where one can pass underneath the cascade. I went there and even further down until I was standing in the water. I felt the urge to rip my shirt right off and have the water touch me while shouting. It didn’t bother me at all that my trousers were getting soaked again. I drank deeply of the water and was ready for the next thing Iceland would throw at us.

This was Skogafoss. By now, you’re probably suspecting that foss might have something to do with waterfall – or maybe masses of tourists otherwise. Anyway, or timing was impeccable, because the sunbeams fell in such a direction that I saw the most perfect rainbow I’ve ever seen in the haze. It was so perfect, that it went round! Finally I realised what it at the end of the rainbow: yourself!
And again, I had to throw off clothes, get wet again and shout. Apparently, that is just how I have to experience waterfalls.

After that, we went on to the Sólheimajökull, a renowned glacier. My Icelandic is not fantastic (ég ekki talla Íslanska), but I think it means glacier of the home of the sun. But unfortunately, the sun didn’t seem to be at home. For the first time that week, it had become cloudy – drizzly even. It was impressive nonetheless. Such a mass of ice!
Alberto wanted to jump right on it, but some local guide tried calling him back because of the many dangers. Though I sometimes also have an enthusiasm that borders on recklessness, I already knew from my previous visit to Iceland that climbing glaciers without equipment is nigh impossible and near suicidal at that.
I had really wanted to try and swim here. That would most certainly have been the coldest water I’ve ever plunged in. But alas, no swimming trunks. And I couldn’t ignore the tourists in such an extent that I’d go butt naked. Next time.

The next place worth mentioning is Dyrhólaey. It is a huge rock with a lighthouse on it and a magnificent view that includes some famous other sites. There were many spots where I could stand on the cliff’s edge and tumble over if I had chosen to. That would have been unthinkable in The Netherlands. In that perfectly raked and organised country everything has always been done to banish risks of any kind. In Iceland one can’t begin to. The country is adventure one and all.

The final destination of our roadtrip was the black sand beach of Reynisfjara. “Beach” sounds comfortable, but in Iceland, it’s more rough. Trying to swim here would be as deadly as dropping of a steep cliff edge or trying to climb a glacier. I didn’t really try, but there are so-called sneaker waves that somehow perform sneak attacks on any swimmer, killing them and dragging them off straight to the arctic.
On the beach there are some very special sights. The steep rocks in the sea, the Dyrhólaey rock in the distance, some naturally sculpted rock face (on which the architecture of Reykjavík’s church and opera house was inspired) and some grottoes.
In one of them there seemed to be some sort of throne, but it didn’t feel right to sit there. I don’t know whether it was not the right time or reason for me, or that I was already overwhelmed with all the powerful places and experiences of the day. It was however very, very nice to lay down in the other grotto, close my eyes and hear and feel the resonating of the sneaker waves crashing on the beach. It was tempting to drift off asleep and to dream away on the ocean’s flow.

We even saw a puffin. The Icelanders are very proud of them. However this poor exemplar looked quite crumpled.

Looking back

When we were driving back to Reykjavík from our road trip, I felt a sense of sadness. That I would have to leave all this beauty behind and return to my almost utterly demystified home country. Of course I was longing to see my family again, but rather I’d taken them there.
But honestly, I don’t think I could live on Iceland. I’d miss the forests far too much.

Still, returning home was harder than I expected. While away, the only things we had to take care of were ourselves. I had said to Chris: “Wow, there’s something magical in the air here. Somehow, there seems to be more time in a day than back home.” Chris simply answered: “No magic. It’s just that we don’t have to clean up after our children all day long – that saves a great deal of time!” How true that was.

But it’s not the family that made things hard. It’s just the hectic life. In Iceland the land is mostly open and empty. From there I fell right into a completely filled in place where I have to venture through some non-adventurous jungle made entirely of to-do lists.
Then again, it’s ever so easy to get lost in such woods of unfinished business. Instead, it would be wise to apply Þetta reddast: all will be well. And just take a deep breath, stand up straight, oversee all and relax a bit.

It was great to be with my family again. The children had missed me a great deal and had made me all sorts of presents.
The next day I ended up with them at an idyllic place in the Netherlands. It was almost the opposite of Iceland and yet beautiful too: lush, soft and intensely green.

Also I looked forward to play some with the students at school.

Home sweet home

I have very much enjoyed this journey together with Chris. It was so much fun and exactly what I needed. I have met many fine people (teachers, no less!) and learned things. Things about teaching, about playing and things about myself. I’m very grateful at everyone and everything that made this experience possible. 🙏

Beltane

Zouden er veel mensen zijn die wat minder passie en vuur in hun leven zouden willen? Afgelopen weekend heb ik het Beltane feest gevierd; precies het feest van vuur, passie en ook verbinding. En dit jaar krijg ik een extra bijzondere eer: ik mocht de rol van de meikoning op me nemen. Ik wil er graag iets over vertellen. Over mijn eerste aanraking met dit feest en over de viering van het afgelopen weekend.

May Hill, May Day

Meer dan tien jaar geleden maakte ik met mijn beste vriend een voettocht door Engeland. Het plan was om van Londen naar Wales te lopen, waarbij we alleen maar een kompas hadden om te bepalen waar we heen gingen: bij elke kruising de meest westelijke weg. Nadat we de Cotswolds doorgetrokken waren, werd onze aandacht getrokken door een hoge heuvel aan de horizon. Dit was May Hill, je ziet hem op deze foto:

May Hill, met honderd bomen op de top

Het had wat voeten in de aarde om die plek te bereiken, maar het is tot op de dag van vandaag een van mijn favoriete plekken op de wereld. Je moet door een sprookjesbos waarvan de bodem is bedekt met bluebells (wilde hyacinth) naar de top, waar je een prachtig uitzicht hebt over het omringende laagland en waar een magische atmosfeer is. Er werd ons verteld dat hier op May Day, de eerst van mei altijd een groot feest gevierd werd met morris dancers en een meiboom met linten. Wat had ik daar graag bij willen zijn!

Ik heb het altijd zo jammer gevonden dat Nederland nog weinig van zulke tradities heeft en dat wat we hebben, we net zo makkelijk inwisselen voor Amerikaans plastic. Daarom sprak zo’n May Day me erg aan.

Later ontdekte ik dat deze feestdag in meer heidense kringen ook wel bekend staat als Beltane, en dat het ook in Nederland gevierd wordt. Sindsdien heb ik het bijna elke keer wel gevierd. En ook dit jaar dus.

Dag 1: de mannen van de priesteressen

Mijn vrouw Margo leidt al jaren de inwijdingsweg Het Pad van de Priesteres, waar, even kort gezegd, vrouwen werken aan zelfontplooiing door zusterschap en rituelen. Aan herinneren wie ze zijn en dienstbaarheid ten opzichte van het grote geheel. De groepen ontwikkelen elk jaar een hechte band onderling.

Maar vaak vinden de vrouwen het wel jammer dat dit echt iets is wat ze zelf doormaken en dat ze het minder kunnen delen met hun partners. Dus dit jaar was het verlangen om de mannen erin te betrekken zo groot, dat er iets georganiseerd moest worden.

Die dag waren er dertien priesteressen en tien van hen hadden een belangrijke man in hun leven mee gevraagd. Mij was gevraagd om het mannengedeelte te begeleiden. Dat vond ik echt wel spannend, want ik kende geen van hen eigenlijk echt en ik had begrepen dat de mate waarin ze hiervoor open stonden verschillend was. Les geven aan pubers die daar alleen maar onder dwang zijn is op een bepaalde manier veel minder eng dan om iets voor volwassenen te doen, die uit vrije wil daar zijn. Althans, ik ging er vanuit dat de mannen niet heel erg gedwongen waren door de vrouwen…

Nadat we gezamenlijk begonnen waren aan de ceremonie voor verbinding en elkaar zien, onder Margo’s begeleiding, gingen de mannen het woud in. We hebben wat oefeningen gedaan en met elkaar gesproken over wat nou mannelijkheid is en hoe dat in relatie staat met het vrouwelijke en met wat er in de samenleving verwacht wordt.
(((We vonden dat bijvoorbeeld initiatief nemen, zorgen voor stabiliteit en bescherming bieden kwaliteiten waren die bij het mannelijke hoorden. We overdachten ook dat er in de loop der jaren steeds meer een watjescultuur aan het ontstaan is, waarbij zulke kwaliteiten minder gewaardeerd worden en dat het yin-yang principe eigenlijk steeds meer een grijze blur aan het worden was.

We spraken onder andere ook over kracht. En hoe een grotere fysieke kracht mannen ook in staat stelt zowel om veiligheid als onveiligheid te creëren. Als het sterkere geslacht kunnen (en behoren) we (onze) vrouwen te beschermen, maar tegelijkertijd liegen de cijfers er niet om als het gaat om de grote mate van (seksueel) geweld die vrouwen aangedaan wordt door mannen. Dat vatten we vooral op als een roep om onze eigen verantwoordelijkheid te nemen, in plaats van om in een positie van schuld en schaamte te gaan zitten.

Terwijl ik dit schrijf, denk ik wel na over mannelijkheid en vrouwelijkheid in de tijdgeest van 2022, waar dit onderscheid in het licht van genderidentiteit allemaal vast heel erg omstreden zal zijn in bepaalde contexten. Maar ik denk wel dat deze uitersten echt bestaan en ook gevierd mogen worden. Beltane is het feest van het verbinden van tegenpolen.

Daarna bedachten we samen een manier om onze mannelijke bijdrage ritueel uit te beelden wanneer we weer terug bij de vrouwen zouden komen. Daarbij hadden we hout nodig als brandstof, zowel fysiek als symbolisch. Ik vond het een heel erg leuk gezicht om al die mannen zo in het bos bezig te zien, stammen zeulend en dode takken brekend.

De vrouwen waren intussen ook iets aan het voorbereiden geweest. Ze hadden zich al gepositioneerd en stonden ons op te wachten met eten en drinken. Maar wij toonden initiatief en een van ons was al vooruit gegaan om de vrouwen liefdevol en resoluut te vragen in een kring te gaan staan. Wij vormden een beschermende kring om hen heen, waarbij we onze stokken als wapens naar buiten richtten. Daarna keerden we naar binnen en boden een voor een ons hout aan, dat symbool stond voor van alles, zoals warmte, veiligheid, geborgenheid en licht om hen te zien. Tot slot knielden we voor hen; niet uit onderwerping met het gezicht naar beneden, maar met opgeheven hoofd, uit diep respect.
Daarna offerden de vrouwen wat zij voorbereid hadden, waarmee zij dansend uitbeeldden op welke manier ze elkaar in alle aspecten van het leven ondersteunen.
Tenslotte werd er door ons allen sensueel gedanst met rozen en ontstaken we het vuur, met al onze takken erop.

Hier gaat het vuur aan.

Ik vond het wel bijzonder om dit zo te doen en op deze manier echt wel iets van broederschap te ervaren. Ik had formeel misschien de leiding en een en ander voorbereid, maar het meeste is echt uit het samenzijn van de groep ontstaan.
Ik denk dat wel eens de eerste van veel meer bijeenkomsten van de mannen van de priesteressen zou kunnen zijn. Er moet nog wel een mooie naam voor komen.

Dag 2: Meikoning en Meikoningin

De volgende dag was er voor een groter publiek de Beltane viering georganiseerd.

Nadat er heerlijk voedsel gedeeld en gegeten was, verzamelde iedereen in de cirkel. Daar werd de ‘wilde jacht’ gehouden. Dat onderdeel kan op verschillende manieren gedaan worden; soms is het vrij letterlijk een wilde jacht waar de mannen achter de vrouwen aanrennen om hun trofee buit te maken; deze keer kregen de vrouwen een in touw gewikkeld bot als trofee, die zij aan één man naar keuze mochten geven.

De man met de meeste trofeeën wordt dan tot Meikoning gekroond. Dit jaar viel mij die eer ten deel. Als Meikoningin koos ik mijn geliefde vrouw Margo.

De Meikoning kroont de Meikoningin. Foto: Hans Glaudemans
Een van de priesteressen zegent de Meikoning en -Koningin in op een hele eigen wijze.

Dit was een leuk ‘toeval’, omdat we juist met elkaar hadden besproken dat we volgend jaar misschien wel ons dan tienjarige handvasting (huwelijk) op deze plaats zouden willen bekrachtigen: als Meikoning en -koningin werden we ook (symbolisch) voor een jaar en een dag gehandvast, dus dat sloot mooi aan.

Handfasting: Een verbinding, gezegend door de elementen, Foto: Hans Glaudemans

Alles is natuurlijk symbolisch: het huwelijk tussen vrouwelijk en mannelijk, hemel en aarde, geest en materie; het verbinden van tegenovergestelden.

Maar wat denk ik de essentie is van Beltane is, is het samenbrengen van tegenovergestelden. Wij hebben onze wereld heel erg gekaderd en dualistisch vorm gegeven, terwijl onderliggend alles eigenlijk verbonden is. Beltane is bij uitstek het moment om bewust van te zijn van dat één plus één twee is, en dat twee rijker is dan één. Het bij elkaar brengen van mannelijk en vrouwelijk is symbolisch op zich. Er valt zoveel rijkdom te behalen in het bijeen brengen van tegenpolen: Je daadkracht en efficiëntie met je ontvankelijkheid en gevoeligheid, je onbevangen speelsheid met de wijsheid die je met de jaren verkregen hebt, de ervaring van duisternis die je ooit trotseerde en het licht waar je immer naartoe groeit, of je grote mond met je kleine hartje, je persoonlijke en je professionele identiteit, je eigen belang en het belang van de ander…

Uit: Mijn reis in mei


Eerst leidden we een processie over het terrein, daarna was mijn eerste taak als Meikoning was om de meipaal in het gat in de grond te steken. Vergeet niet dat Beltane een vruchtbaarheidsfeest is, dus die symboliek spreekt voor zich. (Oh, en er wordt ook regelmatig benadrukt dat het beslist de bedoeling is dat stelletjes af en toe in de bosjes verdwijnen om de vruchtbaarheid van het land te verzekeren)
Die meiboom werd door mij en de andere mannen gedragen, terwijl we stoer brulden en de vrouwen ons verleidelijk uitnodigden.

WRAAAAAAH! Foto: Hans Glaudemans
De paal in het gat.

Aan de meiboom zitten linten, die om en om door mannen en vrouwen vastgehouden worden. Door om elkaar heen te dansen in een dans waarbij men elkaar mag aflossen, worden de linten om de paal heen gevlochten.

De dans rond de meiboom wordt intiemer naarmate de linten korter worden. Foto: Hans Glaudemans

Daarna werd er weer een vuur aangestoken, waarvoor negen verschillende soorten hout gebruikt werden. En dan mag iedereen over het vuur springen, het koningspaar als eerste.

Er waren heus vlammen! Foto: Hans Glaudemans

Ik vond het heel bijzonder om deze eer te ontvangen. Maar het ging niet om mij, daar was ik mij wel bewust van. Ik mocht de rol van Meikoning belichamen; ik mocht het mannelijke vertegenwoordigen en namens het bestaan de verbinding aangaan met het vrouwelijke. Koningschap aanvaard je niet voor jezelf, maar uit dienstbaarheid.

Ik heb echt genoten van deze dagen. Wat mij zo aanspreekt aan deze natuurspiritualiteit is dat het tegelijkertijd heel symbolisch is, maar ook heel lijfelijk. Er zijn altijd vuur, eten en er wordt gedanst. Het is allemaal superleuk en tegelijkertijd ook nog for the good of all.

Beltane kindjes

Het plezier van het niets doen

“Ledigheid is des duivels oorkussen” is een oud spreekwoord dat heel veel gebruikt is ons calvinistisch landje. Wie niets doet, zou tot allerlei kwaads komen. Misschien dat het opgaat voor de hangjongeren die zich vervelen en de bloembakken omschoppen, maar ik zou toch willen betogen dat het volgen van dit spreekwoord in deze drukke moderne tijd meer kwaad dan goed doet. Ik zou iedereen eigenlijk juist aanraden om eens wat vaker bewust niets te doen.

Laatst lag ik in bad. Ik had expres geen i-pad of telefoon meegebracht met muziek of een filmpje. Dus wat moest ik dan? Beetje genieten van het warme water enzo. Ik ging het oppervlakte van het water maar bestuderen en het fascineerde me mateloos. Hoe glad het was, hoe golfjes werkten, hoe de doorzichtigheid anders leek wanneer ik mijn hoofd anders hield. En toen ik dat allemaal wel gezien had, vielen de tegeltjes me op. Van veraf vind ik ze altijd lelijk, maar van dichtbij… Wauw, wat een intense kleur! En die structuur en patroontjes erop. Enfin, daar was ik wel even zoet mee.
Gaandeweg was ik wel weer een beetje uitgekeken op dingen en gingen mijn gedachten alle kanten op en ik liet ze lekker uitrazen.

En ik herinnerde me dat ik als kind ook lange tijd tevreden kon zijn met het bestuderen van bijvoorbeeld een muur, stickers op een deur of boomtakken binnen het frame van het raam. Wanneer was ik eigenlijk gestopt met dat te doen?

Dolce far Niente, door John William Waterhouse, 1880 – Het heerlijk niets doen

Ik weet nog dat ik me als kind best wel eens kon vervelen. Dat gevoel heb ik in jaren niet meer gehad. Ja, één keer verveelde ik me, en dat herinner ik me nog levendig. Ik was toen in mijn eentje bij een sauna, waar ik ook een maaltijd zou krijgen. Maar behalve een badjas had ik niets om handen en het duurde onwaarschijnlijk lang voor ik mijn eten kreeg. Toen verveelde ik me. Memorabel moment, blijkbaar.

Maar verder lukt vervelen me niet. Geen idee hoeveel lockdowns er nog nodig zijn om dat voor elkaar te krijgen, maar ik heb nog zoveel te doen! Huishouden, tuinieren, klussen, wandelen, sporten, boeken lezen, schrijven, spelen met kinderen, kletsen met vrienden, muziek maken, tekenen… En dan noem ik nog niet eens de digitale dingen en een televisie heb ik bovendien niet (waar moet ik de tijd vandaan halen om ook nog tv te kijken?).

Heel soms vervelen mijn kinderen zich. Dat doen ze dan wel op een voor mij irritante manier, maar ik heb ergens ooit gelezen dat het goed voor hun creativiteit is, dus ik ga me verder ook niet uitsloven om ze ergens mee bezig te laten gaan. En al helemaal zou ik niet kiezen voor het gemak van een i-pad in hun handen douwen.

In het boek The Rules of Life geeft Richard Templar allerlei richtlijnen die je beter maken in leven. Ik was best wel gecharmeerd van regel 28: Leave a little space for yourself each day. Hij schrijft: maak elke dag minstens een minuut of tien vrij voor jezelf.

So what are you going to do with that time? Answer: absolutely nothing. And I do mean nothing. (…)

I sit there, not thinking, not doing, not worrying, just being, while I appreciate the pleasure of being alive.

– Richard Templar, The Rules of Life (#28)

Een ander stukje dat ik wel een eye-opener vond was Hoe de smartphone van de hele wereld een wachtkamer maakt. Het artikel gaat over van alles, maar wat mij specifiek bij bleef is hoe een smartphone ervoor zorgt dat niemand meer niet-ingevulde tijd heeft, bijvoorbeeld omdat je zelfs in de 10 seconden dat je computer nodig heeft om op te starten, toch nog snel even drie instagram-posts kunt bekijken of kunt checken of je mattie al heeft terug ge-appt. Zelf ben ik wat minder van de social media, maar mijn zwakte zijn games. Ik wil ook nog wel eens mijn team van helden nog snel even een gevecht in te sturen enkel en alleen omdat ik anders ik tien tellen zou moet wachten totdat iemand anders klaar is met het typen van een antwoord. Vind ik dat stom? Ja. Daarom doe ik het in elk geval met enige schaamte en probeer het een beetje te verbergen voor andere mensen. Ik probeer in het bijzijn van anderen me in elk geval niet te laten afleiden door mijn telefoon. Lukt dat altijd? Nee. Maar ik doe m’n best; het heeft mijn aandacht.

Enfin. Als je er goed over na denkt is tijd het enige wat we echt hebben hier in dit leven, dus lijkt het me waardevol dat we dat bewust invullen. En het kan soms heerlijk zijn om wat tijd in te vullen met niets.

Omdat het cool is

Omdat ik het moeilijk vind om discipline op te brengen, moet ik het hebben van gewoontes. Want wanneer iets een gewoonte is, dan doe je het gewoon en hoef je je er helemaal niet toe te zetten.

Ik had een goed voornemen voor 2022. Of nee, dat zeg ik verkeerd: Goede voornemens vragen om discipline en wilskracht, daarom werken ze niet voor veel mensen en mij. Eigenlijk was ik al wat eerder bezig met het aanwennen van een nieuwe gewoonte, maar het nieuwe jaar bood een mooi moment om het ook “officieel” als goed voornemen te presenteren.

Nou goed, mijn “goede voornemen” was om elke week tenminste twee keer buiten te gaan zwemmen. Dit doet me echt goed en ik wil er graag iets over vertellen. Over wat het me fysiek en mentaal brengt.

Ik heb al in 2017 een training gevolgd van twee van de leerlingen van Wim Hof, de “Iceman” (linkje naar de site van één van hen). Ik had er toen al een stukje over willen schrijven, toen ik nog de theoretische kennis nog paraat had over bloedsomloop, het sympathische en het parasympatische zenuwstelsel. Dat is er niet van gekomen, dus moet het nu maar vooral gaan over het beetje dat ik me herinner en wat ik ervaar.

Wim Hof

Wat mij fascineerde aan Wim Hof, was dat hij zich liet inspireren door Oosterse spirituele en martiale tradities (waarvan ik een neiging heb te denken dat ze veel wijsheid bevatten, maar waarvoor ik nog niet echt de discipline opgebracht heb om ze zelf te gaan doorgronden) om er een toegankelijke techniek uit te halen, die een groot effect kan hebben op het menselijk bestaan.
Ik heb altijd wel een beetje het idee gehad dat zowel het menselijke lichaam als geest tot veel meer dan van waar we ons bewust van zijn. Ik heb bijvoorbeeld wel eens gezien hoe een tenger rechtenstudiegenootje van mij onder hypnose haar lichaam zo sterk kon maken, dat zij alleen steunend op voeten en schouders het volledige gewicht van de best wel stevige hypnotiseur kon dragen.

Wim Hof is een keer onderworpen aan wetenschappelijk onderzoek en hij kon dingen met zijn lichaam, waarvan de wetenschap eigenlijk dacht dat het onmogelijk was, zoals bewust de hartspier aansturen of direct invloed hebben op het immuunsysteem. En wat bleek? Wim Hof was geen mutant met bovennatuurlijke krachten, want mensen die zijn technieken aanleerden konden het ook! Hier is een linkje naar een presentatie van Matthijs Kox, een Radboud wetenschapper die het onderzoek geleid had. (Hij relativeert ook meteen wat fabels en claims die dan weer niet bewezen zijn)

IJs en ik

Je hebt van die mensen die als ze een ruimte binnenkomen zonder overleg direct een raam open zetten en je hebt van die mensen die het tegenovergestelde doen. Ik behoor tot die tweede groep. Ik heb denk ik een beetje tropenbloed in me: ik ben dol op warmte. Wanneer de meeste Hollanders puffend in de schaduw klagen over hoe benauwd het is, ga ik het liefst nog een beetje hardrennen en trainen om het nóg wat lekker warmer te hebben.
En toen ik nog op kamers woonde en geen gasrekening hoefde te betalen (en het klimaat nog niet zo’n ding was), stookte ik mijn leefruimte gerust op tot 24 graden dag en nacht. Veel bezoek kreeg ik niet, misschien dat dat een oorzaak was?

In principe hield ik niet van kou. Ja, in mijn gedachten zag ik mezelf wel als een viking zonder shirt door een meter sneeuw in de Noorse hooglanden ploeteren, maar in de praktijk koos ik toch altijd voor het comfort voor warmte.

Ik weet ook niet meer zo goed hoe ik erbij kwam om deze ijsbadtraining te gaan doen, maar ik nu in elk geval ben zó blij dat ik het gedaan heb!

Mijn eerste keer in het ijs. Op de achtergrond was live muziek en ik probeerde volop te ontspannen.

Ademhalingstechniek

Tijdens de training leerde ik een aantal dingen, onder andere: theorie over het lichaam, ademhalingstechniek en overgave.

De ademhalingstechniek is eigenlijk doodeenvoudig. Je ademt dertig keer vlug en diep in en laat de adem steeds weer los. Dan houd je zo lang als je redelijkerwijs kunt je adem in met volle longen en daarna zo lang mogelijk met uitgeblazen adem. Dan tien tellen je longen vol en tien tellen leeg. Dat is een setje, en daar doe je er dan drie of vier van. Ik heb er een filmpje van gemaakt als dat misschien duidelijker is.

Deze oefening brengt meer zuurstof in je bloed. Je lichaam krijgt daardoor meer uithoudingsvermogen en kan kou beter weerstaan. Het is volgens mij ook harstikke goed om deze oefening te doen, ook wanneer je niet van plan bent kou te gaan trotseren. Ik doe het wel eens als ik van plan ben extra hard te trainen of extra ver te rennen.

In de Rijn

Overgave

Naast theorie en techniek leerde nog belangrijke les: overgave. Hier komen de boeddhistische/Oosterse roots van Wim Hofs inspiratie wel naar voren.

Het vervelendste aan kou is namelijk dat we er een hekel aan hebben. Ik wel, in elk geval. Kennelijk hebben we een evolutionair biologisch instinct om kou te willen vermijden, want daarmee kan je energie besparen. Bovendien loop je als oermens op een eindeloze ijsvlakte een niet geringe kans om daar te bevriezen om pas weer teruggevonden te worden in de 20e eeuw.

Maar de kunst die ik leerde was om het oordeel op kou los te laten. En om een andere mindset aan te nemen.
Wat ik bedoel is dat wanneer je met heel koud water in aanraking komt, dat je meestal denkt van: “dit is rot, ik wil hier zo snel mogelijk weg!”. En dan ben je aan het lijden.
Als je er in slaagt om de kou wel te voelen, maar het verder gewoon te accepteren, door iets te denken in het trant van: “goh, dit water heeft een bepaalde temperatuur” en het daar verder allemaal bij te laten, scheelt dat een boel ellende. De ellende komt uiteindelijk vooral vanuit het eigen denken.

Op de training waren er ook een paar hare krishna’s uitgenodigd, die mantra’s kwamen spelen en zingen. Ik vind dat sowieso hele leuke muziek, maar je kan er ook helemaal aan overgeven en er in mee gaan waardoor je in een soort trance terecht kunt komen.

Nog een stapje verder is non-identificatie. Dit zat niet direct in die training, maar het is iets wat soms voorbij kwam in mijn karate-training (mijn sensei deed best wel veel met boeddhisme). Dat houdt in dat je je niet langer identificeert met, in dit geval, het koud hebben. Je gaat van “ik heb het koud!” (of Engels: “I’m cold!”) naar “er is kou”. Hetzelfde schijn je te kunnen doen na enige oefening met pijn. Maar laat ik er maar eerlijk over wezen: zo ver dat ik een tandartsingreep kan doorstaan zonder verdoving, ben ik nog lang niet.

Kortom, je kunt met je mindset de beleving van kou veranderen. Je voelt nog steeds hetzelfde, maar je waardeert het anders. Voor mij is het gevoel van koud water veranderd van marteling naar een tintelend gevoel.

En tenslotte was overgave wel iets waar ik meer naar op zoek was in deze tijd, waarin ik allemaal maatschappelijke bedreigingen maar met alleen mijn verstand aan het aangaan was. In een van mijn vorige posts schreef ik:

Ik wil me dit jaar meer overgeven aan het leven (…). Van daaruit komt vanzelf de inspiratie om precies datgene te doen wat ik moet doen.

Samen zwemmen in de Aa-Streng

Wat het mij brengt

Goed, maar waarom doe ik dit nou eigenlijk?

In de eerste plaats energie. Wanneer ik zo’n duik genomen heb, voel ik me oersterk. Ik voel me dan echt gezond. Er zal fysiologisch ook wel van allerlei goeds aan de hand zijn, maar ik voel me extra goed in mijn vel.

Ook voel ik me met mijn aandacht helemaal aanwezig in mijn lichaam. Het ademen, het rennen, het koude water; alles is een intense fysieke ervaring.

En tenslotte het brengt me een klein beetje plezier wanneer ik het ongemak zie van sommige dorpsgenoten met een hond, die mijn gezwem blijkbaar zo raar vinden dat ze echt heel hard moeten doen alsof ze het niet zien.

Tijdens onze eigen Nieuwjaarsduik in het Blauwe Meer gingen we samen 🙂

Disclaimer: Spring nou niet onbezonnen in het eerste en beste water of ga een halve dag in je vriezer zitten. Er kunnen best redenen zijn waarom kou voor jouw gezondheid juist niet goed zou zijn. Ondanks mijn praatjes ben ik bij lange na ook geen echte instructeur. En namens mijn kennissen van de reddingsbrigade: wees liever niet allen, zodat iemand je kan komen redden als je verkrampt.
(Met andere woorden: dit is echt wel cool, maar wel iets dat je weloverwogen moet doen)

Curriculum ideologies en waar het onderwijs (niet) voor bedoeld is

Eigenlijk wilde ik nooit het onderwijs in. Ik had visie en wilde wereldleider worden om de wereld beter te maken. 

Dat is (vooralsnog) niet gelukt, maar ik heb wel een andere grote passie ontdekt door met meer geluk dan wijsheid toch voor de klas terecht te komen. Naast dat ik het een ontzettend gaaf beroep bleek te vinden, kon ik ook mezelf vertellen dat ik op deze manier, in plaats van top-down, de wereld bottom-up ook beter kon maken. Door jonge mensen te inspireren om het goede te willen doen.

Maar door de jaren heen is mijn visie op onderwijs met mijzelf mee gegroeid. Mijn passie behield ik, maar ik verkreeg het geduld om op zoek te gaan naar nuance en de moed om mijn eigen ideeën steeds opnieuw af te wegen.

In dit artikel wil ik iets vertellen deze ontwikkeling aan de hand van een theoretisch kader rond onderwijsvisie. Ik gebruik daarbij ook een artikel uit de actualiteit dat ik een aantal jaar geleden zelf geschreven zou kunnen hebben, maar waarvan ik nu denk dat de schrijver de plank mis slaat. 

Curriculum ideologies

Tijdens mijn opleiding had ik een heel gaaf college dat ging over iets wat vaak ontbreekt in menselijk handelen, en iets waarvan sommigen denken dat het bij de opticien te verkrijgen is. Ook in het onderwijs mist het in veel organisaties: visie. Dit college ging over visie op onderwijs, met als kernvraag: waarom doen we dit eigenlijk?

Ik kwam in aanraking met het werk van Schiro, die vier ideologieën over onderwijs onderscheidt. Het gaat me om eentje, maar ik zal de andere drie kort (door de bocht) uitleggen.

Academic scholar is de eerste. Die is typerend voor onze collega’s, die we soms liefkozend ‘vakidioten’ noemen. Zij geven primair les om de kennis en kunde van hun vak over te brengen.

De tweede is de social efficiency ideologie. Deze houdt in dat school vooral leerlingen moet voorbereiden op een werkzaam leven. Ze zitten daar dus vooral dingen leren, die ze later nodig hebben voor hun werk.

Ideologie drie is learner centered. Dit is een meer progressieve benadering van onderwijs, gericht op het aanwakkeren van intrinsieke motivatie van de leerlingen zelf om te leren wat zij zelf nodig hebben om zich te ontwikkelen.

En lange tijd heb ik gedacht dat ‘mijn’ ideologie de vierde was; die was van social reconstruction. Daarover wil ik in dit artikel wat meer schrijven. 

Social reconstruction

Schiro ziet de social reconstruction ideologie als een die verandering in de wereld door middel van onderwijs wil verwezenlijken.

Zoals ik al schreef, wilde ik altijd al de wereld verbeteren. Vandaar mijn aanvankelijke sympathie voor deze ideologie.

Ik hoopte dat ik door jonge mensen de ideeën mee te geven die hen zouden inspireren om actief bij te dragen aan het hervormen van de wereld. Om ze enthousiast te maken over de barricades en ze boos te maken over allerlei onrechtvaardigheid.

Lange tijd heb ik dan ook af en toe staan preken tegen de leerlingen. Over dat ze vrijheid moesten waarderen, dat ze moesten opstaan tegen onrecht, dat ze klimaat en natuur moesten beschermen en dat soort dingen meer. 

Overigens moet ik wel zeggen dat ik voldoende professionaliteit in acht nam om niet in aanmerking te komen voor het meldpunt linkse docenten van FvD. Ik lette er op om duidelijk het onderscheid te maken tussen waar de lesstof ophield en waar mijn persoonlijke mening begon. Maar mijn doel was (stiekem) wel om die coole docent te willen zijn, wiens wijze lessen de leerlingen zouden onthouden en omzetten in goede daden.

Ik had alleen één blinde vlek: en dat was dat het ging om mijn idee van wat goed is.

Inmiddels ben ik dan ook grotendeels teruggekomen op deze visie op onderwijs. Ik heb nog steeds een visie op hoe de wereld beter ingericht zou kunnen worden en denk ook dat het onderwijs hier een belangrijke taak in heeft.

Maar niet door de leerlingen te vertellen wat ze zouden moeten denken.


In de laatste jaren ben ik gaan vermoeden dat het beste wat ik kan doen voor de leerlingen (en de samenleving waar zij in terecht zullen komen), dat ik hen stimuleer om onafhankelijk en kritisch te denken.

Groepsdenken

Van een collega kreeg ik niet lang geleden het boek Ik ga leven van Lale Gül. In het boek bespreekt ze allerlei kenmerken van de islamitische gemeenschap waaruit zij afkomstig is in een passage over onderwijs schrijft ze: 

“Ja, so what? Het zijn vooralsnog collectieve denkers en geen individuele. Een vwo-advies zegt niet veel, hooguit dat je goed kunt leren. Maar wie ben je als mens? Welke waarden sta je voor? Intelligentie is geen eendimensionaal begrip. Een excellente score zonder dat je de vrijheid van anderen kunt waarderen, is niets waard.”  

Dit zette me aan het denken; in de context van haar verhaal was het groepsdenken overduidelijk. Maar geldt deze kritiek niet in zekere mate eigenlijk ook voor alle Nederlanders? Of misschien eigenlijk alle mensen?

Socrates gaf het antwoord al: ja. De meeste mensen streven niet naar wijsheid omdat a) ze tevreden zijn met hun onwetendheid en het allemaal best vinden zolang ze maar brood en spelen hebben, b) ze denken het allemaal al te weten en dus niet te hoeven luisteren naar invalshoeken van anderen of c) ze voordat ze iets plaatsen of liken eerst even rondkijken naar wat ideale gelijkgestemden gezegd hebben.

Ik wens mijn leerlingen een interessanter leven dan dat. Misschien dat ik nu weer mijn eigen waarden op ze aan het droppen ben (tja, wat is er eigenlijk tegen op een 9 tot 5 leven opgevuld met wat Netflix?), maar ik probeer ze in elk geval de middelen in handen te geven om duidelijk te maken wanneer (en waarom) ze het met me oneens zijn, ongeacht wat hun buur daarvan vindt. Door kritisch en onafhankelijk te kunnen denken.

“Laat het onderwijs het oplossen” 

Wat mij misschien het meeste bewoog om dit artikel te schrijven was een opiniestuk in de Volkskrant van een teamleider uit het westen van het land, Michiel Beute, met als titel: Scholen, aarzel niet tegengif te bieden aan desinformatie uit rechts-radicale hoek. Zijn stuk zette aan tot reflectie, en dat is ontzettend goed. Een aantal jaar geleden zou ik het waarschijnlijk volop met hem eens geweest zijn. Maar nu niet meer.

Ik ken de auteur van het stuk niet en het is ook totaal niet mijn bedoeling om een persoonlijke aanval te formuleren. Maar ik denk dat zijn stuk geluid geeft aan een breder gedragen maatschappelijk gevoel dat betrekking heeft op wereldbeeld en de visie op onderwijs.

Hij schrijft: 

“We moeten onszelf de vraag durven stellen of een PVV’er wel voor de klas kan staan. Hoe kun je een veilig klimaat creëren als je uitsluiting voorstaat?”

Dit doet me denken aan Popper’s tolerantieparadox. Dat door intolerantie te tolereren, de intolerantie de tolerantie zal verdringen. Dus als je aanneemt  dat een PVV-affiniteit gelijk staat aan uitsluiting, moet je inderdaad misschien PVV’ers gaan uitsluiten. 

Maar leerlingen komen er bij mij niet mee weg door iemand vanwege politieke voorkeur in een hokje weg te zetten. Ik zou willen dat ze zich zouden verdiepen in waarom iemand die voorkeur heeft in plaats van tevreden te zijn met het rap vellen van een moreel oordeel. Dan verwacht ik dat al helemaal van grote mensen.

Het stuk gaat verder met:

“Hetzelfde geldt voor docenten die niet ‘geloven’ in klimaatverandering, voor docenten die een pandemie die de wereld platlegt een hoax noemen en voor docenten die leugens vertellen of verdedigen. Deze ideeën staan haaks op de werkelijkheid én staan haaks op de stof die scholen hun leerlingen geacht worden te leren.” 

Deze passage vind ik lastig. Ik heb me voor de grap wel eens verdiept in de wereld van de ‘klimaatontkenners’. In eerste instantie uit een soort leedvermaak omdat ik dacht dat er onwaarschijnlijk domme dingen gezegd zouden worden. Ik kwam erachter dat het allemaal wat complexer en genuanceerder lag dan dat. Het hokje ‘klimaatontkenners’ bleek nogal divers, en naar mijn idee hebben de meeste wetenschappers in dat hokje vooral kritiek op (delen van) het dominante verhaal, bijvoorbeeld door de relatie tussen klimaatverandering en CO2 in twijfel te trekken. Wat hierin het waarschijnlijkst is, kan ik onmogelijk beoordelen, en dat doet er nu ook niet toe. Maar ik moest denken aan een citaat uit World War Z: “if nine (…) came to the same conclusion, it was the duty of the tenth to disagree”. Maar al te graag willen mensen die tiende het zwijgen opleggen vanuit een moreel appel, maar zonder de uitspraken inhoudelijk te beoordelen. (Ik moet bekennen dat ik dat vroeger ook deed.)

Ditzelfde geldt over de pandemie. Ook daar is een dominant verhaal en kritiek daarop kan rekenen op stevige morele verontwaardiging. En dat maakt kritische analyse van de situatie eigenlijk al gauw tot een politieke handeling in plaats van een poging tot waarheidsvinding.

En dan het woord “leugen”. Dit wordt naar mijn idee te makkelijk gebruikt in het publiek debat. Het is niet dat er geen actoren zijn die bewust en aantoonbaar informatie bewust onjuist presenteren. Maar wat wel gebeurt is dat mensen heel makkelijk (collectief) informatie die wringt met eigen wereldbeeld afdoen, cancelen, als “leugens”.

Ik denk daarom dat je er als docent beter aan doet om in plaats van de leerlingen te vertellen wat leugens zijn en wie er fout zijn, ze het volgende mee te geven: Onderzoek uitspraken; beoordeel wat er gezegd wordt in plaats van wie iets zegt. Toon aan waarom je denkt dat iets gelogen is, of althans waarom je het er niet mee eens bent, en gebruik daar argumenten voor.

Het artikel van Beute eindigt met:

“Sta voor de normen: gelijkheid, vrijheid en fatsoen. Herhaal het. Zet het op schoolgebouw. Schreeuw het van het dak. Racisten zijn fout. Ontkenners van de opwarming van de aarde zijn fout. Liegen is fout. Hier op school leren we wat goed is.”

Op zich is morele stellingname, vind ik, lovenswaardig, als die tenminste voortkomt uit een (doorleefde) levensvisie. Maar wat ik vaak zie gebeuren is dat wanneer iemand een ander “fout” bestempelt, zichzelf lekker vrijwaart van inhoudelijke verdieping. Het is makkelijker om te oordelen dan om te denken.

En er ligt nog een ander risico op de loer: wie bepaalt er eigenlijk wat fout is? Is fout ineens universeel dan? Is iemand een racist als die denkt dat immigratie niet onbegrensd kan zijn? Is iemand fout als die zich afvraagt of er financiële secundaire belangen een rol spelen bij klimaatbeleid? Liegt iemand als die iets zegt dat niet aansluit bij wat jij gelooft?

Beute probeert denk ik een deel van het antwoord te geven op de epistemologische crisis waarin de mondiale samenleving zich momenteel bevindt. Wat is waarheid? Wie heeft gelijk? Kunnen we de overheid nog vertrouwen? Is de wetenschap onafhankelijk? Is de journalistiek competent en integer genoeg om de waarheid nog boven tafel te krijgen?

Zelf lijkt Beute een aantal antwoorden al te hebben. En als we het onderwijs maar gebruiken om deze antwoorden aan de leerlingen te leren, zijn we mooi van deze crisis verlost.

En dat sloot wat mij betreft volledig aan bij de lezing van Piet van der Ploeg op de VDLG-studiedag 2021. 

Deze merkte op dat voor een hele reeks actoren het onderwijs gezien wordt als hét instrument om allerlei maatschappelijke problemen op te lossen door de leerlingen van allerlei gewenste ideeën of houdingen aan te leren. 

Misschien in Nederland (nog) niet in de mate waarin dit in de VS gebeurt, waar er bijvoorbeeld zelfuitgeroepen zwarte universiteiten zijn die studenten in de eerste plaats sociaal activisme bij willen brengen (púúr social reconstruction), maar het gebeurt steeds meer. En dit artikel in de Volkskrant is er een voorbeeld van.

Beute heeft ongetwijfeld de beste bedoelingen voor leerling en samenleving, maar hij heeft dezelfde blinde vlek als ik destijds: hij denkt de antwoorden al te weten.

En daarom zou ik mijn artikel willen afsluiten met een klein betoog vóór onafhankelijk kritisch denken. School zou een plek moeten zijn waar leerlingen kennis kunnen nemen van verschillende opvattingen over verschillende onderwerpen. Ze zouden juist meegenomen moeten worden in discussies hierover en kunnen leren welke ideeën door de meerderheid gedragen worden, maar óók dat er andere gedachten mogelijk zijn. Het is denk ik niet aan scholen om de leerlingen te gaan vertellen wat ze moeten geloven, maar wel hoe ze verschillende ideeën moeten afwegen.

En juist binnen ons vak is dat van ontzettend groot belang. Als de leerlingen ergens bij gebaat zijn, is dat ze leren omgaan met pluriformiteit, om voor zichzelf te denken, om dingen te onderzoeken voor ze het tot zich nemen en om het maatschappelijk debat te kunnen voeren op een open en respectvolle manier. Kritisch burgerschap.

De geleerden mogen uitmaken of dit gewoon nog een andere invulling is van social reconstruction of dat het een mooie vijfde is voor Schiro’s lijstje.

Verwijzingen:

Beute, M., Scholen, aarzel niet tegengif te bieden aan desinformatie uit rechts-radicale hoek, in: Volkskrant, 22-08-2021

https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/opinie-scholen-aarzel-niet-tegengif-te-bieden-aan-desinformatie-uit-rechts-radicale-hoek~bf2c0a08/

Brooks, M., World War Z: An Oral History of the Zombie War, Crown, 2006.

Gül, L., Ik ga leven, Prometheus, 2021.

Popper, K. R., The Open Society and Its Enemies, Routledge, Londen & New York, 2002 (1945). p. 581.

Schiro, M. S., Introduction to the curriculum ideologies, in: Curriculum theory: Conflicting visions and enduring concerns, Sage Publications, Los Angeles, 2008.

Twee werelden

Wat is de meest verschrikkelijke plek op aarde? Heel lang dacht ik dat dat de oud-papierverwerkingsfabriek waar ik een tijdje moest werken was. Maar afgelopen week ontdekte ik wat ik het allernaarst vond: een Covid-testcentrum.
In dit stukje wil ik wat vertellen over mijn ervaring in die plek, die voor mij symbool staat voor een heel ander wereldbeeld, en daarna wil ik ook iets vertellen over mijn mooiste plek op aarde.

Kunstlicht

Zulke testcentra zijn er geloof ik al even, maar ik was er nog niet eerder geweest.

Zo’n testcentrum is gemaakt in een ‘tentenpaviljoen’, van die bouwsels waar ze oorlogsvluchtelingen in opvangen in Nederland. Bij de ingang wordt met bordjes duidelijk gemaakt wat de regels en rituelen zijn: je moet je handen ontsmetten, ten alle tijden anderhalve meter afstand houden van medemensen en een mondmasker dragen. Het ruikt er naar ziekenhuis.
Bij binnenkomst moest ik me identificeren bij iemand achter een spatscherm, die een mondkapje moest dragen. Ik kan daar maar moeilijk aan wennen. ‘Vroeger’ vond ik het best wel onbeleefd om te praten met iemand die een zonnebril op heeft en houdt, ik heb datzelfde gevoel bij mondkapjes, maar net erger. Daarbij komt dat ik het lastiger vind om iemand te verstaan als ik de mond niet kan zien. Het ging allemaal best onpersoonlijk, ondanks dat het juist ging om persoonsgegevens. Toen moest ik in een rij gaan staan, waarbij het blijkbaar niet de bedoeling was dat je een praatje maakt met de persoon naast je. (Of anderhalve meter naast je, dus). De mensen in de rij moesten kijken naar een rij rode lampjes, waarbij er af en toe een op groen sprong. De voorste in de rij moest dan naar het bijbehorende loket.

Toen ik aan de beurt was, kwam ik bij een loket met een jongen, een beetje van mijn leeftijd, met een rode baard. Hij leek me in eerste instantie wel aardig. Maar ik vond het moeilijk om hem te verstaan, terwijl hij tegen me praatte met een mondkapje voor, achter een scherm, via een microfoon. Ik dacht daarom juist dat hij mij niet verstond, en daarom trok ik mijn mondkapje naar beneden om me verstaanbaar te maken. Dat was blijkbaar helemaal fout, want wat hij eigenlijk probeerde te zeggen steeds was dat hij vond dat ik mijn mondkapje over mijn neus moest doen, in plaats van eronder. Ik had het duidelijk bij hem verpest. Ik deed maar zonder tegensputteren wat hij wilde, want ik voelde me in het hol van de leeuw. Drie tellen later zat ik op de kruk en moest ik het weer af doen van de mevrouw met het stokje. Zij was wel heel aardig voor me omdat het mijn eerste keer was, ondanks dat ik met haar moest communiceren door een spatscherm én een mondkapje. Ik kan er maar niet aan wennen.

En toen kon ik weer naar buiten. Ik stond te trillen op mijn benen. Bij het intrappen van de koppeling merkte ik dat mijn voet nog steeds wiebelde. Wat was dat voor plek, joh?
Zo smerig als mijn oud-papierverwerkingsfabriek was, zo volledig steriel was het hier. En dan bedoel ik niet alleen het ontsmettingsmiddel. Maar de hele sfeer, die bijna alle normale menselijke interactie vrijwel onmogelijk maakt. Zijn er mensen die dit als normaal zijn gaan beschouwen? Is dit een glimp van een gemedicaliseerde wereld waarin alles in elk geval veilig is?

Ik vond het echt super moeilijk om hier te zijn. Het zal vast allemaal bedoeld zijn om anderen veilig te houden enzo, maar het voelde voor mij als een steriele nachtmerrie, waar ik het liefst nooit meer kom.

Zonlicht

Na een boel grijze dagen was de zon die middag weer tevoorschijn gekomen. Gratis vitamine D, essentieel in zulke tijden, had ik laatst gelezen. Ik gauw buiten.

Ik fietste naar een dennenbos. Door de natte dagen was er veel vocht in de grond en een beetje in de lucht, waardoor de gouden zonnestralen gevangen werden, die zich tussen de stammen en de naalden heen wierpen.
Ik volgde een zonnestaal en ging daar op de grond liggen. Mijn handen in de bosgrond. Die steriele sfeer van me af wrijvend met aarde. Ik genoot van het blauw van de lucht en de contouren van de bomen. Ik ging zitten en daar voelde en wist ik me verbonden met hemel en aarde. Een gevoel dat ik best wel gemist had in de afgelopen tijd, waarin ik vooral in sombere gedachten verzonken was over wat het lot van onze samenleving zou worden en of het echt zover zou komen dat de mensen niet meer over hun eigen lichamen mogen beschikken. En met de vraag wat ik er aan kon en moest doen. Alles speelde zich af in mijn gedachten. Maar gedachten zonder verbinding met dieper voelen zijn grotendeels zielloos. Ik wilde zoveel belangrijke dingen doen en schrijven, maar ik miste de inspiratie, daarom voelde het geforceerd en leverde meer stress dan resultaat. De gouden zon had me wat van het vertrouwen en de inspiratie terug laten winnen.

Maanlicht

’s Avonds keek ik naar buiten. Ik hoorde de stilte en zag de duisternis. Het was een perfect heldere nacht met stralende maan en sterren. Er was vorst in de lucht. De nacht riep me. Ik kon en wilde niet anders dan antwoorden.
Ik deed vlug wat van de ademhalingsoefeningen die ik van een van de leerlingen van Wim Hof geleerd heb (waarover ik eigenlijk nog een keer moet schrijven), waardoor ik mijn jas achterwege kon laten.
Ik rende naar het bos. Die weg voert me door weilanden, die wit bevroren waren, maar zilver in het licht van de maan. Ik genoot zo van de heldere lucht op mijn huid dat ik er meer van wilde en mijn shirt uit trok. Het liefst had ik ook mijn schoenen uitgetrokken, maar dan had ik ze moeten sjouwen.
In het bos viel het licht telkens op zo’n manier dat het was alsof er een lichtend pad voor me was naar de allermooiste plekken. Het leidde me naar een open plek, waar ik ging liggen op bevroren varens. Ik genoot intens van het daar zijn.
Ik realiseerde me dat voor mij de mooiste plek om te zijn, het centrum van mijn wezen is. Dat kan ik het allerbeste ervaren als ik omringd ben door de schoonheid van de natuur. Ik denk dat de Wijzen ten alle tijden op deze manier kunnen bestaan, maar om dat te doen te midden van alle waanzin van de wereld, maar dan moet je wel heel erg geoefend zijn in de levenskunst.

Midwintergedachten

Dat is iets waar ik me de komende lockdown en daarna weer meer op wil toeleggen. Vandaag is het midwinter: de kortste dag van het jaar; de dag bij uitstek om je aandacht naar binnen te richten en te gaan bedenken wat je wilt gaan laten groeien vanaf de geboorte van het nieuwe licht voor het komende jaar.

Ik wil me dit jaar meer overgeven aan het leven, zoals ik dat op die maanverlichte nacht gedaan had. Van daaruit komt vanzelf de inspiratie om precies datgene te doen wat ik moet doen.

Twee werelden

Mijn ervaringen van die dag hebben mij laten zien in welke wereld ik wil leven. Een wereld waar ik in harmonie met mijn lichaam leef vanuit een innerlijk weten wat goed is voor me. Een wereld die vol schoonheid en magie is en waar niets op louter toeval berust.
Ook heb ik gezien hoe schril het contrast is met die mechanische, medische nieuwe wereld die gestalte kreeg in het testcentrum.
Ik heb over die andere wereld geschreven vanuit mijn optiek, en ik ben me ervan bewust dat ik dat waarschijnlijk niet heel begripvol heb kunnen doen voor mensen die daar vaak moeten zijn. Ik weet dat wat veel mensen daar zijn vanuit een vorm van naastenliefde of zoeken naar veiligheid. Maar voor mij staat het symbool voor een wereld(beeld) waar ik me niet in thuis voel. Ik gun de mensen die wel in die wereld willen leven dan ook alle geluk van alle werelden. Maar ik bid wel dat iedereen blijft afzien van het willen veroveren van andere werelden.

p.s. De testuitslag was negatief. Het zijn zulke rare tijden dat ik baalde dat mijn immuunsysteem zo goed werkt, dat het sinds ik een beetje corona gehad heb vorig jaar, keer op keer genadeloos afrekent met dit virus, waar ik zeker weten best wel vaak mee in aanraking kom… Want hoe kan ik mijn natuurlijke immuniteit (en dus de beste bescherming voor anderen) nou bewijzen als alleen een herstelbewijs als geldig gezien wordt?

De reden dat ik een herstelbewijs zou willen is trouwens niet om het als toegangsbewijs te gebruiken. Ik ben ook al principieel tegen op testen voor toegang en de hele coronapas als geheel. Maar het is niet helemaal ondenkbaar dat mensen vanuit het eerste wereldbeeld dat ik beschreef toegangspassen willen gaan eisen om nog te mogen werken.

Coronapas als discriminatie?

Op 19 november schreef ik een brief aan het College van de Rechten van de Mens met de vraag of de coronapas een vorm van discriminatie is, nadat ik niet binnen gelaten werd op een spelletjesavond in een spellenwinkel die zichzelf blijkbaar als horeca identificeerde, omdat ik geen QR-code kon tonen. Hierbij de brief die ik schreef en daaronder een deel van de reactie van het College.

In mijn werk als docent levensbeschouwing heb ik veel te maken met de onderwerpen ethiek en discriminatie. Over het onderwerp van de coronapas zou ik graag wat ruggespraak willen. Daarnaast heb ik onlangs zelf een ervaring gehad, die voor mij echt wel als discriminatie voelde.

Ik ben zeer benieuwd hoe u als CRM hier naar kijkt.

Op dit moment (ik ga uit van de 3G-situatie), heeft de overheid een nieuwe identiteitsmarker geïntroduceerd: gevaccineerd/ongevaccineerd tegen Covid.

De burgers die het vaccin wél hebben (en burgers die een herstelbewijs hebben kunnen bemachtigen) kunnen een app downloaden die voor hen in principe alle deuren doen openen. De burgers die dit niet hebben, moeten steeds eerst weer een test inplannen voordat ze deel mogen nemen aan de samenleving.

Naar mijn idee is dit discriminatie. Omdat er onderscheid gemaakt wordt tussen verschillende identiteiten en de verschillende groepen anders behandeld worden. Nu is de groep Nederlanders zonder vaccin heel divers en zijn er talloze redenen waarom mensen af willen zien van deze medische ingreep, maar voor een aanzienlijk deel van deze populatie geldt dat deze keuze direct voortkomt uit en samenhangt met levensovertuiging.

Levensovertuiging wordt in artikel 1 van de Grondwet direct genoemd als grond waarop niet gediscrimineerd mag worden.

Voor mij persoonlijk geldt dat ik discriminatie afwijs en om die reden het coronapas-systeem zo immoreel dat ik er principieel gewoon niet aan mee kan doen. 

Ik zie mijzelf in dezen als QR-weigeraar; niet zozeer als gevaccineerd/ongevaccineerd. Ik vind dat mijn medische status een zaak is tussen mij en de dokter.

Ik vind bovendien dat de overheid er onvoldoende in slaagt om wetenschappelijke onderbouwing te leveren waarom zij vindt dat dit onderscheid tussen mensen gerechtvaardigd zou zijn.

Nu heb ik met tegenzin maar geaccepteerd dat er vanwege mijn principiële levenshouding voor mij veel deuren gesloten blijven. Horeca maakt geen deel meer uit van mijn belevingswereld.

Wel mag ik nog in winkels komen. Nu had ik mij voor een week geleden opgegeven voor een toernooi in een bepaald kaartspel. Dit werd gehouden in een spellenwinkel. Op de website stond wel aangegeven dat er een QR-code nodig was voor het horeca-gedeelte, maar daar sloeg ik geen acht op, omdat ik er heen ging om te spelen, niet om eten of drinken te bestellen.

Maar toen ik ging betalen om mijn setje met kaarten te ontvangen, werd ik om mijn QR-code gevraagd, alsof het de gewoonste zaak van de wereld is. Omdat ik al zoveel plekken al vermijd omdat ik deze confrontatie niet aan wil, was dit de eerste keer dat ik hierom gevraagd werd.

Ik kon deze niet laten zien. Fysiek niet, maar ook principieel niet – als ik er een gehad zou hebben.

Ik mocht niet meedoen. Ik heb nog geopperd om een tafel buiten het “horeca-gedeelte” neer te zetten met een streep er tussen, maar daar wilde de winkel niets van weten.

Terwijl de anderen hun pakjes met kaarten openden, kon ik niets anders dan verslagen de winkel uitlopen. Nog nooit in mijn leven heb ik mij zó buitengesloten gevoeld. Voor mij voelde dit echt als discriminatie.

Als ik dit verhaal deel met bekenden, krijg ik zeer verdeelde reacties. Een deel van de mensen voelt mee, het andere deel vindt dat ik de consequenties moet aanvaarden van mijn keuze. Het lukt mij zelden om uit te leggen dat gebruikmaken voor mij niet voelt als een keuzemogelijkheid.

Ik heb een aantal vragen. Maken principes (zoals bijvoorbeeld die van mij) deel uit van levensovertuiging? Is er volgens het CRM sprake van discriminatie bij een coronapas-systeem? En in mijn eigen ervaring: was mijn gevoel discriminatie ook als zodanig te benoemen?



Vandaag ontving ik reactie van het College:


Discriminatie op grond van levensovertuiging

De gelijkebehandelingswetgeving stelt dat discriminatie op grond van levensovertuiging niet is toegestaan bij het aanbieden van goederen en diensten, in het onderwijs en bij de arbeid. De definitie van een ‘levensovertuiging’ is: een existentiële gemeenschappelijke overtuiging, dat wil zeggen een min of meer coherent stelsel van ideeën, waarbij het gaat om fundamentele opvattingen over het menselijk bestaan. Daarbij is het noodzakelijk dat deze opvattingen niet individueel zijn, maar dat sprake is van gemeenschappelijke opvattingen. Een voorbeeld van een levensovertuiging is veganisme. Meer informatie over de gelijkebehandelingswetgeving kunt u hier vinden. Het College is een nationaal mensenrechteninstituut en heeft de bevoegdheid om individuele klachten over discriminatie te toetsen aan de gelijkebehandelingswetgeving.

Oordeel van het College over levensovertuiging

Een voorbeeld van een situatie waarin het College heeft geoordeeld over discriminatie op grond van levensovertuiging vindt u hier (zie paragraaf 6.1 t/m 6.3). Het College heeft nog niet eerder geoordeeld over een situatie waarin iemand zich niet laat vaccineren op grond van een levensovertuiging.

De gelijkebehandelingswetgeving is niet van toepassing op eenzijdig overheidshandelen

De gelijkebehandelingswetgeving verbiedt discriminatie op grond van levensovertuiging bij het aanbieden van goederen en diensten, in het onderwijs en op de arbeidsmarkt (terreinen). Deze wetgeving ziet niet toe op situaties die zich voordoen bij eenzijdig overheidshandelen. Eenzijdige overheidshandelingen zijn handelingen die behoren tot typische taken van de overheid, zoals het opstellen aan maatregelen ter bestrijding van het coronavirus. Het College kan hier niet over oordelen, omdat het niet de bevoegdheid heeft om klachten over discriminatie te beoordelen die buiten het bereik van de gelijkebehandelingswetgeving vallen. Meer informatie over het indienen van een klacht over een overheidsinstantie kunt vindt u hier.

Het College heeft helaas geen medische expertise en kan zich daarom niet uitspreken over de effectiviteit of medische onderbouwing van coronamaatregelen.

Rechter Den Haag: coronapas discrimineert niet

De rechtbank Den Haag heeft onlangs geoordeeld (zie vanaf paragraaf 4.8) dat de coronapas niet discrimineert op basis van “overige” discriminatiegronden, omdat mensen zelf kunnen kiezen of zij zich laten vaccineren of niet. Zij worden daarom niet gediscrimineerd op basis van een inherent (door de wet beschermd) persoonskenmerk. De rechtbank heeft dit getoetst aan het algemene discriminatieverbod zoals verwoord in artikel 14 van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens.



Je gediscrimineerd voelen ‘mag’ altijd. Het College doet dus in principe geen uitspraak over mijn gevoelens, maar verwijst wel naar de uitspraak van de rechtbank dat de coronapas niet discrimineert op basis van ‘overige’ discriminatiegronden.

Wat voor mij wel belangrijk was om te weten is de definitie van levensovertuiging. Individuele principes worden hier niet onder geschaard, maar op het moment dat ze gemeenschappelijk gedeeld wordt, kunnen ze wel als zodanig opgevat worden. Ik denk dat dit een hele interessante kwestie is, want het lijkt mij vrij arbitrair wanneer bepaalde opvattingen ‘gemeenschappelijk genoeg’ zijn om ze als levensovertuiging aan te merken.

Ik denk dat het laatste woord er nog niet over gezegd is. Er staan overigens nog allerlei proceduremogelijkheden open, maar ik weet niet hoe zinvol dat zou zijn, omdat in de (gemiddelde) behandeltijd van 10 maanden de spelregels van het samenleven waarschijnlijk al lang niet meer zijn wat ze nu zijn.


[toevoeging 06-01]

Op 8 december reageerde ik nog een keer, met wat extra vragen:

U schreef: “U schrijft dat u zich niet laat vaccineren”, maar in mijn e-mail heb ik niets over mijn eigen vaccinatiestatus geschreven. Ik heb zelfs expliciet benoemd dat ik deze graag voor mezelf houd.

Maar dat terzijde, ik zou nog een vervolgvraag stellen wat betreft levensovertuiging, als dat mag.

Wanneer wordt iets geaccepteerd als levensovertuiging en door wie? Wanneer is een set ideeën en/of principes ‘gemeenschappelijk genoeg’ om als zodanig genoemd te kunnen worden?

Ik heb bijvoorbeeld veel vrienden die zo natuurlijk mogelijk willen leven. Zij bouwen zoveel mogelijk woningen met natuurlijke materialen, eten zoveel mogelijk biologisch en zo min mogelijk bewerkt voedsel. Zij brengen veel tijd buiten door en zijn in de weer met de cycli van zon en maan. Hierbij hoort ook dat zij geen tot zo min mogelijk vaccinaties willen omdat dit een synthetische substantie in hun lichaam brengt, die zij niet willen.

Maar er is niet echt een organisatie. “Natuurlijk leven” wordt door verschillende mensen, misschien, verschillend ingevuld en geniet niet dezelfde bekendheid als veganisme. Toch zie ik bij deze mensen wel een geïntegreerde en congruente levenswijze, waarbij vaccinatie niet als mogelijke optie gezien en gevoeld wordt, ondanks de maatschappelijke consequenties die dat momenteel voor ze heeft.

Zouden zij met hun levenswijze meer kans maken om aanspraak te maken op wettelijke gelijke behandeling dan ik, mij beroepend op solidariteit met degenen die een andere behandeling krijgen vanwege hun levenswijze? 


Het College reageerde op 24 december als volgt:

Bedankt voor uw bericht. Behalve het College is ook de rechter bevoegd om de Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) te interpreteren en dus om te bepalen wat de definitie van een “levensovertuiging” is. Bij de interpretatie van de AWGB wordt rekening gehouden met de bedoeling van die wet zoals die wordt verwoord in de Memorie van Toelichting. Bovendien wordt de AWGB geïnterpreteerd in overeenstemming met internationale mensenrechtenverdragen zoals Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Het EVRM bevat namelijk een algemeen discriminatieverbod (artikel 14 EVRM). Als u daarin geïnteresseerd bent dan kan ik u aanbevelen om een kijkje te nemen in het handboek over het Europese discriminatieverbod, zie hier.  

Eerder al vertelde ik u wat de definitie van een levensovertuiging is volgens de jurisprudentie van het College (voor het eerst verwoord in 1997 in dit oordeel, paragraaf 4.4.). Tot nu toe heeft het College geoordeeld dat hieronder valt: vegetarisme, veganisme en eventueel ook overtuigingen zoals humanisme en antroposofie. Dat neemt niet weg dat het College in de toekomst in andere individuele gevallen iets anders kan aanduiden als een levensovertuiging. Iemand die een verzoek om een oordeel indient moet dan overtuigend beargumenteren waarom diens opvatting is aan te merken als een levensovertuiging. Of dat in het geval dat u omschrijft zal slagen kan ik u niet zeggen.


Ook al waren de reacties behulpzaam en informatief, heel bevredigend was dit voor mij natuurlijk niet helemaal. Maar volgens velen had ik er rekening moeten houden dat het College van de Rechten van de Mens ook politiek is; dat wanneer zij mij zwart op wit iets schrijven over hoe mensenrechten geïnterpreteerd dienen te worden, dat dit mogelijk politieke gevolgen kan gaan hebben. Ik heb daar vaker over na gedacht, want dat geldt ook voor andere instituten, zoals bijvoorbeeld het Lareb om maar wat te noemen. Los van wat ze zeggen of vinden, één bepaalde uitspraak kan een bom leggen onder overheidsbeleid, ik denk dat veel van die instanties daarom heel voorzichtig zullen zijn met uitspraken.

“Door die egoïsten moeten wij straks weer in lockdown!”

Dit opiniestuk van mij is verschenen op zaterdag 6 november in De Stentor. Daar kreeg het de titel ‘Volwassenen die ongevaccineerden als zondebok aanwijzen geven slecht voorbeeld’ voor de digitale versie en voor de papieren versie: Ongevaccineerden als zondebok aanwijzen is slecht voorbeeld. Met het woordje ongevaccineerden was ik achteraf niet zo blij, want door dat te benoemen wordt alleen maar weer die tweedeling, waarvan ik zou willen dat die zou stoppen, benadrukt. Maar aan de andere kant, het is erg aan de hand en de titel dekt de lading goed. Het ging over hoe ik op school geacht wordt belangrijke waarden en omgangsvormen bij te brengen aan jongeren, terwijl ik die in de grotemensenwereld met de voeten getreden zie worden in de discussie over vaccinatie.
Nu het stuk online staat, kan het daar ook veel wind vangen. Eén van de frustrerende dingen voor docenten is dat leerlingen toetsen slecht maken omdat ze de vragen niet goed lezen. In de comments zie ik nu dat grote mensen óók niet goed lezen. Helaas.

Dat van me af geschreven hebbende, hier is mijn stukje:

“Maar dan blijven die ongevaccineerden toch gewoon lekker thuis?!” riep één van de leerlingen door de klas toen er een excursie besproken moest worden en het nog niet helemaal duidelijk was hoe de QR-code regels voor iedereen zouden uitpakken.

Natuurlijk is deze leerling hier op aangesproken. Zulke dingen eruit flappen is lomp en leidt vooral tot een onveilige sfeer.

Ik werk op een middelbare school, waar allemaal tieners zitten die nou eenmaal soms domme puberale dingen doen. Het is dan de taak van docenten om ze te corrigeren. Maar wat als volwassenen zelf het goede voorbeeld niet geven?

Ik zie bijvoorbeeld een minister die in veel van zijn uitspraken groepen in de samenleving tegen elkaar probeert uit te spelen. Ik hoor hoe collega’s bij de koffieautomaat tegen elkaar zeggen hoe asociaal ze de patiënten op de intensive care zonder vaccinatie wel niet vinden. En ik lees ook hoe gerespecteerde columnisten in deze krant schrijven die een soort vergeldingsdrang botvieren op wie zij dan zien als dé veroorzakers van dreigende nieuwe beperkende maatregelen.

De afgelopen anderhalf jaar coronacrisis heeft ons laten zien dat we maar zeer matig in staat zijn om het maatschappelijk debat op een fatsoenlijke manier met elkaar te voeren en dat we maar al te makkelijk polariseren.

De laatste trend is dat we de samenleving zijn gaan opdelen in mensen die wel en mensen die niet een specifiek vaccin ontvangen hebben. Sterker nog, dat onderscheid is bij wet bekrachtigd zodat de tweede groep aan een extra voorwaarde moet voldoen om nog deel te mogen nemen aan onderdelen van de samenleving.

Ik wil het hier nu niet hebben over of de overwegingen om al dan niet te vaccineren nou gerechtvaardigd zijn, maar wel over hoe we als mensen naar elkaar kijken en over elkaar spreken. We zijn een bepaalde levenskeuze gaan koppelen aan de persoon en vervolgens zijn we de persoon gaan beoordelen in plaats van de handeling. Ontmenselijking komt dan een stap dichterbij.

Over de jaren heb ik een groot aantal keren excursies begeleid naar het Etty Hillesum Centrum in Deventer. Dat is ingericht in de geest van Etty Hillesum, een jonge Joodse vrouw die in de Oorlog een dagboek bijhield, waarin ze begripvol schreef over alle mensen om haar heen; zelfs de Duitsers die haar deporteerden. De leerlingen maken daar kennis met haar en haar gedachtegoed en leren de waarde van verdraagzaamheid en inclusiviteit (er is ook een Meldpunt Discriminatie inpandig). En ze leren wat er gebeuren kan wanneer je bepaalde groepen mensen generaliseert, stereotypeert én aanwijst als zondebok voor actuele problemen.

Nu begeef ik me op glad ijs, want ik wil verre blijven van het vergelijken van de  Oorlog met deze crisis. Maar tegelijkertijd vind ik ook dat we de lessen van toen, waarvan altijd gezegd wordt dat ze nooit vergeten mogen worden, in de praktijk moeten brengen. En dat we als volwassenen onze jongeren het goede voorbeeld moeten geven.

Want elke keer wanneer ik grote mensen met veel of weinig woorden hoor roepen: “door al die ongevaccineerden, die allemaal egoïsten zijn, hebben wij nu zoveel problemen”, dan krommen mijn tenen. Is dat hoe we met elkaar omgaan? Wat voor voorbeeld is dat? Hoe moet ik onze pubers dan nog uitleggen dat wanneer zij dan zo met elkaar omgaan het niet oké is?

Wat er ook gebeurt: altijd blijven nadenken

In zijn wereldberoemde afstudeerspeech, zei de komiek en filosoof Tim Minchin het volgende:

“Opinions are like arse-holes, in that everyone has one. There is great wisdom in this, but I would add that opinions differ significantly, in that yours should be constantly and thoroughly examined.”

Tim Minchin


In dit stukje wil ik het graag hebben over kritisch denken. Laatst zei dat ik Facebook graag wilde zien als een plek om het maatschappelijke gesprek te voeren over belangrijke dingen die ons allemaal aangaan. Dat was schattig en ik werd uitgelachen.

Voor de meeste mensen zijn social media een middel om zich te vermaken of om wat persoonlijke kiekjes uit te wisselen met vrienden. En dat is prima.

Er zijn ook mensen die het voor serieuze onderwerpen gebruiken. Soms leidt dit inderdaad tot gesprek. Maar ook heel vaak worden deze media blijkbaar een echoput van het eigen gelijk en worden andere meningen niet als uitdaging gezien, maar als iets wat met alle mogelijke middelen bestreden moet worden. Dat zou ik graag anders zien, zonder daarvoor iedereen te ontvolgen of ontvrienden die de dingen anders ziet of doet dan ik dat zou.

Comment Section. - Imgflip

Leren denken

Al weet ik hoe lang vindt men dat leerlingen vanaf het middelbaar onderwijs kritisch denken aangeleerd zouden moeten worden. Maar wat is het eigenlijk? En waarom flippen veel grote mensen wanneer ze geconfronteerd worden met iemand die daadwerkelijk kritisch denkt?

Bertrand Russell quote: Some people would rather die than think.

Wat is kritisch denken? Nou, in in de eerste plaats vooral moeilijk. Het kost inspanning en vraagt om zelfreflectie, wat niet in het savanne-instinct van de mens ingebakken is. Wat dat wel is, is bij de groep horen. Daarom willen de meeste mensen liever volgen dan dat ze zelf nadenken.

Kritisch denken is rationeel en onafhankelijk nadenken op zoek naar de waarheid. Dus zonder onderbuikgevoelens je woorden te laten overschreeuwen en zonder je te schikken naar wat de anderen denken. Het betekent dat je na moet denken over de informatie die beschikbaar is om na te gaan klopt. Dat je moet onderzoeken of beweringen van jezelf en van anderen kloppen. Dus ook wat de tv zegt, wat de minister-president zegt en al helemaal wat de minister-president op tv zegt. Volstaan met “daar denken allemaal knappe mensen over na, dus het zal wel kloppen” is eigenlijk onvoldoende.
Daarbij hoort logisch nadenken (dat is iets meer dan over een premisse of conclusie roepen “dat is toch gewoon logisch!”), bronnen checken en afwegingen maken. En discussies voeren kan hierbij helpen. Het woord discussie heeft een vervelende klank gekregen en betekent vaak zoiets als ruzie. Terwijl een discussie ook een gesprek kan zijn waar twee of meerdere mensen redelijk argumenten tegen elkaar afzetten en uitleggen hoe ze tot hun mening gekomen zijn. Maar in social media lopen discussies niet zelden uit de hand en binnen no time worden de nazi’s erbij gehaald en is iedereen racistisch, een schaap of het anderszins niet meer waard om tegen te praten. Hoe komt dat toch?

Struikelen over het ego

Eén van de redenen is dat, omdat er een publiek is, mensen een tegenstander willen gaan verslaan. Het gaat meer om gelijk willen krijgen dan om (samen) te zoeken naar wat de waarheid nou eigenlijk is.

Dus vaak gaat het meer om het zoeken naar bevestiging voor het ego dan om de waarheid. En een van de dingen die ons ego in de weg staan is het kritisch kijken naar onszelf en onze eigen ideeën en overtuigingen. Niet zo vreemd, want ons ego is grotendeels daarop gebouwd. Wanneer een mens zich begint te realiseren dat een idee waarop diegene zijn beeld van de wereld en/of zichzelf misschien wel eens niet zou kunnen kloppen, dan kan dat de wereld best wel op z’n kop zetten.

Stel, je geloofde altijd dat geld niet gelukkig maakte. Je nam een baan in het onderwijs en accepteerde dat je nooit rijk zou worden en keek neer op die rijke stakkers die geld najagen. Maar als er dan onderzoek gedaan wordt waaruit blijkt dat (statistisch gezien) dit wel degelijk het geval is, dan zet dat wel een deel van je leven en de keuzes die je maakte op losse schroeven. Je zult in elk geval na opnieuw moeten nadenken over geluk, geld en je levenskeuzes.

Of je dacht dat het woord “neger” een prima woord was, dat gewoon neutraal een huidskleur aangeeft. Je ergerde je daarom aan die mensen die de naam van negerzoenen aanvochten schreef koppig op elk doosje zoenen er alsnog “neger” voor. En dan kom je er langzamerhand achter dat de opvattingen over het woord inmiddels toch echt wel veranderd zijn. En dat het inmiddels zo’n beladen woord is dat je het niet kunt gebruiken. Was je nou een racist? Heb je al die tijd lullig gepraat in het bijzijn van zwarte vrienden?

Dit zijn dan nog redelijk eenvoudige voorbeelden, maar stel je voor dat een religieuze overtuiging die je had over het bestaan komt te wankelen.

Dat is beangstigend en mensen proberen dat instinctief vermijden. Het heet cognitieve dissonantie. In de onderstaande comic wordt het uitstekend uitgelegd (gericht aan Amerikanen, maar you’ll get the point).

Deze afbeelding heeft een leeg alt-atribuut; de bestandsnaam is cognitive-dissonance.png

Dit heeft veel te maken met conformation bias. Dit betekent dat we de informatie die op ons afkomt filteren en meer geneigd zijn om de informatie te accepteren die aansluit bij wat we al geloven. In het plaatje rechts, afkomstig uit dit filmpje, zie je hoe we meestal dat deel van de feiten willen aannemen, dat overeen komt met onze overtuigingen. Voor feiten die aan onze bestaande ideeën knagen, zouden we het liefste ons hoofd in het zand steken en hopen dat ze weer weggaan. Om kritisch te denken, moet je alle feiten overwegen – en vooral die die uitdagend zijn voor ons eigen wereldbeeld!

Om een persoonlijk voorbeeld te geven: ik heb een uitgesproken mening over het coronabeleid. Ik heb er een lang en naar mijn idee stevig onderbouwd stuk over geschreven, maar er is één feit, realiseer ik me nu, die ik halfbewust buiten beschouwing gelaten heb: de situatie op de intensive cares. Dit gegeven paste niet in mijn verhaal dat de situatie steeds overdreven werd in de reguliere media. Dit wil niet zeggen dat ik nu ineens met een mond vol tanden sta, mijn hele stuk nu niks meer waard is en het beleid toch wel goed, maar het illustreert denk ik wel hoe makkelijk dit kan gebeuren.

Bubbels

Een extra probleem tegenwoordig is dat we veel van onze informatie van social media halen. En deze zijn met algoritmes zo ingericht dat we vooral alles te zien krijgen wat we toch al geloofden. Het risico is dat je nieuwsfeed verandert in een echokamer en dat we terechtkomen in een bubbel van mensen die hetzelfde denken als jij. Als je je daar niet bewust van bent, krijg je te maken met een ontzettend vertekend beeld van de wereld.

Ik vind dat persoonlijk een rot idee. En ik weet ook echt wel dat de stroom informatie die mij via deze weg bereikt erg gekleurd is en daarom vul ik die aan. Maar ik zie ook dat veel mensen deze eenzijdigheid comfortabel vinden en er juist voor kiezen ervoor om geluiden die hen niet aanstaan te smoren, door mensen die dit zeggen te dempen, ontvolgen of ontvrienden.
Natuurlijk is het prima om social alleen voor leuke entertainment en het onderhouden van contacten te gebruiken. Maar als je het gebruikt om met de rest van de wereld in verbinding te blijven, dan lijkt dit me niet de goede weg.

Are you in a social media bubble? Here's how to tell

Er bestaan bubbels in allerlei soorten en maten. Ik zou ook echt niet in de Wie-is-de-Mol bubbel willen, dus een probleem hoeft het niet te zijn. Maar sommige bubbels zijn meer fundamentalistisch van aard hebben wel maatschappelijke impact. In de complotbubbel gaat men soms wat ver in het kritisch denken. Daar is het kritisch denken zo ver doorgeschoten dat bijna geen enkele uitspraak uit de gevestigde orde nog vertrouwd wordt, terwijl ideeën uit eigen kring vaak als zoete koek geslikt wordt. Maar denk ook aan de social-justice bubbel, waarin er een bepaald wereldbeeld steeds herhaald wordt en nuances woedend bestreden, omdat de eigen ideeën de enige moreel juiste zijn.

Buiten spel zetten

Wat ook heel vaak gebeurt op internet is dat mensen elkaar persoonlijk in de discussie willen diskwalificeren. Om bij de de social justice bubbel te blijven: omdat jij een witte cis man met al je privileges bent, mag je niks mag vinden over bijvoorbeeld discriminatie in de samenleving. Maar ook de complotmensen willen nog wel eens roepen: “slaap lekker verder.” Maar ook los van groepen, kunnen mensen best nog wel eens elkaar de mond proberen te snoeren: “Heb jij hiervoor gestudeerd? Nee? Dan moet je gewoon je mond houden!”
Dit zijn lelijke dooddoeners. Iedereen mag meedoen in het maatschappelijk debat! Je kunt argumenten diskwalificeren door ze te weerleggen met je eigen gefundeerde argumenten. Maar een persoon buiten spel zetten is eigenlijk meer een tactiek om niet geconfronteerd te worden met lastige meningen.

Of je moet hetzelfde gesprek al duizend keer gevoerd hebben en er écht geen zin meer in hebben – in dat geval staat het je ook vrij om de discussie gewoon aan je voorbij te laten gaan. Je hoeft niet je gelijk te halen of die aan anderen opleggen. Je hoeft niet per se een lullige comment te plaatsen als je de ander van zijn of haar ongelijk wilt overtuigen, maar geen zin hebt om moeite te doen om daar argumenten voor te bedenken.

Picard memes: Patrick Stewart's best viral Star Trek moments - CNET
De Captain Picard facepalm. Heerlijk om onder iemands post te knallen. Je hoeft dan geen discussie te voeren, maar je kunt wel laten weten dat de ander het mooi FOUT heeft (en jij niet).

Expertise

Ik heb het hier heel veel gehad over zelf nadenken. Maar dit betekent niet dat alles wat je zelf bedenkt altijd waar is. Kritisch denken vraagt om nederigheid. Dus om te kunnen accepteren dat iemand anders wellicht meer kennis van zaken heeft dan jijzelf.

Het is een enorme frustratie van wetenschappers dat uitspraken die zij doen, vaak op basis van jarenlange studie en onderzoek, op social media worden afgedaan als ook maar een mening.

Moet je dan wetenschappers blind geloven? Nee, natuurlijk niet. Vertrouwen moet verdiend worden, blind vertrouwen is foute boel.

“As soon as we abandon our reason and are content to rely on authority, there is no end to our troubles.”

Bertrand Russell

De wetenschap niet volmaakt. De wetenschap mag als doel hebben om de waarheid te willen zoeken en op een controleerbare manier te werk gaan, maar ook wetenschappers zijn mensen. Bovendien is niet alles te becijferen en te voorspellen.
Wetenschap wordt soms gepolitiseerd. Het schrijven over sommige onderwerpen is academische zelfmoord. Denk hierbij aan dat na de regering van Nixon begin jaren ’70 er een sterk moreel oordeel was tegen drugs (Nixon had niks met de protestgeneratie van hippies) en dat onderzoek doen naar bewustzijn veranderende substanties gelijk werd aan met pek en veren ontslagen worden.
Bovendien moet voor wetenschap betaald worden, en wie betaalt bepaalt soms ook. Er zijn helaas veel voorbeelden van wetenschappers die zich voor het karretje hebben laten spannen van allerlei partijen en bijvoorbeeld niet transparant te werk zijn gegaan of data hebben gemanipuleerd. Ook heeft de wetenschap te maken met voortschrijdend inzicht en kunnen theorieën achterhaald worden als er door bijvoorbeeld nieuwe meettechnieken nieuwe informatie beschikbaar is. En tenslotte zijn domweg niet alle wetenschappers het met elkaar eens. Er is een wetenschappelijk debat waar gediscussieerd wordt – als het goed is.

Dat alles betekent niet dat je zomaar de huidige stand van de wetenschap kunt diskwalificeren, maar dat iedereen zich altijd wel in het achterhoofd bewust is van de onvermijdbare onvolmaaktheid van wetenschap. Maar wees je er tegelijkertijd van bewust dat de wetenschap in veel gevallen onze meest educated guess is die beschikbaar is.
Deze afweging bewust maken is onderdeel van kritisch denken.

Nou is het vaak ook helemaal niet zinvol voor een leek om zich te gaan bemoeien met of de wetenschap het bij het juiste eind heeft. Maar het is wel van groot belang dat wanneer experts conclusies trekken die impact hebben op de samenleving, dat iedereen die daarbij betrokken is er openlijk over moet kunnen spreken. Dat is een onderdeel van burgerschap. Wetenschappers kunnen bijvoorbeeld misschien aardig aantonen dat vaccins veilig zijn en mogelijk goed werken om bepaalde ziektes terug te dringen, maar dat hoeft niet te betekenen dat iedere burger dan ook maar ermee geïnjecteerd zou moeten worden!

In de afweging hoe we als samenleving omgaan met wetenschappelijk onderbouwde bevindingen om moeten gaan moet iedereen dus mee kunnen spreken. Hierbij is het voor deelnemer van belang dat ze gereflecteerd hebben op wat zij belangrijke waarden vinden. Ik persoonlijk, bijvoorbeeld, vind vrijheid een absolute kernwaarde. Ik zie het dan ook als taak van de regering om burgers te beschermen tegen macht, zodat zij altijd over zichzelf zullen kunnen beschikken. Dit weeg ik dan zwaarder dan bijvoorbeeld niemand kwetsen of het bieden van schijnveiligheid. Ben ik dan een islamoloog of viroloog? Nee, maar ik ben een burger met recht van spreken.

Wetenschapsfilosofie was tijdens mijn opleiding niet mijn grootste passie, en deze paragraaf is niet meer dan een lichte aanraking van het onderwerp. Maar het is wel heel relevant geworden in een tijd waar mensen houvast en controle willen, die ze van wetenschap verwachten, waardoor “de wetenschap” vaak boven kritiek (of begrip) verheven wordt. Voor wie hier meer over wil weten, verwijs ik naar het recente gesprek tussen Matthias Desmet en Ad Verbrugge.

Voor de gemiddelde mens is een wetenschapper iemand met een superieure mening. “Het heersende beeld is dat van de expert die beter weet dan jij wat goed is voor jou.” Dit beeld is echter toe aan herziening, aldus Desmet. Met enkele voorbeelden uit de wetenschapsgeschiedenis illustreert hij hoe onzekerheid onlosmakelijk verbonden is geraakt met de complexe werkelijkheid zelf.

Uit de beschrijving van het filmpje op YouTube

Conclusie

In mijn stukje heb ik een aantal dingen beschreven die lastig zijn aan kritisch denken en die vaak mis gaan op internet, met name op social media.

Kritisch denken kost tijd, energie en vergt persoonlijk leiderschap. Om kritisch te kunnen denken moet je jezelf waardig weten om mee te praten en tegelijkertijd nederig genoeg zijn om te aanvaarden dat je ook het mis zou kunnen hebben.

We moeten als samenleving met elkaar praten om tot waarheid en oplossingen te komen. Het zou verstandig zijn om ons bewust te worden van onze kinderachtige neiging om gelijk te willen krijgen en tegenstanders te verpletteren voor de ogen van toeschouwers. We moeten goed en slecht goed onderscheiden van waar en niet waar. We moeten dus opletten anderen niet uit te sluiten van meedoen aan het gesprek omdat we denken dat ze het mis hebben (en dus fout zouden zijn).

Wetenschap kan ons een heleboel kennis en technieken aanreiken. Maar nooit absolute waarheid.

Ik sta voor een vrije samenleving, waar iedereen aangemoedigd wordt om voor zichzelf te denken en van daar uit een onderbouwde bijdrage mag leveren aan het publieke debat.

Carl Jung quote: Thinking is difficult, that's why most people judge.

Vrijheid om te denken, te spreken en mens te zijn

In 2010, nog lang voordat ik zelf kinderen zou krijgen, schreef ik een kinderverhaal. Ik heb het laatst eens opgezocht.

Mijn verhaal ging over een meisje dat iedere dag in het bos was en sprak met de dieren. De mensen in haar dorp begrepen haar verbondenheid met de natuur niet. Zij lieten zich bang maken door geruchten over een monster en stelden hun vertrouwen in een mysterieuze edelman die zij nooit gezien hadden om hen te beschermen. Ze moesten hard werken om de belasting te betalen die hen opgelegd werd om een hoge muur te bouwen die het dorp in de schaduw zette. Het meisje werd “voor haar eigen veiligheid” opgesloten en weggehouden van haar natuur. Maar door een gat in de muur wist ze te ontsnappen en wist uiteindelijk het monster als de edelman te ontmaskeren.

Waarschijnlijk is dit precies het sprookje waarvan een complotdenker anno 2021 zou zou zeggen van: “hé, dat is het verhaal van deze tijd!” Maar ik schreef het tien jaar geleden zonder andere bedoeling dan het schrijven met een verhaal met als verhaal dat je altijd moet blijven vragen stellen en onderzoeken.

Het verhaal zegt veel over hoe ik in het leven sta hierdoor realiseer ik me waarom ik me instinctief verzet heb tegen het coronabeleid. Deze gemedicaliseerde tijd is namelijk ook geen makkelijke voor mensen die in vrijheid verbonden met (hun) natuur willen leven. Niet omdat ze ziekte en dood vrezen, maar omdat hen de keuzevrijheid ontnomen wordt door anderen.

Ik heb in het afgelopen jaar vaak kritiek geuit op het coronabeleid, vaak geprobeerd om het gesprek open te breken. Dat was niet altijd makkelijk en mijn kritiek is niet vrijblijvend geweest. Dat ik dit deed heeft me een heleboel negatieve reacties opgeleverd, roddels, vrienden gekost en collega’s ertoe gezet klachten tegen me in te dienen. Bovendien zijn me vaak, vanwege het wegzetten, automatisch allerlei woorden in de mond gelegd die ik nooit gezegd heb.

Ik ga corona niet ontkennen. Mijn zwager ligt op dit moment in een kunstmatig coma, een collega belandde in het ziekenhuis en een goede vriend is al maanden aan het revalideren. Toch wil ik corona relativeren omdat ik zo bang ben dat de gevolgen van het beleid verschrikkelijk zullen zijn. Ik hoop dat dit inmiddels mag.

Kan een cartoon zijn van tekst
Ik vind niet dat de mensen links de feiten links lieten liggen en die lui rechts alles wel objectief kunnen bekijken, maar ik heb wel gemerkt hoe ze vaak dachten over mensen die niet mee gingen of konden gaan in hetzelfde verhaal.

Toch vind ik dat ik moet blijven spreken. Het is niet dat ik gefrustreerd ben dat ik niet naar festivals kan of op een terrasje wil zitten. Als huismus vond ik de lockdowns harstikke lekker en het lagere tempo van leven beviel me best.

Maar ik denk niet dat het de juiste koers is om een heel aantal redenen. Die wil ik in dit stuk graag allemaal op een rijtje zetten. Dit is maar een blog en geen wetenschappelijk essay, maar ik zal proberen zo goed mogelijk mijn uitspraken te onderbouwen met betrouwbare bronnen.

De Melkweg met wat omringende sterrenstelsels

Stel je voor

Hierboven staat een foto van de Melkweg, ons sterrenstelsel. De Melkweg bestaat uit miljarden sterren, waarvan de zon er eentje is. Op het plaatje kun je dus geen individuele sterren meer zien. De stippen op de achtergrond zijn naburige sterrenstelsels. Hier zijn er eigenlijk ontelbaar van en allemaal bestaan ze uit miljarden sterren.

Op school laat hiervan graag filmpjes zien aan de leerlingen. Om ze een klein beetje besef te geven van de grootsheid van alles wat er is. Een aantal leerlingen kijken dan hun ogen uit. Maar voor de meeste leerlingen, is dit gewoon letterlijk onvoorstelbaar. Die checken uit omdat ze het niet kunnen bevatten. En ik denk dat niet anders is voor grote mensen.

Volgens mij hebben veel mensen beperkt voorstellingsvermogen. Dat bedoel ik niet als verwijt, maar als constatering. Ik denk dat de meeste mensen moeite hebben met het voorstellen van:

  • Hele grote dingen (zoals de ruimte)
  • grote getallen (zoals het aantal sterren, grote hoeveelheden geld of het aantallen micro-organismen dat je continu uitademt)
  • hele kleine dingen (nanometers en virusdeeltjes)
  • dingen ver weg (mensen in landen die we eigenlijk niet op de kaart aan kunnen wijzen)
  • statistiek (risicoafweging)
  • lange termijn (wat de consequenties van keuzes zijn over één of over vier jaar)

En dat is denk ik wel in deze tijd een groot probleem omdat het een juist beleid nog wel eens in de weg kan staan.

Want het coronabeleid in het afgelopen jaar is gebaseerd op wat mensen zich wel kunnen voorstellen: dat jijzelf of iemand waarvan je houdt (het gaat al een jaar over “je oma”) ligt te stikken op een intensive care bed. Beelden hiervan waren dagelijks te zien op televisie. Dat dit eigenlijk statistisch gezien helemaal geen representatief scenario was, konden weinig mensen bij stilstaan.

Vragen of problemen rondom het coronavirus? Deze hulplijnen zijn er | NU -  Het laatste nieuws het eerst op NU.nl
Billboard in een verlaten straat in Amsterdam oefent morele druk uit

Risico overschat

Kijk, natuurlijk kan het gigantisch mis gaan. Ook bij mensen buiten de risicogroepen. Dat kan niemand ontgaan zijn, want dit is breed uitgemeten in de media. Ik ken er zelf ook een paar, zoals ik al schreef. Maar toch wil ik betogen dat we als samenleving de risico’s van infectie overschatten. Ik ken namelijk ook duizend mensen die corona kregen zonder dat ze er iets van gemerkt hebben. Niemand van hen bereikte het nieuws.

Onlangs is berekend dat de IFR (infection fatality rate, de kans dat iemand doodgaat wanneer diegene in aanraking komt met een ziekteverwekker) van COVID-19 0,15% is. Dit is een globale score, dat wil zeggen dat er van alles in mee gewogen is, zoals de beroerde gezondheidszorg in Brazilië, de goede in Nederland en de afwezigheid van oude dikke mensen in armere delen van de wereld. Ik heb begrepen dat zo’n IFR er een is van een hele stevige griep. Dat lijkt nu moeilijk aanvaardbaar omdat Red Teams en anderen al een jaar lang deze vergelijking te vuur en te zwaard bestreden hebben. Niemand mocht dit zeggen. Daarnaast is het zo dat én de dodelijkheid van griep onderschat wordt én corona al meer dan een jaar als verschrikkelijk dodelijke ziekte gepresenteerd is.
Hoe dan ook, deze IFR komt niet in de buurt van de oorspronkelijke inschatting van de WHO, die aan het begin van de uitbraak COVID-19 op hun lijst A van dodelijke ziekten zette, tussen onder andere ebola en gele koorts.

Dit gesprek is denk ik een heel belangrijke geweest. Paul van Liempt spreekt er met internist Evelien Peeters en hoogleraar Besturen van Veiligheid Ira Helsloot, twee academici betrokken bij Herstel NL.

Peeters, oprichter van Artsen Covid Collectief, schreef vorig jaar juni een brandbrief aan de politiek, die door ongeveer 2700 zorgprofessionals ondertekend werd.

Zo iemand als Helsloot had ik in mijn studententijd verschrikkelijk gevonden. Van die brandveiligheidstypes zoals hij zorgden ervoor dat ik mijn was niet op de galerij van mijn studentenflat mocht drogen en dat er nergens posters mochten hangen. Hij vertelt dat hij zelfs nog verder ging door te adviseren een heel studentencomplex te ontruimen omdat de studenten daar niet in harmonie samen wilden/konden leven met het brandalarm. Achteraf reflecteerde hij op zichzelf en realiseerde dat hij alléén maar oog had voor één aspect (brandveiligheid) en al het andere uit het oog verloren had (zoals leefbaarheid). Hij heeft zijn leven gebeterd en pleit daardoor nu al meer dan een jaar voor een bredere aanpak dan alleen maar het voorkomen van dood door corona.

Zelf voelde ik mij lange tijd gefrustreerd dat de coronacrisis het ineens mogelijk maakte om radicale veranderingen door te voeren, die anders altijd tegen werden gehouden door korte termijn economische belangen. Waarom dan niet voor dingen die écht dodelijk en urgent zijn? Klimaatcrisis of slechte voeding- en leefstijl. Of anders het aanpakken van de tabaksindustrie (met 20.000 doden per jaar in Nederland + belasting van de zorg)…

Enfin, beide sprekers relativeren het gevaar dat corona vormt op een volgens mij hele redelijke (en broodnodige manier) Volgens beiden wordt het gevaar dat het COVID-19-virus oplevert door de meeste mensen gigantisch overschat.
Volgens Peeters wordt 80% van de mensen die in aanraking komen met het virus worden gewoon helemaal niet ziek. En dat is dan over de hele linie, want we weten ook welke bevolkingsgroepen meer risico lopen dan anderen. Daarvoor zouden we risicogestuurd beleid kunnen maken. Voor mensen buiten die groepen is COVID nagenoeg ongevaarlijk.

Consequenties onderschat

Waar Helsloot op wijst is dat de maatregelen veel meer kosten dan ze opleveren, uitgedrukt in gezonde levensjaren. Daarvoor moeten we kijken op een iets langere termijn. Deze levensjaren verliezen we door:

  • uitgestelde zorg (er gaan sowieso dagelijks veel meer mensen dood aan kanker en hart- en vaatziekten – meer dan op de slechtste coronadag – en dat aantal werd en wordt heel veel groter doordat de zorg minder goed mocht functioneren)
  • verslechterde volksgezondheid (mensen dwingen thuis te blijven en sportfaciliteiten te sluiten bevordert de volksgezondheid niet),
  • verslechterde geestelijke gezondheid (stress, depressie, suïcide)
  • intense economische crisis (“de economie” is typisch zo’n moeilijk voor te stellen ding. Maar ik vrees dat we aan den lijve zullen gaan ervaren dat economie de som is van menselijke interacties en dus meer dan wat onbegrijpelijke cijfertjes op de beurs. Ik denk dat iedereen wel iemand kent die zijn onderneming heeft moeten sluiten en/of nu in diepe financiële problemen zit met alle gevolgen van dien. Als de economie instort heeft dat invloed op alles. Ook op de (mentale) gezondheid van mensen. En een ingestorte economie zou er nog wel eens toe kunnen leiden dat we de huidige levensstandaard en kwaliteit van zorg niet meer op zullen kunnen brengen. En daarbij houd ik altijd angstvallig in mijn achterhoofd dat het met China en zijn economie wél goed gaat).

Een andere hoogleraar die zich dit in een vroeg stadium wel zich voor kon stellen was Michaëla Schippers. Toen zij constateerde dat de politiek wereldwijd neigde naar een beleid dat alleen maar gericht was op corona, publiceerde een artikel waarin zij berekende wat de kosten zouden gaan zijn van keuzes zoals lockdowns. Bovendien schreef ze brieven naar diverse wereldleiders om hen te waarschuwen voor de consequenties van zulk beleid. Haar waarschuwingen werden in de wind geslagen en bovendien ontving ze net als Helsloot een heleboel haat van het grote publiek.

Wat haar heel erg dreef was dat zij zich realiseerde dat de maatregelen die getroffen werden zouden leiden tot enorme hongernoden en dat er misschien tegen de miljoen mensenlevens die in het Westen gered zouden kunnen worden, er honderden miljoenen in de rest van de wereld in gevaar zouden komen. Dit raakte haar diep. En mij ook. Ik heb er ook eerder al over geschreven: hier.
Maar het is gebleken dat voor de meeste mensen in het Westen de landen en de mensen daarop buiten onze grenzen helaas onvoorstelbaar zijn.

Nadat ze gedaan had wat ze kon om deze crises af te wenden, maar toen ze merkte dat ze een beetje een roepende woestijn aan het worden was, richtte ze haar aandacht op dingen waar ze wél invloed op had. Hier vind je nog een gesprek met haar en Monique de Veth-Konings, een psychiater die de toestand van de geestelijke volksgezondheid uitlicht.

De Kamer heeft om wat voor reden dan ook een motie afgewezen om een kosten-batenanalyse te maken van het beleid, maar het NRC heeft inmiddels een inschatting gemaakt van de kosten in brede zin van een jaar coronabeleid. Persoonlijk vind ik die kosten niet mals en ik denk dat we van tevoren konden weten dat deze zouden komen en andere keuzes hadden moeten maken. En ik reken er eigenlijk op dat deze rekening nog maar het topje van de ijsberg zal zijn.

recession – mackaycartoons
Eigenlijk hebben we veel grotere problemen waar we iets mee moeten

In wat voor wereld willen we onze kinderen laten opgroeien?

Tot nu toe heb ik mijn stukje vooral gebaseerd op de expertise van anderen. Zelf kan ik expertise claimen op het gebied van pedagogie en religiewetenschap. Daarover wil ik de komende twee paragrafen wat kwijt.

Er is natuurlijk al veel gezegd over de sluiting van de scholen. Daarbij is in eerste instantie totaal geen rekening gehouden met kwetsbare kinderen die geen veilige thuissituatie hebben, voor wie school de enige escape was.

Verder is veel van het onderwijs digitaal gegeven. Maar dat is kan echt geen vervanging zijn van echt onderwijs. Al snel werd duidelijk dat er grote leerachterstanden optraden. Ik heb zelf ook de nodige digitale scholing gevolgd in het afgelopen jaar, maar echt veel is er niet van bijgebleven – en dan heb ik me er nog vrijwillig voor opgegeven.
Zelf heb ik ook veel digitale lessen gegeven. Ik vond het best leuk om te doen, daar niet van. Maar wat mij heel erg opviel is dat ik tegen het einde van de tweede lockdown een aantal kwaliteitsonderzoeken heb gehad in mijn digitale lessen, waarin gesteld werd dat ik deze lessen echt goed georganiseerd had. Maar toen ik een tot twee weken later de leerlingen weer in de klas mocht ontvangen bleek dat er werkelijk niets was blijven hangen bij de leerlingen, zelfs geen flauw idee van waar ik het over had.

Recht op onderwijs is een grondrecht, en ik denk dat we dit niet geborgd hebben met de keuzes die gemaakt zijn.

Maar waar ik zelf het diepst door geraakt was, was hoe sommige kinderen thuis geïsoleerd werden na een positieve coronatest. Ik ben dichter bij verhalen gekomen van kinderen die tot wel tien dagen in hun kamer opgesloten werden. Er werd dan eten voor hun deur gezet. Ze mochten er alleen uit voor toilet en douche, die ze in sommige gevallen zelf moesten ontsmetten…

Als ouder vind ik dat ik de verantwoordelijkheid heb er altijd voor ze te zijn, wat de regering ook zegt. Al zouden ze een echt enge ziekte hebben als ebola. Omdat dit me zo raakte en er van overtuigd ben dat het schadelijk voor de kinderen zou zijn om ze te verstoken van nabijheid en aanraking, heb ik zonder namen te noemen wel contact opgenomen met Veilig Thuis. Maar zij gaven aan dat de ouders keurig volgens het nieuwe protocol van de overheid handelden en dat dit dus binnen het nieuwe normaal paste. Ik moet zeggen dat de vrouw die ik sprak het ook moeilijk vond, maar dat we beiden met handen en voeten gebonden waren door het overheidsbeleid. Ik vond het zo erg! En eindeloos frustrerend dat ik niets voor ze kon doen.

En waar ik me zorgen over maak is wat we deze generatie aan het bijbrengen zijn. We zeggen dat we ze leren om rekening met elkaar te houden. Maar volgens mij leren we ze dat je andere mensen op afstand moet houden. Dat je je gezicht moet bedekken. We leren ze om bang te zijn voor andere mensen en zoveel mogelijk thuis te blijven en om gehoorzaam te zijn aan de regering. We laten ze zien dat mensen die anders of – god verhoede – kritisch denken afgefakkeld (moeten) worden. Ik weet niet in hoeverre ze dit (onbewust) oppikken, maar het lijkt me behoorlijk onjuist.

Kan een meme zijn van 3 mensen en de tekst 'CAN YOU STILL RECOGNIZE THE DIFFERENCE? NORMAL @TheFreeThoughtProject NORMALIZED STOP THE SPREAD NORMAL NORMALIZED ATLEAST 6 FEET NORMAL NORMALIZED'
Hoeveel van dit nieuwe normaal zal gaan doorsijpelen in het oude normaal, mocht dat ooit terugkomen?

Religieus fanatisme

Tijdens mijn studie heb ik best wat aandacht besteed aan religieuze bewegingen. Natuurlijk valt er dan iets te zeggen over de vele complottheorieën. In 2015 schreef ik hier al iets over, en benoemde dat het hier te maken heeft met geloof en niet voor niets bestudeerd worden binnen de religiewetenschap.

Maar rondom (de bestrijding van) COVID is ook de nodige religiositeit op te merken:

  • leiders (“de experts”, zoals virologen en Mark Rutte, Hugo de Jonge & Irma Sluis)
  • rituelen (mondkapjes dragen, handen continu desinfecteren, afstand houden van andere mensen, persconferenties kijken)
  • gebouwen (teststraten)
  • een soort messias (het beloofde vaccin)
  • een soort van opperwezen (het voor gewone mensen eigenlijk ondoorgrondelijke “de wetenschap”)
  • een eigen ethiek
  • mythen om beangstigende en onbegrijpelijk zaken aan elkaar uit te leggen

Even gechargeerd is mythe die van het covidisme is dat er een kosmische strijd gaande is tussen de mensheid en het virus. Als de mensen zich maar aan de regels zouden houden, zou de mensheid die strijd kunnen winnen. De meeste mensen zijn goed en doen dat ook. Maar doordat er ook slechte, egoïstische, mensen zijn, die zich niet aan de maatregelen houden, kan het virus toch weer winnen. Gelukkig wordt er door de Wijzen gewerkt aan een vaccin dat alle mensen zal verlossen.

Dit lijkt misschien allemaal wat absurd als ik dit zo zeg, en sommigen zullen het als respectloos opvatten omdat ik met deze vergelijking voorbij ga aan de doden die gevallen zijn, maar er is echt sprake van religiositeit. Het is me dan ook opgevallen dat de overtuiging waarmee het idee dat we als samenleving goed doen aan al deze rituelen, verdedigd wordt met religieus fanatisme. Probeer maar eens om zonder textiel voor je mond een gebouw in te lopen…

Nauwelijks publiek debat

De Vlaamse professor klinische psychologie Matthias Desmet herkende ook dit mechanisme, maar duidde het vanuit de sociologie, als massavorming:

Zoals Gustave Le Bon, een Frans socioloog, rond 1900 al opmerkte, lijkt het effect van massavorming op dat van hypnose. In beide gevallen zuigt een eng verhaal alle aandacht naar zich toe en vernauwt het bewustzijnsveld zich. Vergelijk het met de lichtcirkel van een lamp die inkrimpt en alles wat erbuiten valt in de duisternis laat verdwijnen (zie figuur).

– Matthias Desmet in ‘In de coronacrisis is de publieke opinie in de greep van absurde oordelen’
/

En juist door deze massavorming, dit groepsdenken, vergezeld met fanatisme hebben we als samenleving veel te weinig gesproken over de maatregelen. We hadden echt heel erg veel ellende kunnen voorkomen. Maar iedere vorm van kritiek is fel aangevallen. Door de media, maar ook door de burgers onderling, wat heeft geleid tot een flinke polarisatie. In het grote verhaal, de lijn van de overheid, dat vergeleken met het leven in 2019 en daarvoor echt radicaal te noemen is, gingen de meeste mensen mee. Een minderheid, had het gevoel had dat er iets niet klopte, maar zij werden niet bediend in de reguliere media, waardoor een groot deel van die minderheid zich is gaan verschansen in het eigen gelijk en nog verder van een gedeelde werkelijkheid af. En een verbindend gesprek was vaak niet meer mogelijk. Ook binnen mijn familie is grote verdeeldheid. Ik heb naaste familieleden die ik niet meer zie vanwege hun doodsangst voor mijn kritiek en anderen zitten zo diep in de complotten dat er minder common ground is waarop we ons samen kunnen bevinden.

Alle experts die ik hierboven genoemd heb, hebben bakken met stront en haat over zich heen gekregen. De Vlaamse lector gezondheidswetenschappen Sam Brokken, auteur van de Belgische brandbrief en herstelplan, kreeg eerst een soort spreekverbod opgelegd en is daarna ontslagen, nadat hij op televisie zijn (in mijn ogen legitieme) kanttekeningen had geplaatst bij het vaccinatiebeleid. De VRT had daarna een aantal klachten gekregen over het podium dat gegeven werd aan anti-vaxxers (wat hij niet is), en op social media ontplofte de boel ook.

Maar niet alleen experts, maar ook gewone mensen en influencers zoals bijvoorbeeld Doutzen Kroes, kregen de wind van voren wanneer zij hun kritisch burgerschap probeerden uit te oefenen. In het begin waren er nog de complotgekkies met theorieën over kinderoffers, maar algauw werd iedereen die kritiek uitte als wappie weggezet.

Natuurlijk vind ik wel dat de mening en/of uitleg van iemand die ergens voor gestudeerd heeft meer kans heeft om steekhoudend te zijn. Maar dat betekent niet dat alle anderen hun mond maar moeten houden. Wanneer jouw burgerrechten in het gedrang zijn, zou ik eerder denken dat het je burgerplicht is om je in het maatschappelijk debat te mengen!

Door kritisch te denken en met elkaar in gesprek te gaan kunnen we van elkaar leren en verder komen. Door anders denkenden weg te zetten en te diskwalificeren stopt het gesprek – wat een essentieel onderdeel van de vrije samenleving is. Bovendien kan het wegzetten ook leiden tot het kind met het badwater weggooien. Bijvoorbeeld uitte Maurice de Hond stevige kritiek, maar werd daardoor al gauw niet meer serieus genomen. En dat is eigenlijk jammer, want hij was één van de eersten in Nederland die Japans onderzoek naar de verspreiding van het COVID-virus via aerosolen oppikte. Maar omdat hij hier mee kwam, duurde het véél langer voordat gevestigde wetenschappers en beleidsmakers die dit konden/wilden aanvaarden. Een ander voorbeeld is huisarts Rob Elens die vanuit zijn ervaring als tropenarts het malariamiddel hydroxychloroquine in combinatie met zink voorschreef. Omdat dit middel in obscure kringen heel populair was en Trump het aanprees werd deze praktijk (en vooral de persoon van de arts) hard aangevochten door de inspectie. Terwijl uit een later onderzoek bleek dat het middel best nog wel eens effectief zou kunnen zijn in bepaalde gevallen.

Het gaat mij minder om wie er gelijk heeft. Het gaat mij erom dat ik het zorgelijk vind als het publieke debat onmogelijk gemaakt wordt. En dat het steeds gaat om wie het zegt en niet om wat er gezegd wordt.

Columns met titels als Ik wil geen publiek debat over wanneer jij mij mag laten doodgaan hebben stevig de toon gezet. Alle statistieken uit het raam, risico overdrijven, persoonlijk maken en spreken in termen van dood en verwijtbaarheid. Kritiek uiten op het beleid is namelijk gevaarlijk en niet solidair. Dit is niet alleen in de Benelux het geval. Er zijn inmiddels al internationale studies gedaan naar dit fenomeen.

Ik heb mij wel eens zorgen gemaakt over dat extremistische moslims de vrijheid van meningsuiting in gevaar brengen, maar ik heb deze nog nooit zo in het gedrang gezien als in het afgelopen jaar. En dat had niks met de islam te maken dus.

Ik vind dit een verschrikkelijke ontwikkeling. Een vrije samenleving met een vrij woord is me zo ontzettend dierbaar!

Evelyn Beatrice Hall quote: I disapprove of what you say, but I will defend ...

De media

Er valt een heleboel te zeggen over de keuzes van de reguliere media (de MSM, zoals ze liefkozend genoemd worden), maar de belangrijkste kritiek is wat mij betreft zoals Yoerie Albrecht het zegt: “De media hebben vooral overheidsbeleid gecommuniceerd in plaats van gecontroleerd.”

Het was mij ook opgevallen dat tijdens de persconferenties er eigenlijk geen kritische vragen gesteld worden. Behalve de regering vonden de media blijkbaar ook dat alle neuzen dezelfde kant op zouden komen te staan. In elk geval is Pieter Klok, de hoofdredacteur van de Volkskrant daar ook voor uitgekomen. Hij vond dat journalistiek en overheid met één mond moesten spreken. Maar de enige is hij niet.

Iedere dag verschenen er zonder enige context grafieken en hoeveel mensen er nu weer overleden waren aan corona. En toen de sterfte terugliep en het testen toenam ging men over op het vermelden van het aantal positief geteste mensen. Op televisie waren dagelijks mensen als Lubach, Oosterhaus, Gommers (soms wel, soms niet) en Kuipers, die lockdowns kwamen propageren. Natuurlijk, er werd ook wel eens iemand als Helsloot uitgenodigd, maar dit staat echt niet in verhouding. Bovendien werden critici tegenover stevige experts gezet, terwijl dat bij verdedigers van het verhaal niet gebeurde.
Of uitspraken van critici die niet stroken die niet stroken met het bekende verhaal worden voorzien van waarschuwingen (social media platforms namen hier een actieve rol op zich) of zelfs geschrapt, zoals dat het NRC in het interview met Ad Verbrugge ‘Onze angst voor het virus geeft de staat te veel ruimte’, terwijl die uitspraken absoluut verdedigbaar waren.

Je zou bijna vergeten dat nota bene de WHO risicogestuurd beleid adviseert en lockdowns in principe afraadt:

“However, these measures can have a profound negative impact on individuals, communities, and societies by bringing social and economic life to a near stop.
(…)
WHO is hopeful that countries will use targeted interventions where and when needed, based on the local situation.”

Van de site van de WHO: Coronavirus disease (COVID-19): Herd immunity, lockdowns and COVID-19

Maar wat ik helemaal disturbing vond was de lezing die Mark van Ranst (de Belgische Jaap van Dissel, zeg maar) gaf in het Chatham House op 22 januari 2019 over hoe je het beste de media kunt aansturen vanuit een positie als de zijne. Hij had in 2009 ook al klaargespeeld om mensen massaal te laten geloven dat iedereen dood zou gaan aan Mexicaanse griep, wat achteraf een van de mildste griepen ooit bleek te zijn. Maar Ab Oosterhaus trok een fles champagne open toen het eerste griepgeval op tv uitgezonden werd.

In Amerika kan het CDC er ook wat van. Tijdens dit gesprek met CDC-arts Leana Wen uit ze haar zorgen dat veel Amerikaanse staten de vrijheidsbeperkingen aan het opheffen zijn. Ze vraagt zich hardop af wat voor wortel 🥕 er dan nog gebruikt kan worden om mensen een spuitje te laten halen.
En ik herkende dit mechanisme best. Hoeveel wortelen zijn de Nederlanders eigenlijk al voorgehouden? Welke maatregelen leidden tot iets anders dan nog meer maatregelen?

Kan een afbeelding zijn van de tekst 'De regering We zien versoepelingen aan de horizon Wikipedia Horizon: Denkbeeldige lijn in de verte Trekt zich terug naarmate men dichterbij komt.'

Dat is natuurlijk allemaal voer voor complottheorieën, vooral wanneer journalisten dit niet (op tijd) onderzoeken. Of hier, waar bleek dat het Duitse ministerie samenwerkte met wetenschappers om angst voor corona te vergroten. Wat mij betreft is dat precies wat een complot is: de regering die wetenschap voor hun karretjes spant om mensen te manipuleren. Ik las hier dan wel over in de Volkskrant, maar op pagina 6, in de marge. Als niet Pieter Klok, maar ik de hoofdredacteur was geweest, had dit artikel op de voorpagina gestaan. Dat had wel iets anders betekend voor het publieke debat.

Ik moest best wel lachen het het bovenstaande chagrijnige fragment op RTL-Z. Eigenlijk hoort een verslaggever zijn mening voor zich te houden, maar hij was kennelijk zo zat van de suggestieve vragen misleidende koppen in de berichtgeving van het RIVM dat Hans de Geus de presentator toesnauwt dat het best goed gaat op de beurs omdat handelaren kennelijk verder lezen dan de koppen en zich realiseren dat het echt allemaal niet zo erg is als RIVM wil doen lijken.

De (on)zin van complottheorieën

Ik vind het eigenlijk helemaal niet zo vreemd dat er zoveel complottheorieën ontstaan zijn in het afgelopen jaar. Complottheorieën dagen in principe macht uit. Een taak die eigenlijk onder andere door de journalistiek vervuld zou moeten zijn. Ik snap dus wel dat er veel wantrouwen is ontstaan wanneer zoveel mensen zich miskend voelen door de reguliere media en journalisten maar geen kritische vragen stellen. Tel daarbij op dat Nederland al een aantal jaar geregeerd wordt via een weinig democratisch dichtgetimmerd regeerakkoord en een Oost-Indisch-vergeetachtige premier heeft die niet houdt van lastige vragen en zijn eigen Rutte-doctrine ontwikkeld heeft.

Mushroom management - Wikipedia

Winston Churchill sprak eens: “Never let a good crisis go to waste.” En met Naomi Kleins Shock Doctrine in gedachten, is het misschien ook wel gewoon voor de hand liggend om te vermoeden dat er niet alleen maar goede bedoelingen schuil gaan achter het een jaar lang volhouden van een noodtoestand.

In dit boek stelt Naomi Klein dat (…) na ‘shocks’, dit zijn gebeurtenissen zoals natuurrampen en oorlogen. De bevolking is verward en niet in staat zich te verzetten tegen economische hervormingen en zich bezig te houden met politiek, overleven heeft al haar energie nodig.

-Wikipedia: De shockdoctrine, de opkomst van rampenkapitalisme

Twee namen die vaak vallen zijn Bill Gates en Klaus Schwab.

Over Gates gaan de meest fantastische verhalen de ronde, die denk ik grotendeels onzinnig zijn. Maar toch blijft Gates iemand om in de gaten te houden. Hij handelt veel vanuit zijn liefdadigheidsinstelling de Bill & Melinda Gates Foundation. Een stichting met een enorm vermogen, die een groot deel van de WHO financiert, zeker nadat Donald Trump de contributie van de VS stopzette. En we moeten nooit vergeten dat een gouden regel van onze wereld Wie betaalt, bepaalt is.

Klaus Schwab is de oprichter van het World Economic Forum, een organisatie die bijeenkomsten organiseert waar leiders van machtige landen en bedrijven met elkaar overleggen. Deze organisatie spreekt van een Vierde Industriële Revolutie en een Big Reset via een Agenda2030 naar een New World Order.

Nou zegt dat op zichzelf allemaal nog niet zoveel. Een heleboel van de doelstellingen zijn denk ik echt noodzakelijk voor het voortbestaan van een leefbare planeet. En heel veel is zo mooi geformuleerd dat je er niet tegen kunt zijn.

Het grote probleem is, wat mij betreft, dat in Schwabs visie de regie komt te liggen bij een soort van mondiale centrale – en eigen ook best wel totalitaire – regering. Eigenlijk een beetje zoals in Huxleys Brave New World. Schwab is een invloedrijk man en je kunt hem vinden op foto’s met eigenlijk alle wereldleiders, en daarom ook iemand om echt in de gaten te houden. En misschien ook mensen die hiermee verbonden zijn, zoals Sigrid Kaag.

JWSpry 🇦🇶 on Twitter: "#WEF #TheGreatReset “You'll own nothing” — believe  it when the say it. https://t.co/eiXE3eWyKs #UN #Agenda21  https://t.co/xRFELapb4b… https://t.co/Mn5xt8WEMV"
Campagnefoto van het WEF. Ik word een beetje nerveus wanneer een machthebber zegt dat ik gelukkig zal zijn door datgene die voor mij beslissen wil

Eerder al verwees ik naar een stukje van mij van zes jaar terug over complottheorieën. Ik denk dat ik het nu iets anders zou schrijven dan toen, maar ik was wel een beetje geschrokken van de actualiteit van wat ik toen schreef:

“We moeten altijd kritisch zijn op wat onze regering doet, met name op het gebied van uitbreiding van schijnveiligheid ten koste van onze vrijheid.
Vraag je ook altijd af waarom het NOS-journaal bepaalde thema’s selecteert, andere weglaat en soms stemming maakt… En mocht het ooit zover komen: laat de overheid nooit toe in je lichaam.”

Ik denk dus dat, los van of de theorieën hout snijden of niet, wij als samenleving de opdracht hebben om ons zo te organiseren dat macht altijd gecontroleerd wordt. Of die macht nu komt van schimmige investeerders, mediaconglomeraten of lobbyisten.
Ik denk dat we véél feller moeten zijn op mensen die macht naar zich toe trekken. Crisis of niet.

Fundamentele rechten

Wat er namelijk kan gebeuren – en al lang gebeurd is – als je machthebbers hun gang laat gaan, is dat ze zich willen ontdoen van restricties op hun macht. Zoals mensenrechten. Bah.

Dat de regering het er niet zo nauw mee neemt en dat de Kamer maar wat lag te dutten, blijkt maar weer uit dat hoogleraar Wim Voermans dit hele jaar vele malen heeft moeten uitrukken om aan te geven welk deel van het staatsrecht nu weer genegeerd werd. Hij was al langer bezig met een boek over de regentencultuur in politiek Den Haag van lekker dingetjes regelen (lees: doordrukken) zonder al teveel vragen en gedoe (Rutte-doctrine), maar de manier van handelen tijdens de coronacrisis paste perfect in het plaatje. Hier verwees ik ook naar in mijn vorige stukje.

Dat de regering dat doet vind ik vrij alarmerend, maar dat de bevolking het massaal goedpraat vind ik misschien nog enger. Als het gaat om fundamentele rechten kan men ineens wel weer relativeren (“hoe erg is een mondkapje nou?”, “ik hoef toch niet zo nodig ’s avonds naar buiten”, of nog erger: “niet zo huilen, millennial, in de oorlog was het pas erg!”)

Voor mij is vrijheid een van de allerbelangrijkste waarden. Doordat ik opgegroeid ben in vrijheid, heb ik kunnen doen, zijn en worden wie ik ben.
“Vrijheid ten koste van wat?” wordt er dan gezegd en er wordt gespuwd naar de egoïstische FvD-stemmers. Maar ik denk dat vrijheid essentieel is, en geen franje, zoals nu wordt weggezet. Wat we ermee doen is evenmin franje.
Daarom schrijf ik nu ook in mijn vrije tijd dit stuk. Ik wil vrijheid verdedigen. Vrijheid om te gaan en staan waar ik wil, te zeggen wat ik wil en te zijn wie ik wil. Dat is waar ik voor sta.
Daarnaast denk ik dat er best alternatieven te bedenken waren, à la Herstel NL om “je oma” de vrijheid te geven zich te beschermen – als zij dit zou willen.

Maar hoe je het ook wendt of keert, gaandeweg is er door de overheid een heleboel vrijheid ingeperkt en inbreuk gemaakt op grondrechten, denk aan:

Daarin zijn, vind ik geen juiste afwegingen gemaakt. Ook zijn alle rechtstatelijke procedures die we in Nederland hadden om de regering te controleren regelmatig omzeild of genegeerd.

Maar wat ik misschien wel het ergste vind is dat onze grondrechten helemaal niet ontnomen mogen worden, en zeker niet zo lang. Ik vind het dan ook onbestaanbaar dat het terugkrijgen van deze godgegeven rechten nu gebruikt wordt als wisselgeld om mensen gevaccineerd te krijgen.

Naar mijn inzicht is het invoeren van een vaccinatiepaspoort, dus het toekennen van voorrechten aan gevaccineerden (en dús het achterstellen van niet-gevaccineerden) per definitie een vorm van discriminatie, dat direct ingaat tegen internationale verdragen en artikel 1 van de grondwet:

Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.

art 1, GW

Toch roepen zoveel mensen die smachten naar terrasjes of festivals hierom, zich niet realiserend dat ze hiermee de ziel van de rechtstaat willen verkopen om iets (terug) te kopen wat nooit (zo lang) ontnomen had mogen worden.

Kan een afbeelding zijn van 1 persoon en de tekst '"Those who would give up essential liberty to purchase a little temporary safety, deserve neither liberty nor safety." -Benjamin Franklin'

Leven met dood

Tot slot wil ik nog een laatste invalshoek beschrijven. Een filosofische. Want één van de oorzaken van deze crisis en wat het voor veel mensen tot een existentiële crisis heeft gemaakt is dat we eraan gewend zijn geraakt dat we alles in het leven kunnen controleren en beheersen. We vinden dat dood voorkomen kan en moet worden. En dat wanneer iemand sterft, we gaan zoeken naar een verantwoordelijke.

Mensen die in verzorgingstehuizen werken (waarvan mensen overigens niet beseffen dat dit een laatste halte is omdat mensen er gemiddeld niet langer dan 9 maanden leven), zijn het meeste tijd en energie kwijt aan familieleden die niet kunnen aanvaarden dat hun oma overleden is. Hierover vertelt medisch ethicus Heleen Dupuis. Zij geeft aan dat ouderenzorg gericht moet zijn op het zo comfortabel maken van de laatste fase van het leven, in plaats van het eindeloos rekken.

Voormalig denker des Vaderlands Marli Huijer heeft gepleit voor een andere relatie met de dood. Zij kreeg hierin bijval van hoogleraar ouderenzorg Rudi Westendorp. En ik sta hier helemaal achter. Ik begon mijn stukje met het verbondenheid met de natuur. Voor mij impliceert dit ook het aanvaarden van ziekte en dood en vertrouwen op de natuur, het lichaam. Dat is niet hetzelfde als complete laissez-faire, maar het betekent wel vrijheid van dwangmatige drang naar controle.

Dood hoort bij het leven is meer dan een tegeltjeswijsheid. Het is fundamenteel anders kijken naar en omgaan met hoe je om moet gaan met eindigheid en maakbaarheid. Het nodigt uit tot het stellen van belangrijke vragen, zoals mag de doodsangst van de één leiden tot de beperking van de levensvrijheid van de ander? Wat mag de prijs zijn die we betalen voor het rekken van het leven? Mag een mens sterven? Moet en kan iedere dood voorkomen worden?

Conclusie

In dit stuk heb ik mijn kritiek op het coronabeleid zo goed mogelijk geprobeerd uit te leggen en onderbouwen. Ik vind dat er te lang te eenzijdig informatie is verstrekt door de reguliere media, die hierdoor in de gemeenschappelijke verbeelding het risico dat COVID vormt opgeblazen hebben. Dat heeft vervolgens geleid tot een angst, die nadenken over de consequenties op iets langere termijn van het beleid overschaduwd heeft. Om deze angst dan weer te bezweren zijn de mensen tot een bepaalde religiositeit vervallen en hebben zij al hun vertrouwen gesteld in experts en zijn te weinig alert geweest op regeringen die intussen hun bevoegdheden vergroot hebben.

Of mijn idee dat lockdowns een slecht idee zijn weet ik ook niet zeker. Misschien heb ik mijzelf wel te eenzijdig geïnformeerd omdat ik chagrijnig was over de eeuwige mantra in de reguliere media. Wat ik wel zeker weet is dat iedere dag dat lockdowns wereldwijd langer duren, de kosten in brede zin steeds verder stijgen en waarschijnlijk groter worden dan we ons voor kunnen stellen.
Maar ik ben geen expert op alle gebieden, maar niemand is dat. Daarom is het geen goed idee om je blind te staren op één aspect van iets (zoals door een OMT met alléén maar medici in te richten). Een concrete oplossing heb ik ook niet, maar ik denk dat we veel voorstellen van bijvoorbeeld Herstel NL heel serieus moeten nemen.

Wat ik met mijn stukje wil bereiken is om de gemeenschappelijke verbeelding wat te verbreden door een wat minder getoond perspectief te bieden en ik wil de lezer uitdagen meer kritisch burgerschap te tonen en uit te nodigen om (weer) in gesprek te blijven gaan met elkaar zonder elkaar meteen te veroordelen.

Ook wil ik betogen dat we vrijheid belangrijker moeten gaan vinden dan we doen en meer bereid moeten zijn om het te verdedigen. Er is in het afgelopen jaar heel veel macht verschoven – en vooral naar plekken waar deze niet gecontroleerd wordt. Dat moet veranderen!

Ik zou ons, de dorpelingen, willen uitnodigen om uit onze huizen te komen, elkaar te zien en spreken en de muren af te breken en het licht weer toe te laten in ons dorp.

Machtsblokken – een blok aan het been van de democratie

In 2017 was het heel moeilijk om een kabinet te vormen. Een klasgenootje van mijn middelbare school schreef een artikel met als titel Een minderheidskabinet kan juist heel verfrissend zijn. Hij schreef iets waar ik wel veel voor voel over wat een minderheidskabinet ons land zou kunnen brengen:

“Omdat niet langer een dichtgetimmerd regeerakkoord en fractiediscipline de pilaren zijn voor politiek beleid, ontstaan er kansen voor de individuele parlementariër om vaker te komen met een initiatiefwet. 
Dit zou een zegen zijn voor onze democratie: Kamerleden krijgen zo veel meer de rol van de politicus-met-ideeën in plaats van de politicus-die-meestemt. Het parlement wordt voortaan een huis van creativiteit.”

Dat minderheidskabinet kwam er niet. Er werd een kabinet gevormd van een aantal partijen, die op een aantal punten ideologisch ver uit elkaar lagen. Maar er is eindeloos gesproken, deals gemaakt en allerlei principes werden opgegeven om ze uit te ruilen, tot er een regeringsplan gemaakt werd, waarvan ieder voorstel bij voorbaat al kon rekenen op een meerderheid in de Tweede Kamer.

Op dit moment wordt de politiek in Nederland gekenmerkt door een ijzeren fractiediscipline. Het is de gewoonte en de dwingende verwachting geworden dat ieder parlementslid braaf mee stemt met de lijn van de partij.
Ik denk dat dit een probleem is. Een probleem dat steeds groter wordt – en waarvoor een oplossing moet komen.

Bestuurders willen besturen

Een van de hoogleraren die de laatste tijd regelmatig aan het woord is geweest, is Wim Voermans. Meestal om aan te geven welke aspecten van de rechtstaat het kabinet nu weer aan z’n laars gelapt heeft in hun coronabeleid. Deze achteloosheid van de bewindslieden is natuurlijk een doorn in het oog voor iedereen die iets weet van staatsrecht en die realiseert wat het belang van de rechtstaat is. Zijn boek gaat over wat hij een regentencultuur noemt. Bestuurders die gewoon dingen willen regelen. Punt.

Ad Verbrugge in gesprek met hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans over het probleem van het cultuurtje dat in de Nederlandse politiek is ontstaan.

Argos: De Tweede Kamer: een karige controleur van de regering

Argos heeft een reportage gemaakt over problemen die er in zijn rondom controle die de Tweede Kamer zou moeten uitoefenen op de regering. Zij liepen tegen twee problemen aan. In de eerste plaats dat de regering en ministeries soms zó niet zaten te wachten op de bemoeizucht van parlementariërs dat zij hen actief tegengewerkt hebben in het boven water krijgen van wat er nu eigenlijk speelt. Bekende voorbeelden zijn Renske Leijten en Pieter Omtzigt, die in het kader van de toeslagenaffaire informatie nodig hadden, maar zich meer detectives begonnen te voelen dan politici. Dit past wel een beetje in de regentencultuur die Voermans benoemde. Bewindslieden die gewoon willen besturen en helemaal geen zin hebben in gedoe zoals verantwoording afleggen.
Een tweede probleem is het probleem van de fractiediscipline:

“Er wordt van coalitie-Kamerleden verwacht dat zij altijd het belang van de regering dienen.”

Die fractiediscipline, daar moeten we als land vanaf, vind ik. En ook snel. Bij de komende verkiezingen is er de keuze uit ruim dertig politieke partijen. Er zijn dus een heleboel invalshoeken die vertegenwoordigd worden. Maar in het huidige systeem zullen die stemmen niet gehoord worden.

Zonder verrassende verkiezingsuitslag zullen de meeste stemmen waarschijnlijk gaan naar de gevestigde partijen die als vanouds ministers zonder kennis van zaken gaan aanwijzen en weer met elkaar gaan koehandelen en een of ander compromisakkoord op tafel gaan leggen, waarbij de oppositie weer voor spek en bonen mee mag gaan doen.

Alternatieven bedenken

Er zijn gelukkig al wel een heleboel mensen die nagedacht hebben over oplossingen en alternatieven. Eentje waar ik zelf niet zo lang geleden kennis van genomen heb is het Alternatief Staatsbestel. Of dit specifieke plan de ultieme oplossing gaat zijn, weet ik niet, maar ik denk wel dat we het in deze richting moeten gaan zoeken.

Wat mij in dit plan zo aanspreekt is dat kandidaten in de kamer op individuele basis gekozen worden met eigen transparant verkiezingsvoornemens – die kunnen afwijken van die van partijgenoten. In dit systeem zijn Kamerleden dus op de allereerste plaats direct gekozen volksvertegenwoordigers en in tweede instantie pas (eventueel) partijleden.

Er zitten nog veel meer hele interessante ideeën in dit plan die op z’n minst overwogen zouden moeten worden, bijvoorbeeld over de aanstelling van ministers met vakkennis.

Hoe dan ook zien we dat het politieke landschap steeds meer fragmenteert. Voor veel mensen impliceert dit fragmenteren een waardeoordeel. Ik denk dat het is wat het is, en dus bij deze tijd hoort en daarom dat dit in de politiek ook gefaciliteerd zou moeten worden.

Mediteren, mediteren, wie z’n best doet zal het leren

De titel is net geen liedje van Ernie en Bert, en het is ook net niet helemaal maar, maar er schuilt toch een kern van waarheid in. Omdat ik vind dat ik zelf wat meer focus en/door meditatie in mijn leven zou kunnen gebruiken, begin ik maar het schrijven van een stukje erover.

In de laatste jaren is wel duidelijk geworden hoe goed mediteren wel niet is voor de geestelijke gezondheid, en niet zelden ook vastgesteld met wetenschappelijke methoden. Hierover zijn al honderden artikelen geschreven en Netflix docu’s over dit onderwerp zijn populair. Een app als Headspace heeft een nettowaarde van enkele honderden miljoenen gekregen. Dus dat meditatie vet goed voor mensen is veronderstel ik wel als algemeen bekend inmiddels.

Voor mij is meditatie in de eerste plaats een oefening om meer grip te krijgen op mijn gedachten. Normaalgesproken vliegen mijn gedachten alle kanten op. Vaak volg ik die gedachten en niet zelden worden die gedachten gedreven door activiteiten die me op korte termijn plezier geven, zoals snoepen of een spelletje doen, waarna ik weer wilskracht aan de dag moet gaan zitten leggen. Ik heb gemerkt dat op de momenten dat ik regelmatig eventjes mediteer, ik veel meer grip op mijn gedachten heb. Sterker nog: het is me zelfs een paar keer gelukt – na een streak van een aantal dagen – om niet aan de roze olifant te denken bij het commando denk niet aan een roze olifant.

Oefening baart kunst

Het idee van mediteren is zo simpel, dat het toch een beetje moeilijk is om het uit te voeren. Er zijn een heleboel variaties, maar wat ik zelf graag doe is om een afgebakende tijdseenheid geen gedachten te hebben. Dat is voor mij ontzettend moeilijk, maar de truc is om het helemaal prima te vinden als het niet lukt. Als je te hard je best doet, gaat het niet lukken. Dan raak je alleen maar gefrustreerd.
Nee, laat de gedachten maar komen. Accepteer dat ze er zijn, maar laat ze lekker voorbij drijven als wolkjes in de lucht. Ging je er toch even in mee? Boeie, ga weer terug naar waar je begon.
Ik zet een wekkertje voor een minuut of vijf. En in die tijd richt ik mijn aandacht op één ding. Vaak mijn ademhaling (óf het geluid ervan óf het gevoel), soms ook een vast punt in de kamer en als het echt lekker gaat, voel ik vooral mijn zijn in mijn hele lichaam. Soms denk ik wel vijftig keer aan andere dingen, maar dat neem ik mezelf niet kwalijk. Het is maar een oefening en het hoeft niet perfect.

Het leuke is wel dat ik na een paar dagen altijd al direct verschil merk. Het mediteren gaat makkelijker en overdag ben ik minder makkelijk afgeleid, omdat ik mijn gedachten eerder zelf kan inzetten dan dat ik door ze wordt meegesleept.
Dus wat dat betreft, mediteren kan je leren.

Centrum van leven

Wat het me ook soms brengt is dat het kan helpen het middelpunt van mijn beleving te verplaatsen van mijn hoofd naar mijn hart. Dat klinkt een beetje zweverig, maar wat ik ermee bedoel gaat over deze vraag: wat is het centrum van je bewustzijn? Als je een plek in je lichaam moet aanwijzen van waar uit je je leven beleeft, welke plek is dat?
Voor mij is dat – en ik denk dat dit voor de meeste mensen geldt – mijn hoofd. Daar zitten mijn ogen, en mijn gedachten over alles wat ik zie. Daar maak ik mijn plannetjes en filosofeer ik. Daar kan ik alle emoties en gevoelens die ik heb analyseren.

Maar ik weet ook dat dit niet zo hoeft te zijn. Wanneer het echt goed met me gaat en ik (nog zo’n modeterm) in een flow zit, zakt het centrum van mijn leven naar mijn borst – mijn hart. Vanuit daar beleef ik het leven eigenlijk nog veel intenser. Want wat is de plek waar je liefde voelt? Niet in het hoofd, zou ik zeggen.

Gisteren was ik in het bos. Om hard te lopen, maar ook om de natuur te beleven. De eerste kilometer ofzo was ik in gedachten nog vooral bezig met denken over het werk dat ik in de ochtend gedaan had en wat ik nog moest doen. Maar een paar kilometer verder was ik me echt bewust van wat er gaande was. De wisselende temperatuur: door de smeltende sneeuw waren er warme plekken en plekken met koelere lucht. De ondergrond: de grond onder mijn voeten, soms nog hard bevroren, soms bedekt met sneeuw, soms modderig. De geluiden van het bos: en ook de stilte er tussenin. Mijn lichaam: de kracht die ik voel tijdens flink hard rennen, de grenzen aan mijn uithoudingsvermogen, hoe ik moet reageren op lage takken of kuilen in de grond. En hoeveel ik van het bos houd. Alles komt veel meer binnen wanneer ik het niet alleen maar vanuit mijn hoofd bekijk.

Mediteren op school: leven in een attention economy

Op school laat ik mijn leerlingen ook wel eens mediteren. Ik besteed wel wat aandacht aan mindfulness (of liever: leven met aandacht voor waar je nu bent). Ik denk namelijk dat aandachtig leven best wel een essentiële vaardigheid is in het tijdperk dat iedereen altijd een telefoon bij zich heeft, die direct verbonden is aan alle producten van de attention economy, de nieuwe economie die helemaal draait om het vragen en vasthouden van aandacht.
Als je alles uit het leven wilt halen, hoef je denk ik niet als een of andere rockster alles maar te proberen en te ervaren. Je moet vooral ieder moment kunnen ervaren, in plaats van steeds maar ergens anders zijn met je gedachten. Dat was altijd al moeilijk en dus wel aanzienlijk moeilijker gemaakt sinds de introductie van smartphones. Ik heb daar eerder al over geschreven: hier en hier.

Diehard-experience

Tot zover heb ik geschreven alledaags elke dag 5 minuutjes mediteren, dat vind ik niet iets zweverigs. Maar ik ben ook wel eens verder gegaan dan dat. Dan kom je wel een beetje in de wereld van de spirituele ervaringen.

Rond nieuwjaarsdag 2020 heb ik meegedaan aan een midwinter stilte retraite bij het centrum waar ik ook karate beoefende. Eigenlijk was het het een van de simpelste dingen die ik ooit heb gedaan: gewoon een beetje de twee dagen op m’n krent zitten en niks zeggen. Maar toch was het ook een van de meest intensieve dingen die ik heb gedaan.

Het hele dag proberen niet te denken bleef ik moeilijk vinden, en aan het einde van de rit ervoer ik iets wat ik zou kunnen omschrijven als een soort van spirituele spierpijn van het ingespannen ontspannen.

Maar het heeft me veel gebracht. Sowieso was het na die dagen veel makkelijker om terug te keren in een innerlijke staat van rust, alsof ik een snelkoppeling had gecreëerd.

En op het moment zelf heeft het intens aandacht op mezelf richten me veel geholpen met de processen waar ik op dat moment mee worstelde. Veel van de pijnlijke dingen die je in je leven meemaakt worden opgeslagen in je lichaam. Op het moment dat je je lichaam ervaart, ervaar je ook de pijn die je meedraagt en kan je daar iets mee, waarna je het los kunt laten. Twee dagen niets om handen hebben dan mezelf stelde mij dus in staat om oude pijn te verwerken.

Het leuke was dat ik de meest bijzondere ervaringen – doordringen op een diepere laag van bewustzijn – had op de momenten dat ik ze het minst verwachtte. Eén keer ergens 10 minuten ofzo voor het avondeten, toen ik dacht dat er niets mee zou gebeuren. En de andere keer was toen het mediteren voor geen meter meer ging. Ik viel steeds in slaap en had eigenlijk ook even geen zin meer. Ik dacht: ‘fak it, ik ga gewoon lekker denken aan alles wat zich maar aandient’ en ineens op dat moment stopten de gedachten en ervoer ik een fundamentele veiligheid. Ik voelde toen het gevoel van door het leven gedragen worden. Alsof het leven een soort ritje is voor de ziel in een of andere attractie, maar dat ondanks alles toch wel voldaan is aan alle veiligheidseisen. Dat alles uiteindelijk toch wel goed komt.

Een stukje schrijven en mediteren

Weer regelmatig mediteren stond al een tijdje op mijn to-do lijstje. Over dit stukje heb ik twee dagen gedaan. Maar ik had het in één dag kunnen schrijven als ik niet steeds meegegaan was met gedachten en de impulsen die daarbij kwamen kijken. Als ik niet ondertussen vijf keer op facebook had gekeken om één of andere stomme nieuwsgierige gedachte te beperken, was ik echt sneller klaar geweest.
Gisteravond heb ik weer in lange tijd even vijf minuten gemediteerd. Vandaag heb ik gewoon de hele dag aan een stuk door best wel efficiënt gewerkt zonder steeds maar social media te checken of even wat dopamine te scoren bij wat voor spelletje dan ook, zonder dat het me ontzettend veel wilskracht kostte. Ik dacht er gewoon minder aan, dus dan hoefde ik ook geen weerstand te bieden. Vijf minuutjes. Zo’n kleine interventie, zo’n groot resultaat! Dat gun ik iedereen en mezelf ook! Deze jongen zet vanavond weer een timertje.

Schimmen in de avond

In de loop van mijn leven heb ik waarschijnlijk genoeg spullen, interesses en vaardigheden verzameld om me bezig en vermaakt te houden voor de rest van mijn leven, nog los van alles wat ik op mijn computer zou kunnen doen. Daardoor hebben lockdown en avondklok op mij eigenlijk een rustgevende werking gehad.

Natuurlijk vind ik er wat van. Ik vind vrijheid de allerbelangrijkste waarde! Zonder vrijheid zijn veiligheid en gezondheid echt minder waard. En ik vind het ook afschuwelijk om te zien hoe achteloos er in het afgelopen jaar met fundamentele vrijheden omgegaan is in Nederland en grote delen van de rest van de wereld.

Sinds 23 januari is er in Nederland een avondklok. Ondenkbaar. En ik vind het nog steeds raar als ik deze zin herlees. Avondklok.. Spertijd heette dat in de Tweede Wereldoorlog, de laatste keer dat er zo’n maatregel ingevoerd was. Ja, en soms hoor je over dictators die het invoeren omdat ze de protesten beu zijn. Maar in Nederland…?

Doordat ik het thuis allemaal zo fijn heb, had ik me er eigenlijk niet zo mee bezig gehouden. Maar gisteren wilde ik toch eens eraan proeven. Ik begon met een rebelse actie door een meter buiten mijn tuin te gaan staan. Zo. Dat zal ze leren!

Nou nee, ik was vooral heel nieuwsgierig en besloot om even na tienen een journalistieke avondwandeling te maken. Er zijn me toen een aantal dingen opgevallen.

Als eerste dat ik nog zoveel auto’s over de snelweg in de verte kon horen gaan. En ook dat de lijnbus gewoon reed met aardig wat mensen aan boord. Maar vooral dat iedereen in een auto me tijdens het voorbijrijden nauwlettend in de gaten hield (en ik hen).
Daarna realiseerde ik me hoe onveilig ik me eigenlijk voelde. Een gevoel dat ik niet vaak heb. In de straten van mijn eigen dorp, waar ik me altijd zo op mijn gemak voelde. Waar ik ook was, ik bepaalde onwillekeurig steeds allemaal vluchtroutes waar ik langs kon freerunnen om eventuele handhavers en hun boetes te ontvluchten.

Iedere auto een mogelijke politie-eenheid, iedere passant een mogelijke verklikker. De enige auto waarvan ik er met enige opluchting kon vaststellen dat het geen politie was, was een veel te dure Bentley met daarin wat grimmige types erin, die iets schimmigs aan het doen waren op een parkeerplaats.
Er waren wel wat gewone mensen buiten, allemaal met een hond. maar geen van allen durfden ze hun blikken af te wenden van hond of grond. Niemand durfde contact te maken. Voelden ze zich schuldig? Bezwaard dat zij de maatregel omzeilden door de hond? Onveilig? Dat er geen vertrouwen was, was duidelijk.

Ik vond het in elk geval verschrikkelijk om de mensen er zo aan toe te zien. Hun hoofden gebogen, lamgelegd door schuldgevoel of angst. Schimmen van de mensen die ze horen te zijn.
Het ongemak van gewoon buiten zijn, terwijl de politie je daarvoor kan bestraffen. Misschien is dit wel een vleugje van hoe het in die dictatoriale landen waar ik het eerder over had moet voelen.
Deze ervaringen kwamen wel hard binnen bij mij.

Ik zeg niet dat we allemaal de regels aan onze laars moeten gaan lappen en massaal de straten opgaan juist omdat het niet mag. Ze zijn per slot van rekening in enige mate democratisch tot stand gekomen.
Maar ik wil wel zo graag dat we met z’n allen wel alert worden. Op een regering die godgegeven vrijheden inperkt. Dat angst en schuldgevoel de twee meest krachtige middelen van manipulatie zijn.
En dat ons dingen afvragen zoals of dit de sfeer is die we in Nederland willen. En of we willen dat de politie vol inzet op handhaving en repressie. Ik bedoel, als de maatregel gericht was tegen samenklittende jongeren, waarom zijn er dan fuiken opgesteld op de snelweg? Waarom mag je dan de hond niet doorgeven door de familie zodat iedereen een frisse neus kan halen?

Ik gun ons allemaal verbinding, onbevangenheid en vooral ook vrijheid. Dat als je, om wat voor reden dan ook buiten bent, je dat met opgeheven hoofd kunt doen. Omdat je vrij was om te kiezen.

Hier nog een fraai artikel.

Vrij: wat je bent, zolang het je het mag zijn

Tijdens het rondreizen met kleine kindjes, kwam ik op het spoor van Nederlandstalige grappige liedjes. Een van die liedjes was van Urbanus. Ik kende eigenlijk niets van hem, maar ik vind hem goed met taal en het volgende liedje raakte me wel:

Annie zingt een liedje op het schooltoneel,
over een zoenend koppeltje onder een prieel.
Maar hoe lang zal het nog mogen dat Annie zomaar zingt?
Annie is een meisje en ’t is daar dat ’t schoentje wringt.
Daar staat al een verlichte geest die meteen begint te dreigen,
dat Annie mag niet zingen, nee Annietje moet zwijgen.

Een liedje over een meisje dat van “een verlichte geest” niet zingen, dansen en leren mag. Als geëmancipeerde Nederlander voelde het onderdrukken van iemand anders als onrecht. Toch is dit iets wat overal op de wereld doodnormaal is. En ook in meer beschaafde landen hebben we soms te maken met verlichte geesten die maar al te graag bestaande en vanzelfsprekende vrijheden zouden willen beperken.

In dit stukje wil ik kort wat zeggen over vrijheid, omdat ik dat misschien wel de allerbelangrijkste waarde vind. De discussies of vrije wil bestaat en in hoeverre het manipuleren van anderen toelaatbaar zou moeten zijn, laat ik voor nu achterwege.

Vrijheid: jij en de ander

Vrijheid is als je er over nadenkt eigenlijk iets geks. Stel, je bent de enige of de eerste mens op aarde. Je kunt en mag alles doen wat je zelf zou willen. Je hebt dus onbeperkte vrijheid.
Het is logisch dat wanneer je niet meer alleen bent, je rekening zult moeten gaan houden met andere mensen. Je vrijheid wordt een klein beetje beperkt, bijvoorbeeld omdat het in ieders belang is, als je niet zomaar in een opwelling je bijl in iemands gezicht kunt parkeren.

Maar de oerstaat van een mens is eigenlijk dus dat ie vrij is en vrij kan doen en laten wat ie wil, binnen de mogelijkheden van het lichaam. Vrijheid kan alleen beperkt worden door andere mensen. Vaak gebeurt dit met goede redenen; om een vernietigende chaos te voorkomen. Maar vaak ook alleen maar met de bedoeling om andere mensen te kunnen controleren.

Controle

Door de geschiedenis van de mensheid, is de mens steeds op zoek geweest naar goede vormen van samenleven. Er werden politieke systemen bedacht waarin niet iedereen evenveel macht had. En wie ook maar de macht had; een stamhoofd, een koning, een corrupte elite, een groep experts, een parlement, een president of een profeet; allemaal hebben ze in principe macht gekregen (of gegrepen) om de samenleving te organiseren. Het middel: de vrijheid van de andere mensen kunnen beperken. Welke vrijheden beperkt worden is dan helemaal afhankelijk van het idee van het goede leven van de machthebbers.
Vanuit hun waarden stellen machthebbers normen: wetten en regels, waarin vastgelegd staat wat de mensen moeten doen en laten. En wat de consequenties zijn als ze zich er niet aan houden.

Vrijheidsstrijders

Maar door de geschiedenis van de mensheid, zijn er ook overal in vrijheidsstrijders in alle soorten en maten geweest. Mensen die hebben moeten vechten om hun eigen beslissingen te kunnen maken. Zij moesten het niet opnemen tegen natuurkrachten, maar tegen andere mensen – die hen die vrijheid ontnomen hebben. De natuur kan geen vrijheid ontnemen, alleen mensen kunnen dat bij elkaar doen.

In het Westen hebben we een geschiedenis waarin mensen hebben gestreden, op allerlei manieren, om meer vrijheid te krijgen. Soms tegen veroveraars, soms tegen godsdienstige instituties, tegen patriarchaat en soms tegen eigen regeringen. Vergeleken met de afgelopen duizend jaar, is de persoonlijke vrijheid van – laten we zeggen, Nederlanders – steeds meer toegenomen en hebben we vergeleken met de meeste andere plekken op de wereld heel veel vrijheid.

Onze vrijheid

Tot voor kort hadden we in Nederland een enorme vrijheid. We mochten we nabij andere mensen zijn, samenkomen en zelf bepalen wat we dragen in openbare ruimtes.
Gelukkig is er nog veel over:
We mogen denken, zeggen, gaan en staan waar we willen. We mogen kritiek hebben op alles en iedereen en bijna alle grapjes maken. We mogen onze leiders kiezen en demonstreren of ze voor de rechter slepen als we het niet met ze eens zijn. We mogen zelf beslissen wat we met ons lichaam doen en wat we er in toelaten. We mogen zelf beslissen waar we in willen geloven, met wie we om willen gaan en hoe we ons geld mogen verdienen en uitgeven. We mogen onze eigen dag indelen. We mogen vrij informatie opzoeken. We mogen zingen, dansen en studeren.

Dat is niet overal op de wereld vanzelfsprekend. Het is onbetaalbaar waardevol en iets waar we, denk ik, elke dag dankbaar voor mogen zijn, dat we dit mogen.

Altijd blijven opletten

En dat is iets om altijd op te blijven letten. Soms zijn er mensen of bewegingen die een bepaalde opvatting hebben over hoe andere mensen zouden moeten leven. Wat ze wel en niet zouden mogen doen. Hoe ze veilig zouden moeten blijven. Of waarover ze geen grappen zouden mogen maken…
Mensen hebben van nature een behoefte aan controle. En het liefst ook controle over andere mensen.

En wanneer mensen met macht, massa’s die bang zijn of zij die dreigen met geweld, controle willen en menen dat bestaande vrijheid van de mensen ingeperkt moet worden, zal ik altijd zeggen: “Ho nou!” en ik zal hopen dat ik niet alleen zal staan.

Vrij. Je bent het, zolang je het mag zijn.

Annietje Annietje, zing je liedje blij.
En als het oog nog bozer wordt,
Annie vecht je vrij.

Het vrije woord bespreken

“Against the assault of laughter, nothing can stand”, schreef Mark Twain in 1916. In dit stukje wil ik ingaan op cartoons, de vrije samenleving, en rol van leraren.

Het zal niemand ontgaan zijn dat de Franse geschiedenisleraar Samuel Patty op klaarlichte dag op straat onthoofd is omdat hij in zijn lessen aandacht besteedde aan de vrijheid van meningsuiting en daarbij een Mohammedcartoon uit de actualiteit toonde.
Dit onderwerp bespreken is ook iets wat ik in mijn werk doe. Ik vind dat ik daarbij ook de voorbeelden moet laten zien die hierbij horen.
Gisteren was op het nieuws dat ook in Nederland twee leraren bedreigd werden hierom, en dat één van hen zelfs moest onderduiken.

Moet ik dan nu voor mijn eigen veiligheid dit onderwerp dan maar niet meer bespreken?
Nee. Als ik die overweging zou maken, zou ik instemmen met tirannie. Ik ben een kind van de vrije samenleving en vrijheid is voor mij het grootste goed en ik zal altijd opstaan om de vrijheid te verdedigen en om mensen de waarde, de kostbaarheid en kwetsbaarheid van vrijheid te doen inzien.

De cartoonwedstrijd van Wilders, wat houdt die precies in? | NOS
Bosch Fawstin’s Mohammed prijswinnende cartoon uit 2015

Satire en macht

Hierboven een cartoon die wat mij betreft die het probleem héél duidelijk laat zien.

Het is een satirische cartoon van een tekenaar die een tekening maakt van Mohammed, of in elk geval iemand die symbool staat voor de agressieve kant van islam. De tekening is woedend dat hij wordt afgebeeld en wil dat de tekenaar ‘zwijgt’. Deze laat zich niet het zwijgen opleggen door de macht. Want hier aan toegeven is toegeven aan onderdrukking.
Cartoonisten dagen macht uit. Macht komt voort uit ideologieën. Daarom is het volstrekt natuurlijk dat cartoonisten afbeeldingen maken van religies en religieuze figuren. En dat moet kunnen in een vrije samenleving.

Gekwetst zijn in de vrije samenleving

”Je mag wel alles zeggen, maar je hoeft niet alles te zeggen.”, sprak Johan van Gogh, de vader van de filmmaker Theo van Gogh, die in 2004 vermoord werd omdat hij een film had gemaakt over de islam, die als kwetsend ervaren werd.
Ik denk inderdaad dat er grote waarheid zit in deze uitspraak. In een vrije samenleving moet je alles kunnen zeggen. Maar daarnaast heb je de verantwoordelijkheid om samen te leven. En hier zit een moeilijkheid.

Het onnodig beledigen van mensen heeft nog nooit iets positiefs gebracht en dat kan je dan beter niet doen. Maar wanneer is het onnodig? Als een politicus bijvoorbeeld iets stoms doet, wat je goed duidelijk kunt maken met een cartoon, dan moet je dat zeker niet laten. Een ongemakkelijke mening kan als kwetsend ervaren worden, maar moet geen reden zijn om die mening maar voor je te houden.

In een vrije samenleving moet je met elkaar in gesprek gaan. Als iemand iets doet waar je tegen bent, dan zeg je dat tegen diegene. Je legt uit waarom je moeite hebt met wat de ander zegt. Vaak kan je in een gesprek nader tot elkaar komen. Maar wat je niet kunt verwachten, is dat de ander jou gehoorzaamt. Ook niet als wat hij doet je kwetst.

In de vrije samenleving is het onvermijdelijk dat je in aanraking komt met dingen waar je het niet mee eens bent, met dingen die je kwetsen en met mensen die zich ongevoelig opstellen.
Je kunt niet verwachten dat iedereen rekening houdt met jouw gevoelens. Natuurlijk, het getuigt vaak van fatsoen als iemand dat wel doet. Maar jouw gevoelens zijn jouw verantwoordelijkheid.
Ik denk niet dat je aan gekwetst zijn speciale rechten zou moeten kunnen ontlenen. En ik vind niet dat je gekwetst zijn kunt gebruiken om de vrijheid van een ander te beperken.

In het klassieke onderstaande fragment waar cabaretier Hans Teeuwen in gesprek gaat met de drie door hem gekwetste Meiden van Halal, vragen zij hem waar de grens van vrije meningsuiting ligt. “Bij geweld”, is zijn antwoord.
“Dus eerst mensen warm maken, laten koken, en dan zeggen: ‘dit is voor mij de grens'” verwijten ze hem. Waarom hij antwoordt met: “Warm maken en laten koken? Daar kiezen ze toch zelf voor?”

Hans Teeuwen in De Meiden van Halal in 2007.

Dit filmpje laat ik in mijn lessen heel vaak zien. Ik vind het heel goed dat de Meiden van Halal het gesprek aangingen. Als je voorbij de beroerde ondervraging en Hans Teeuwens kwajongensstreken kunt kijken, wordt er in mijn ogen ontzettend goed duidelijk gemaakt wat samenleven met mensen met wie je het niet eens bent betekent.

Ik zal daarom ook in mijn lessen de cartoons laten zien. Niet omdat ik sommige leerlingen wil kwetsen. Maar omdat ze maatschappelijk relevant zijn. Omdat ze ze hoe dan ook tegen gaan komen in de maatschappij. En zodat ze, als ze er moeite mee hebben, onder woorden kunnen brengen waarom het kwetsend is om ze te zien. Om te oefenen om het gesprek aan te gaan.

De klok horen luiden

De docent in Rotterdam heeft een prijswinnende spotprent uit 2015, die gepubliceerd is op de dag van de bloederige aanslag op Charlie Hebdo laten zien. De prent laat zien dat zelfs het ergste geen eind gaat maken aan het vrije woord en de spottende vorm die dat soms kan hebben.
De prent hing al vijf jaar op het prikbord in het lokaal. De docent richtte hier de aandacht op, omdat natuurlijk direct te maken had met de moord op Patty. Twee leerlingen van de school merkten nu ineens de prent op en voelden zich zo gekwetst dat ze een verontwaardigde post op Instagram zetten, wat ertoe leidde dat de docent niet langer veilig was.
“Het zijn de gekken, die zulke dingen doen”, wordt er vaak gezegd. Dat is zo, maar we moeten ons ook realiseren dat heel vaak de meest verschrikkelijke dingen uit naam van Allah gedaan worden, door ‘gelovigen’ die de ballen verstand hebben van het geloof.
Waar ik echt met mijn verstand niet bij kon, was de uitspraak van een op de radio geïnterviewde leerling, die vond dat de school excuses zou moeten aanbieden voor het ophangen van die spotprent. Excuses aanbieden voor het tonen van een spotprent van een terrorist?!
Realiseerden al die leerlingen zich wel dat het helemaal niet eens ging om een afbeelding van de profeet??

En zelfs als was de man met het zwaard Mohammed zelf geweest, nergens in de koran staat dat het verboden is om Mohammed af te beelden. In sjiitische landen zal je ook veel afbeeldingen van de profeet tegenkomen, zoals hieronder. Binnen het soennisme geldt wel een traditioneel verbod op het afbeelden van de profeet, omdat het niet de bedoeling was dat mensen afbeeldingen van hem gingen vereren. Om dezelfde reden is het niet toegestaan om Mohammeds geboorte- of sterfdag te vieren. Het moet gaan om de wil van Allah en niet om de mensen.
Maar in elk geval is er nergens een voorschrift voor gelovigen om zich te verzetten als iemand anders de profeet afbeeldt, een idee wat onder veel jonge moslims een beetje is gaan leven, maar niet echt klopt.

Was Muhammad a Merciful Man? | The Ex-Muslim
Typisch sjiitische afbeelding van Mohammed. Als ik een soenitische moslim geweest was, had ik dit niet mogen plaatsen. Maar omdat ik dat niet ben, heeft Allah hier als het goed is ook geen problemen mee.

Wel zijn er soera’s die zeggen dat Allah belediging van hemzelf en Mohammed niet waardeert en in het hiernamaals zal bestraffen. Maar dat lijkt mij dan eigenlijk meer iets tussen Allah en de belediger.

Wij / zij weer verbinden

Wat ik heel akelig vind aan alle vervelende incidenten rondom de cartoons, is dat het de samenleving verder verdeelt. Het is bijvoorbeeld allemaal koren op de molen van de koning van het trollen Geert Wilders. Zijn “Wij Nederlanders” komen steeds meer tegenover migranten, moslims en medemensen te staan, die zich ook weer meer apart gezet zullen voelen. Dit maakt het onderlinge gesprek moeilijker.

En dat gesprek moet er komen. Want er zijn dingen waar we het over moeten hebben. Zoals de vrije samenleving, waarin je niet de ander tot stilte kan dwingen. Over dat de waarden van de Nederlandse vrije samenleving nu eenmaal niet dezelfde zijn dan die van een willekeurig islamitisch land. Over wat we moeten doen als eercultuur niet tot gesprek aanzet. Of misschien ook over integratie: of het erg is dat mensen hun vrienden (en bevestiging van hun ideeën) toch vooral zoeken binnen de eigen groep.

De verschillende bevolkings- en geloofsgemeenschappen in Nederland gaan voorlopig echt niet samensmelten. En dat hoeft geen probleem te zijn, als we het maar met elkaar eens kunnen worden over dat en hoe het gesprek gevoerd moet worden. Het gesprek over fatsoen, wat we belangrijk vinden en over met elkaar samenleven. Dat als we het over onze Nederlandse samenleving er maar één ‘we’ zou moeten zijn.

Scholen zouden met leerlingen dit gesprek moeten leren voeren, ongeacht de dreiging van hen die tegen een vrije samenleving zijn. Dit moet een eerlijk gesprek zijn, waar naar elkaar geluisterd wordt. Waar oor is voor bijvoorbeeld gevoelens van discriminatie of moeite met zionisme. En waar tegelijkertijd ook duidelijk gemaakt wordt dat er in de vrije samenleving ruimte is voor iedereen. En iedereens mening, ook als dat moeilijk voelt.

De schaduwkant van de wereld

In 1920 grapte de Amerikaanse komiek Robert Benchley: “Er zijn in de wereld twee soorten mensen: mensen die de wereld in twee groepen verdelen en mensen die dat niet doen.”

In dit stukje wil ik stilstaan bij een ander verschil tussen mensen op aarde. Ik denk het verschil dat het meeste mee telt van alle soorten verschil. Het is het verschil tussen de mensen die burgerrechten in het Westen hebben zij die dat niet hebben.

Er zijn twee gebeurtenissen die tegelijkertijd speelden, die mij heel erg aan het denken zetten over dit onderscheid. Ik heb me misselijk gevoeld bij het besef en in dit stukje wil ik graag meer bekendheid geven aan de andere helft van de mensen. De mensen die we niet zien, niet kennen en die er in de praktijk eigenlijk gewoon niet toe doen.

Alle mensen zijn gelijk!
In 2020 bereikte #blacklivesmatter Nederland na de wereldwijde verontwaardiging om de doodslag van George Floyd en Amerika. En mensen gingen de straat op om op te staan tegen racisme.

Dat mensen hun stem laten horen omdat ze staan voor gelijkwaardigheid vind ik hartstikke mooi, want ook ik ben opgegroeid met het idee dat alle mensen gelijkwaardig zijn.

Maar zijn alle mensen gelijkwaardig? Iedereen zegt dat wel en vindt het misschien ook, maar uit de manier waarop de wereld ingedeeld is, blijkt dat niet.

Iedereen moet gered!
2020 was natuurlijk ook het jaar van coronamaatregelen. Overal in de wereld werden lockdowns en andere maatregelen ingevoerd om te zorgen dat er maar zo min mogelijk mensen aan het coronavirus zou overlijden.
In eerste instantie was ik verbaasd dat regeringen iets anders dan economisch gewin op de eerste plaats zetten bij het maken van beslissingen. Daarna sloeg mijn verbazing om in bezorgdheid, omdat er alleen nog maar aandacht leek te zijn voor het virus en de economie er bij in schoot.
Ik geef zelf meer om mensen dan om “economie”. Maar ik realiseer me ook dat de wereldeconomie, hoe veel er ook aan mis is, wel zorgt voor mensen. En de maatregelen waren, zeker in het begin van de crisis, dodelijk voor de wereldeconomie. En dodelijk voor veel meer mensen dan we ons in het Westen realiseren.

Hongersnood
Wetenschappers hebben geschat dat er in Europa miljoenen levens gered zijn door de coronamaatregelen.

Maar door de ontregelde wereldeconomie worden de zwakkeren het zwaarst getroffen. En op wereldniveau hadden de zwakkeren al niets te makken. Er dreigt een hongersnood van bijbelse proporties“, die tientallen of zelfs honderden miljoenen mensen in direct levensgevaar brengen! Volgens het hoofd van het Wereld Voedsel Programma gaat de mensheid een crisis tegemoet die erger is dan wie dan ook ooit heeft meegemaakt.

Ik weet dat je die levens niet direct zo tegen elkaar kan wegstrepen en dat het allemaal veel ingewikkelder is dan dit, maar zou het Westen ook voor zulke maatregelen gekozen hebben als Westerse mensen in zulke grote getale dood zouden gaan?

Soms heb ik het gevoel dat only western lives matter.

De vergeten helft
Ik wil nu in dit stukje geen kritiek hebben op keuzes die gemaakt zijn. Ik weet ook niet echt hoe het anders moet. Maar wat ik heel erg graag zou willen is dat we in het Westen het bestaan van onze medemensen buiten het Westen tenminste zouden erkennen. Dat zij voor ons net even iets meer worden dan dat vage beeld van die arme kindertjes in Afrika.

In anti-racisme demonstraties gaat het vooral om dat mensen – ondanks de wetten die we in het Westen opgesteld hebben – alsnog gediscrimineerd worden. Dat is niet goed en het is goed dat hier aandacht voor gevraagd wordt.
Maar daarnaast zou ik ervoor willen pleiten dat we in ons achterhoofd houden dat er ook in veel wetten is vastgelegd dat mensen uit arme landen daar vooral moeten blijven. Dat Westerlingen bijna overal kunnen gaan en staan wanneer ze maar willen. Westerlingen hebben het geld en vooral ook het recht om te reizen. Mensen uit arme landen hebben dat niet.

En ik weet ook dat als we de verdeling wereld een beetje zo willen houden als die nu is, dat het ook niet kan dat mensen uit arme landen massaal zouden migreren. Stel je voor dat iedereen op aarde zo’n groot deel van de welvaart en de middelen zou opeisen als de gemiddelde Westerling heeft; dan kwamen we een paar aardbollen tekort.
Het lullige is alleen wel dat een aantal grote Westerse bedrijven grondstoffen weghalen uit arme landen, of er allerlei kosten afwenden zonder het land en de mensen daar te compenseren.

Hieronder staat een video van een Amerikaanse organisatie die zich verzet tegen immigratie. Ik geloof niet dat ik deze organisatie en hun meeste ideeën steun, maar ik vind wel dat in het eerste gedeelte van het filmpje heel goed duidelijk gemaakt wordt hoeveel mensen er eigenlijk nog meer zijn. Elk snoepje staat voor een miljoen mensen die in armoede leven.

Ik heb dit stukje niet geschreven om ergens tegenaan te schoppen of om te zeggen dat alles anders moet, omdat ik ook niet weet hoe.
Ik voel me alleen soms echt verdrietig als ik denk aan de andere mensen, en wat me vooral zo’n pijn doet is dat ze irrelevant zijn voor ons.
Daarom heb ik soms moeite met wat (onbedoeld en niet geweten) eigenlijk hypocriet is wanneer we demonstreren tegen racisme (zeker wel goed en belangrijk, niet mee stoppen, hoor!), maar ons er tegelijkertijd niet echt van bewust zijn dat de échte grote discriminatie op wereldniveau gebeurt door deze verdeling in mensen. Kom je niet uit een goed land en ben je niet rijk? Dan ben je nergens welkom.
Ik denk daarom wel dat als we vinden dat alle mensen gelijkwaardig zijn, dat we ons er op z’n minst bewust moeten worden van dat er ook heel veel mensen bestaan op aarde op plekken waar we onze spotlights niet op gericht hebben; de schaduwzijde van de aarde.


p.s.

Ik heb wel eens gehoord dat voor elke buitenlandse correspondent op het continent Afrika, dat er drie anderen in Washington zitten. Ik kan de bron helaas niet meer vinden, maar ik denk wel dat een deel van dit probleem zit in de focus van de media.

Op 28 september was er in de radio uitzending van EenVandaag een factcheck over de uitspraak van een politicus dat de coronamaatregelen meer doden zouden veroorzaken dan de Eerste en de Tweede Wereldoorlog bij elkaar. Tot mijn verbijstering belden de factcheckers met wetenschappers om te vragen of de levensverwachting van mensen in het Westen omlaag was gegaan als gevolg van de crisis! Niemand op de redactie had zich kennelijk gerealiseerd dat er ook nog mensen op de rest van de wereld wonen. Ik heb uiteraard meteen gemaild, maar heb geen reactie ontvangen.
Ik was blij dat er op zaterdag 3 oktober toch nog een beetje aandacht voor was in dr Kelder en Co.
Maar ik vond ook dit weer typerend voor de schaduwzijde van onze wereld, de kant buiten de spotlights.

De docent die geen mondkapje wilde dragen

In dit stukje wil ik kort het dilemma bespreken dat ik als docent ervaar bij de voorbeeldfunctie die ik moet vervullen rondom het nieuwe dringende advies om mondkapjes te dragen.

De roep om maatregelen
Omdat dit mij direct aangaat, ben ik in de wetenschappelijke publicaties rondom mondkapjes gedoken.
Ik heb uiteindelijk twee degelijke artikelen gevonden die er op wijzen dat mondkapjes een verschil kunnen maken in het tegenhouden van ziektekiemen. Maar ik heb ook zeker tien artikelen gevonden die concluderen dat dit verschil niet significant is, dat er geen effect is of zelfs dat mondkapjes gezondheidsrisico’s met zich meebrengen!
Een beetje geïrriteerd dat ik dit onderzoek heb zitten doen, keek ik op de site van het RIVM, want de bevolking adviseren is hun taak. Hun advies was op 5 oktober heel duidelijk: mondkapjes werken niet en worden niet geadviseerdVan Dissel heeft het ook herhaaldelijk gezegd.*

En nu er ligt een dringend advies, wat naar mijn idee, niet evidence-based is, terwijl wel vast staat dat er fysieke en psychische gezondheidsrisico’s aan verbonden zijn.

Als docent heb ik een voorbeeldfunctie.
Welk voorbeeld wil ik dan geven?

De meeste mensen zullen denken: nou, er is een nieuwe regel, dus als docent moet je dat goed voorleven. Stel je niet aan. Dat is je voorbeeldfunctie. Bovendien moet je solidair zijn met je collega’s!

Maar wat ik al zes jaar lang aan leerlingen probeer te mee te geven is dat ze kritisch moeten leren nadenken en altijd op zoek moeten blijven gaan naar het juiste. Wat voor voorbeeld geef ik dan als ik braaf een regel opvolg, waarvan ik wetenschappelijk kan onderbouwen dat deze niet juist is, nog los van alle principiële en ethische bezwaren die ik heb..?
Ik geef les op voorbereidend wetenschappelijk onderwijs in levensbeschouwing en ethiek; wat voor signaal geef ik door uit angst wetenschappelijke kennis te negeren en een mondkapje als een soort magische talisman te gebruiken tegen een onzichtbare kracht die ik eigenlijk niet begrijp?
Moet ik meehelpen om normaal te maken wat niet normaal is?
Ik heb mijn leerlingen altijd al willen inspireren om onderzoekend te zijn en dapper. Om na te denken over wie je bent en wilt zijn en van daaruit op te staan voor je idealen.

Maandag moest ik naar school
Ik vond het eng, maar ik ben het gesprek aan gegaan met de directies van de scholen waar ik werk. Ik heb goede gesprekken gevoerd, waarin ik mijn dilemma op tafel gelegd heb, en ik ben blij dat ik dit gedaan heb en heb mij gehoord gevoeld.
Ook voor de directies is dit natuurlijk een groot dilemma.

Op de ene school heb ik de ruimte gekregen om mijn voorbeeldfunctie in te vullen op zo’n manier dat ik dit zonder gewetensnood kan doen en dat eventueel ook aan de leerlingen uit te leggen, mits ik er zorg voor draag dat ik de algemene koers van de school niet ondermijn.
Op de andere school werd ik wel op de man af gevraagd het masker of spatscherm wel te dragen tijdens het lopen door de school, omdat het angstige leerlingen wel en gevoel van veiligheid kan geven. Maar werd ik wel uitgenodigd om dit onderwerp, met name in de hogere klassen, wel te bespreken. Om ze daarbij zowel het dringende advies te geven het mondkapje te dragen op school en het dringende advies om zelf kritisch na te denken en op zoek te gaan naar waarheid. Deze adviezen spreken elkaar overduidelijk tegen. En dat kan, want zo is het immers ook in echte wereld.

In gesprek
Ik ben blij dat ik in gesprek gegaan ben. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we als samenleving open en eerlijke gesprek aangaan. Bijvoorbeeld over de coronamaatregelen. Er ligt na zes maanden alleen maar nieuws** over hoe erg het is en hoeveel doden er vielen zo’n grote emotionele lading ligt op het onderwerp, dat veel mensen zich niet durven uit te spreken. Ik merk heel erg dat de meeste mensen met een publieke functie, zoals docenten en wetenschappers, hun meningen in het algemeen en vooral hier over niet hardop durven uit te spreken, hoe weloverwogen die ook mogen zijn. Het is heel moeilijk om tegen groepsdenken in te gaan.

Dat is waarom ik nu niet langer stil kan blijven. Ondanks dat ook ik het heel eng vind om dit te publiceren.

Want “als iemand heel bang is voor spinnen, dan kan je kletsen wat je wilt, je kunt alle statistieken erbij halen, dat er niemand is overleden aan dat spinnetje, maar angst is angst.” sprak emeritus hoogleraar Pierre Capel.

En daarom moeten we dapper zijn, opstaan als het nodig is en het gesprek aangaan. Niet om elkaar te overtuigen van ons gelijk. Niet om anderen te overtuigen van hun ongelijk. Maar om van elkaar te leren en samen te zoeken naar waarheid. Als samenleving. Uit solidariteit.

Dit is de ingekorte versie van mijn oorspronkelijke stukje. Dat vind je hier.

*Ik herinner mij nog dat het RIVM aan het begin van de lockdown aangaf dat jonge kinderen eigenlijk geen rol speelden in de verspreiding van het coronavirus, maar dat heel veel mensen dit niet wilden geloven. Het RIVM was ook niet voor de sluiting van de scholen toen.
Maar het leek wel of de meeste mensen liever wilden horen dat alles verschrikkelijk was en smeekten om maatregelen om het idee van controle te krijgen.

**na het zien van dit artikel, waarin een RIVM-arts en een arts die de brandbrief tegen de coronamaatregelen ondertekende met elkaar in gesprek gaan, realiseerde ik me dat ik het gesprek tussen voorstanders en critici al een half jaar niet teruggezien heb in de reguliere media. Dat het op het journaal een half jaar lang gegaan is over hoe verschrikkelijk corona wel niet is, zonder dat er kritische vragen gesteld of beantwoord werden.

Een paar van de (wetenschappelijke) publicaties waarop ik mijn mening heb gebaseerd:

De docent die geen mondkapje wilde dragen

De verkorte versie van dit artikel staat hier.

In dit stukje wil ik het dilemma bespreken dat ik als docent ervaar bij de voorbeeldfunctie die ik moet vervullen rondom het nieuwe dringende advies om mondkapjes te dragen.

De roep om maatregelen
Omdat dit mij direct aangaat, ben ik in de wetenschappelijke publicaties rondom mondkapjes gedoken.
Ik heb uiteindelijk twee degelijke artikelen gevonden die er op wijzen dat mondkapjes een verschil kunnen maken in het tegenhouden van ziektekiemen. Maar ik heb ook zeker tien artikelen gevonden die concluderen dat dit verschil niet significant is, dat er geen effect is of zelfs dat mondkapjes gezondheidsrisico’s met zich meebrengen!
Een beetje geïrriteerd dat ik dit onderzoek heb zitten doen, keek ik op de site van het RIVM, want de bevolking adviseren is hun taak. Hun advies was op 5 oktober heel duidelijk: mondkapjes werken niet en worden niet geadviseerd. Van Dissel heeft het ook herhaaldelijk gezegd.

Ik herinner mij nog dat het RIVM aan het begin van de lockdown aangaf dat jonge kinderen eigenlijk geen rol speelden in de verspreiding van het coronavirus, maar dat heel veel mensen dit niet wilden geloven. Het RIVM was ook niet voor de sluiting van de scholen toen.
Maar het leek wel of de meeste mensen liever wilden horen dat alles verschrikkelijk was en smeekten om maatregelen om het idee van controle te krijgen.

Er was ook nu weer dus veel druk gezet op het kabinet. Veel mensen en politieke partijen wilden ineens een mondkapjesplicht. De regering, geadviseerd door het RIVM wilde dit eigenlijk niet, maar kwam toch maar met het compromis van het dringend advies.

Dus nu er ligt een dringend advies, wat naar mijn idee, niet evidence-based is, terwijl wel vast staat dat er fysieke en psychische gezondheidsrisico’s aan verbonden zijn.

Als docent heb ik een voorbeeldfunctie.
Welk voorbeeld wil ik dan geven?

De meeste mensen zullen denken: nou, er is een nieuwe regel, dus als docent moet je dat goed voorleven. Stel je niet aan. Dat is je voorbeeldfunctie. Bovendien moet je solidair zijn met je collega’s!

Maar wat ik al zes jaar lang aan leerlingen probeer te mee te geven is dat ze kritisch moeten leren nadenken en altijd op zoek moeten blijven gaan naar het juiste. Wat voor voorbeeld geef ik dan als ik braaf een regel opvolg, waarvan ik wetenschappelijk kan onderbouwen dat deze niet juist is, nog los van alle principiële en ethische bezwaren die ik heb..?
Ik geef les op voorbereidend wetenschappelijk onderwijs in levensbeschouwing en ethiek; wat voor signaal geef ik door uit angst wetenschappelijke kennis te negeren en een mondkapje als een soort magische talisman te gebruiken tegen een onzichtbare kracht die ik eigenlijk niet begrijp?
Moet ik meehelpen om normaal te maken wat niet normaal is?
Ik heb mijn leerlingen altijd al willen inspireren om onderzoekend te zijn en dapper. Om na te denken over wie je bent en wilt zijn en van daaruit op te staan voor je idealen.

Maandag moest ik naar school
Ik wist echt niet hoe ik dat nou moest doen. In eerste instantie had ik het idee om me bij wijze van ludieke actie als ninja te verkleden. Omdat ninja’s wel hun gezicht bedekt hebben, en als je de urban legends mag geloven, kunnen ze kogels afweren. Dus waarom zouden ze geen virussen kunnen ontwijken? Dat was net zo evidence-based als de maatregel, en net zo belachelijk als je er over nadenkt.

Maar ik ben van dat idee af gestapt en ben het gesprek aan gegaan met de directies van de scholen waar ik werk. Ik heb goede gesprekken gevoerd, waarin ik mijn dilemma op tafel gelegd heb, en ik ben blij dat ik dit gedaan heb en heb mij gehoord gevoeld.
Ook voor de directies is dit natuurlijk een groot dilemma. Zij moeten heel veel belangen afwegen en hebben niet alleen te maken met hun eigen school, maar ook met vakbonden, raden en de overheid. En niemand is het met elkaar eens. Sommigen houden er een persoonlijke mening op na, die ze voorlopig voor zich houden, maar er zijn ook schoolleiders die nog veel verder zouden willen gaan.

Op de ene school heb ik de ruimte gekregen om mijn voorbeeldfunctie in te vullen zoals mij dat goed dunkt en dat eventueel ook aan de leerlingen uit te leggen, mits ik er zorg voor draag dat ik de algemene koers van de school niet ondermijn.
Op de andere school werd ik wel op de man af gevraagd het masker of spatscherm wel te dragen tijdens het verplaatsen door de school, omdat het angstige leerlingen wel en gevoel van veiligheid te geven. Maar werd ik wel uitgenodigd om dit onderwerp, met name in de hogere klassen, wel te bespreken. Om ze daarbij zowel het dringende advies te geven het mondkapje te dragen op school en het dringende advies om zelf kritisch na te denken en op zoek te gaan naar waarheid. Deze adviezen spreken elkaar overduidelijk tegen. En dat kan, want zo is het immers ook in echte wereld.

In gesprek
Ik ben blij dat ik in gesprek gegaan ben. Ik denk dat het heel belangrijk is dat we allemaal open en eerlijke gesprek aangaan. Bijvoorbeeld over de coronamaatregelen. Er ligt na zes maanden alleen maar berichtgeving* over hoe erg het is en hoeveel doden er vielen dat er zo’n grote emotionele lading ligt op het onderwerp, dat veel mensen zich niet durven uit te spreken. Ik merk heel erg dat de meeste mensen met een publieke functie, zoals docenten en academici hun meningen hierover niet hardop durven uit te spreken, hoe weloverwogen die ook mogen zijn. Het is heel moeilijk om tegen groepsdenken in te gaan.

Dat is waarom ik nu niet langer stil kan blijven. Ondanks dat ook ik het heel eng vind om dit te publiceren.

Ik vind dat het hoog tijd is om angst en paniek in te ruilen voor redelijkheid. Dat we moeten vragen om kritische, objectieve en volledige berichtgeving. Ik denk dat we het stellen van vragen juist moeten aanmoedigen in plaats van belachelijk maken en samen op zoek moeten naar de antwoorden. De wetenschap is er om onze moeilijkste vragen te onderzoeken en moet vrij zijn. Wetenschappers zouden niet bang moeten hoeven zijn dat hun carrière of reputatie in gevaar komt als ze hardop twijfelen. Ik denk dat als er meer openheid is en meer gesprek, dat mensen ook minder verklaringen gaan zoeken in complotten.
Ik hoop dat solidariteit niet meer gebruikt zal worden om anderen te dwingen zich te conformeren. En dat meer mensen niet meer mee willen doen aan wat niet op waarheid is gebaseerd, niet omdat “de maatschappij enzo, weetjuh”, zoals sommige influencers zich er makkelijk vanaf maakten, maar omdat ze kritisch nadenken, vanuit redelijkheid in plaats van emotie.

Want “als iemand heel bang is voor spinnen, dan kan je kletsen wat je wilt, je kunt alle statistieken erbij halen, dat er niemand is overleden aan dat spinnetje, maar angst is angst.” sprak emeritus hoogleraar Pierre Capel.

En daarom moeten we met elkaar praten. Niet om elkaar te overtuigen van ons gelijk. Niet om mensen die anders denken aan te vallen. Maar om samen te zoeken naar waarheid. Als samenleving. Uit solidariteit.

*na het zien van dit artikel, waarin een RIVM-arts en een arts die de brandbrief tegen de coronamaatregelen ondertekende met elkaar in gesprek gaan, realiseerde ik me dat ik het gesprek tussen voorstanders en critici al een half jaar niet teruggezien heb in de reguliere media. Dat het op het journaal een half jaar lang gegaan is over hoe verschrikkelijk corona wel niet is, zonder dat er kritische vragen gesteld of beantwoord werden.

Een paar van de publicaties waarop ik mijn mening heb gebaseerd:

Oriental adventures

Afbeeldingsresultaat voor mercuryThis is the planet Mercury. Just like the Roman god Mercury, it is associated with travel. Just when we were about to travel to some other side of the earth, Mercury went in retrogade. I don’t really know what retrogade means, but it is supposed that traveling will be tough. And tough it was, but fortunately, we’re tough guys as well.

Who was going were?
I went together with my friend Simon to Okinawa, a tropical island south of Japan, where karate was invented as such in the early twentieth century. A so-called gasshuku was held, a training camp and meeting place for karatekas all over the world. (the term gishiki, which means ceremony, was also used, because the organization was aiming to have goju-ryu karate registered as world heritage by UNESCO, but because there’s no category for martial arts as such, they had to find a way around).

I hadn’t been looking forward too much to the journey, because I had never been away from my family for more than one night, and didn’t have the innate drive to do so even more. But Margo had been exceptionally enthusiastic when Simon had asked me. My initial fear, of course, was that she wanted me away for a while. But then again, she travels quite often alone, enjoys it a lot, and wished for me to enjoy that too. I’d grow from it, she’d say. I suppose I did, after all.

Aviation matters

Right. Remember Mercury? Just when we had boarded the airplane, a major disruption in Schiphol’s fuel distribution system occurred. This error was so bad, it even reached international news. We had a nice conversation with the pilot and learned a few things about aviation. The pilot told us, we might just be lucky, because our plane was tanked up halfway already. Now imagine a tank wagon. It’s a big thing, right? But it takes two of these units to get one intercontinental plane going. That’s quite a lot of kerosine about to get just burned. I felt terrible guilt creeping up.
(We suggested to stop in, for example, Hamburg for the rest of the fuel. But that was not an option, because a plane with the contents of one full tank wagon cannot yet land, because it’s way too heavy. So we’d end up somewhere near Kazachstan, and the pilot was pretty sure that wouldn’t be a great place to be for a refuel (especially with this retrogade thing going on). Rerouting the plane was also taken in consideration (for some reason refueling in Iraq seemed a comfortable idea to our captain), but for every flight, every crossed country has to give a permit. And changing course over some ten other countries requires a lot of phone calls – and time.)
But then suddenly and unexpectedly, our plane (nobody said a word about it only being half full with passengers, out of fear they’d give it to a more efficiently stuffed plane) got the rest of it’s fuel and off we were.

I find such flights always weird. Of course crossing time zones is no small intervention. But also that it is usually advisable to sleep, while there’s a little screen in front of you with so many movies, series and music of interest. It was too loud for me to sleep, so I went all feminist and watched Captain Marvel and Colette.

A little Osaka

We landed on a huge airport in Osaka, beyond schedule. A friendly smiling Japanese stewardess was holding a sheet with our names on it. Heels clicking, she escorted us hastily trough all the checks and made sure we were on the bus to another airport. We saw a lot of Osaka and were very happy that we wouldn’t be going there. It’s huge.

On the flight to Okinawa, we finally got some sleep – albeit just a powernap. There was wifi in the plane, and I was trying to figure out how to rent a bike in Naha. Our first address was on the north of the island.

Trying to talk, explain and travel
We arrived at the airport around 5 pm and we had no clue about distances and dimensions and weren’t very keen on walking to the nearest location that *might* rent us bicycles. So at the tourist information we obtained a very useful bus map and some travel advise. The lady was helpful, but seemed a little unsure, because local bus navigation obviously wasn’t her daily practice. She pointed us the route, but wanted to say “however…”, when I asked what was wrong, she just said: “never mind, you’ll get there” (without voicing “…eventually”). The “however” was later explained by the friendly bus driver, who didn’t speak any English. With hands, feet and mutual patience, he explained that we would arrive just too late for our transfer, the last ride of the day. We got on board anyway. We had been looking forward to this ride, so we’d see much of the island, but this close to the equator, it gets dark quickly.
We drove from Naha to Nago. We wanted to get out at the transfer stop, but the driver gestured us to remain on the bus. And at the bus terminal he addressed a taxi driver on our behalf. So nice!

Explaining were we had to go was another challenge. The taxi driver spoke as little English as the bus driver did, and we had to go to a remote village. With hindsight we know we had to get to a hamlet called Arume, in the Higashi Village district. But we were pointing to one place on google maps, while saying that we had to go to some other place.

Simon had the description printed, but it apparently it was difficult for the driver to read our Western script. Luckily I had brought a powerbank for the phones, so we could look up the offline Airbnb advertisement. Eventually we found a route description, everyone was terribly relieved and we also found out that “Lampo hotel” is pronounced something like “dumbo hotel”.

Hotel challenges

At the hotel more challenges were awaiting us. We had hoped to find an English speaking  receptionist, who could familiarize us a bit with the possibilities of our location. But alas, apparently, we had booked a self-service hotel (without personnel), and had no clue how to enter our room – or room was ours in the first place. We discovered that wifi was present (we only could access internet via wifi), but only within the rooms. Fortunately there was a phone number and I made an extremely costly phone call to the owner, (apparently living some place far away, since every local was puzzled by it) who had lots of screaming children around him and an accent. But eventually we got the room number and the code to the key!

IMG-20190727-WA0011

The road goes ever on

Endless walking

Tummies rumbling, we went sleeping. The next morning we woke up, free of any jetlag – just damn hungry. So we had to hunt for food, before we could enjoy the nice view on Arume Bay. According to google maps, there should be some sort of café nearby. We stumbled upon some sort of glamping for Chinese tourists, that would only open in December. However, there was a caretaker around. He was very friendly and trying to be helpful. He showed us a container filled with rental bicycles, but unfortunately wasn’t allowed to rent out any. He couldn’t provide any food either, but he was friendly enough to drive us to the nearest café. (We had long since wanted to ride in the Japanese car; most of them look really strange to us: they look like as if you have squeezed a picture horizontally without retaining the right proportions.)

At the café, there were some men, who were interested in our journey, who spoke some English. When we explained that we had no actual means of transportation, they responded with: “Oh… My… God…!”, which could only be interpreted as that we were quite screwed.
We continued walking to the actual Higashi Village and were amazed by the beautiful coastline and we enjoyed the warm water of the ocean.

In Higashi, we had been to a local grocery store. I find it hard to describe it, it was just adorable. The exterior made of rotting wood and corrugated sheets (many of Okinawa’s buildings are in a state of bad repair, probably due to the humidity), the inside crammed and quite traditional, except for a constantly talking fridge. And the shopkeeper lady was really helpful, providing us with detergent in a sandwich bag and such, free of charge.

With our hunger satisfied and the security of a rucksack full of groceries, we could finally assess our whereabouts. The climate on Okinawa is tropical: it’s hot and extremely humid. Most westerners can’t do much in this climate, save for complaining, but I do really well in these conditions. I actually thoroughly enjoy them and was usually not too happy to enter places with airconditioning.
The ocean water is warm, so no need to acclimatize, and being wet doesn’t bother you at all. When it rains, it doesn’t get cold. Neither when it gets dark. There’s no cold and I did not miss it for one second.

View from our hotel: Arume Bay

On our way back from Higashi, we tried to cross through the jungle. (Un)fortunately I had been reading about the many lethal animals, such as the habu viper, and we dared not to continue when the trail became overgrown. I have to admit, we were also a little scared of the black and yellow bird eating spiders that had webs all over the trail… After that, we also went a while through a mangrove forest, but were soon repelled by the smell and all the jumping crabs and lobsters.

Afbeeldingsresultaat voor Nephila maculata

Giant wood spider

On our second day, we wanted to visit Ōgimi, village of longevity, where the people turn 120. It was some 15 kilometers from our apartment and we had to walk all of it in the burning sun. The cold beer we bought at the end of the road was the best I ever had.

Somewhere between Arume and Ogimi

We tried to find Ōgimi via offline google maps, but because the whole district was called Ōgimi Village, we turned away just before entering the real Ōgimi, because we were searching for it…
We came, however, upon some ogimi-fruit farms, and picked our share. The taste of ogimi-fruit lies between lemon and lime, and for our sake, we assumed that eating fresh ogimi-fruit, at some point in ones life is the secret of living up to 120.

Afbeeldingsresultaat voor ogimi fruit

Ogimi fruits

Back in Arume, we discovered that there were actual shops and wondered why the glamping caretaker wasn’t aware of them. Also, we walked into one of the guys from te café the other day. He invited us to a local festival. There was tug of war and sumo wrestling. When there came a sudden downpour of rain and all the villagers and us cuddled together under the festival tents and I felt welcome – a slight and temporal sense of belonging.

Shot of the Arume festival

Avoiding chance

The next day, we had to leave again. Both of us had slept badly. Because of the strong wind, we had to sleep with the balcony door closed and we missed te sound of the ocean, I guess. We were tired and cranky. I was even so tired from getting up early, that I had forgotten my rucksack in the room after closing it and depositing the keycard… Luckily I was able to pick the card from the letterbox again, but stress levels were rising.
We would be going by bus. There was a bus stop in front of the hotel, but it was no longer in use. We had to walk three kilometers to a bus stop in the middle of nowhere and just had to trust a bus would be coming. And it came! First it had to turn; probably in front of the hotel, as we had expected, but we hadn’t wanted to take any chances.

Middle of nowhere bus stop

The Japanese didn’t seem familiar with the concept of hitchhiking…

On Okinawa, you pay pretty much everything in cash, including the bus. When you enter, you draw a ticket with the number of your bus stop. In the front of the bus is a screen, where all the bus stop numbers are displayed, along with the current fee.
We had quite enough yens for our journey, but then we saw the sign that the change-maker wouldn’t accept any other bills than 1000 yen. We had very few of those. This bus driver wasn’t all too friendly and we because we had already decided not to take any chances, we got off early in Nago, while we were still sure we could pay the fee.

So there would be a lot more walking. This time through a city, while carrying backpacks.
First we decided to go to the Nago Castle Park. To our surprise it wasn’t much of a castle. It was more of a high hill were some remains of primitive walls and ditches had been found, raised by ancient settlers. The only building present, were crude reconstructions and marked ceremonial locations and had housed the priestess and some attendants. So basically, we had walked into an ancient sanctuary.

Long stairs of Nago Castle Park, with typical stone lanterns.

We had some discussion about the direction in which the buses would drive (all the information on bus stops is in Japanese characters and the camera translate feature on our phones was total wack), and in order to avoid any chance, we decided to walk to the bus station. It was a long walk. The bus we got in, took us right along the bus stop where we had started walking – so Simon had been right.

Sesoko Island

Our destination was the tropical Sesoko Island. It was connected to the main island by a big bridge. (I’m not sure how the small village on the island justifies the building of this bridge, but then again, for what we’ve seen, the Japanese are great in engineering all sorts of bridges and overways.)
Our stay was so nice, and not in the last place because of the heartily welcome we received by Yuko, the hostess of our b&b-location. She was enthusiastic about pretty much everything we said and her enthusiasm was contagious to the other guests, so we had some nice conversations, sometimes using translation machines or apps. Ha, and on every occasion we were requested to demonstrate our karate skills.
Yuko was even kind enough to give us a ride to a restaurant on the main island – and again when I discovered I had forgotten my wallet there.

The island was great for barefoot running (only early in the morning, because the asphalt would get hot soon), swimming with colorful fishes and overal relaxation. Our early days had offered of a lot of adventure, now we could finally relax.
There were two main beaches. One under the bridge with a nice pier to dive from and an official beach with a parking place and coast guards. The latter was sort of strange, because there was a delimited strip of water. We first thought the buoys around it would carry nets to keep the invisible killer jellyfish out, but those nets were up. Within the perimeters a few hundred bathers were crammed – just like in our own awful Zandvoort at a busy day. The weird thing to us was that everyone decided to just be restricted to the floating line, dodging arms and feet, while just beyond the line, the tropical beaches of everyone’s dreams were beckoning. I suppose it’s a great metaphor for leaving one’s comfortzone.

Sesoko Island coast

Leaving comfort

And we had to leave our comfort zone as well. We reluctantly had to exchange Sesoko Island for the big city, because the start of the gasshuku was drawing near. Neither of us is a city-person. We prefer the tranquility and clearness of nature over the fuss and stink of cities. But after all, we went to Okinawa for the city-based event in the first place.
(By this time, Mercury was doing fine again, by the way, so we didn’t have any difficulties reaching Naha, haha.)

We did have some trouble coming to terms with our accommodation, though. For one week, we had hired a room in Urasoe, a suburb of Naha. As heartily we were received by Yuko, so practical were received by our host. It was obvious he was only in it for the money. And the place reeked. As a matter of fact, it had a terrible atmosphere in it. I wouldn’t be surprised if it had been a murder scene not too long ago. The first other guest we saw, was a western girl, who was so upset, she completely ignored us and stormed out of the building with all her luggage. We thought it understandable. Among other shortages, there were white stains on the bedding and the bathroom was really nasty. Our windows had bars and we felt imprisoned in our you-get-what-you-paid-for room. But changing location wouldn’t be without difficulties, so we stayed, and in the end the building sort of grew on us, and we ended up being sort of content.

The shitty building we stayed in. We dubbed it ‘prison’, as it had bars for the windows. We’re not sure why, because hardly anyone closes their house, anyway.

The gasshuku

It really surprised us that karate wasn’t really a big thing in Okinawa. Generally, people had heard of it, sure, but they didn’t have much more knowledge about it than what they knew from the Karate Kid movies. Even so, in Naha, there was a grand budokan; a building dedicated to the martial arts. There was one great hall and a few smaller dojo’s.

On the first day, all the karatekas were gathered in the budokan. I believe there were some 1400 of us. The picture below shows mokuso, a short meditation at the start of every training. To me, it is an important ritual, because it helps me focus on the training at hand, and makes me leave everything I do not need outside the dojo.

Afbeelding kan het volgende bevatten: basketbalveld en menigte

Mokuso. The middle of the front three people is Higaonna.

Over the course of several days, there were trainings, offered by senseis (teachers) from all over the world. It was interesting (and sometimes a little confusing) to see very different interpretations and accents by people all over the world. We were sorted in smaller groups, based on grade, so we could have a little more personal attention. It felt special to be training with people all over the world, who all can perform the same kata’s (series of movements) that I’ve been training so long to be familiar with.

Dojo

The “grandmaster” of goju-ryu karate is the 80-years old Moria Higaonna. He was one of the reasons I decided to justify my intercontinental flight. Even though the man is strong as an ox, his health doesn’t permit him anymore to travel abroad.
One evening, I went along to his personal dojo. It is situated in a garage box below his apartment, but nonetheless, it is a very special place. In some sense, it is a bit of a site of pilgrimage.
There was no official training at the time. I trained al little on my own and also together with three other Dutchies. Being in that dojo did something to me. Even though I had been training the better part of the day, I felt extremely focused and empowered to continue hard training.
As I sat down there to meditate a little, portraits of old masters behind me, I realized I had very often been practicing karate to please others. Mostly my teachers, who would judge me when I would do a grading exam. But also I would try to impress other karatekas (or hide my incompetence as well as possible). And when alone, I still wanted to please the tradition or some invisible masters, hoping they would not turn in their graves at what they saw me doing. But then I realized that I am going my own way of the open hand (literal meaning of “karate-do”), and that the approval of others is just irrelevant. It does not mean I’ll just do whatever I like and disregard any advise, but it means I am going my road for myself. Not only in karate, but in life itself. It is about just being myself as a goal on itself, instead of living up to the expectations of others or comparing myself to others. That’s a burden I’ve started shaking of, to be more free to be me.

20190802_210727

Within Higaonna’s dojo.

Pastime 

In the afternoons, we tended to loosely meet up at the Starbucks in the Kokusaidori, the main tourist shopping street. And from there we’d eat out together and have a drink. Usually at the Dojo Bar, a bar specialized in hosting performers of any kind of martial arts. The walls are painted white, and everyone is allowed to leave their mark, using waterproof markers.
The walking was far from done, because on many occasions we decided to walk back to our faraway room in Urasoe.

Food

Eating out in Okinawa turned out to be cheaper and far more easy than trying to cook for ourselves. Shopping groceries is kind of hard if you can’t read any of the labels, and most restaurants had pictures of the meals on the menus, so you can just point, say “hai”, “arigato” and bow.
But it turned out near impossible to eat vegetarian. I’m not strictly a vegetarian, but I tend only to buy meat if I’m thoroughly reassured that the animal has been treated well during it’s life and that the production process has been sustainable. But Okinawans tend to eat just everything, so a taxi driver told us. He didn’t know of any vegetarians on the island. I’ve wrote a but about the awful deadly creatures on Okinawa, but there are also cute black pigs. Okinawans love them too. On their plates, mind you. There’s pork in everything. Even in soup, tofu meals and sushi. Every time, I tried pointing at the meal  looking the most meat free, about less than half the times there was no hidden meat in it. When that happened, I just ate and was grateful to the late animal.

At one point, we went to a vegan restaurant. The prices were European, and so were the meals. We sat next to two German speaking girls. We had a nice conversation and eventually left when we had finished our dessert. However, both Simon and I had a feeling, we’d run into them again. And did we? Read on to find out!

Shinto shrine directly adjacent to the main bus terminal

Typical views of Naha

City attractions

Naha had been utterly devastated in the Second World War and was rebuilt without much regard for aesthetics. It was bombed by the Americans, who are till this day still permanently based on the island. There’s an American village, and the Americans had introduced typical American stuff, such as McDonald’s and all that, which for some reason is just too easy to ingest, and ruins age-old traditions for younger generations. We noticed that, even though everyone was always very polite, there was almost always some sort of relief noticeable, when we said we were from Holland, or”Oranda” (so not from the U.S.), and then their subtle abstention would turn into enthusiasm.

Anyway, after a while we started to be quite familiar with the city and its public transport. But at times we wanted to escape the grey of the concrete city.

View from Shuri Castle

Shuri Castle Walls

The first time, we visited Shuri Castle. It was a historic site, completely rebuilt after the war (the Japanese had made their headquarters in the basement of the castle, so the Americans had completely bombed the shit out of it). I didn’t thought it was kitsch and thought it is sad that in the Netherlands old buildings are never being rebuilt to former glory – for some reason it is even prohibited to do so.

Naha City Beach. (Unfortunately, that wasn’t my bike)

Another time, we went to the city beach. It is beautifully located at the base of cliff with a temple on it, and the waters are azure. There’s one minor issue with it, though: a huge highway bridge is built across it…
Still, it was nice being on sand instead of asphalt for a while. And we also visited the temple, and prayed like the Japanese do (with bowing a fixed number of times and clapping our hands twice). We even saw some women dressed like geisha’s. Those are apparently quite uncommon in Japan, as every tourist was gazing, pointing and taking pictures of them.

Naha Temple

There’s quite a lot of tourists on Okinawa, but most of them are from the mainland of Japan. Apparently there are Chinese as well. The difference between Japanese and Chinese in general is huge. I once entered a supermarket, and there were yelling people everywhere and many of the shelves had been plundered. At that point I realized how quiet the Japanese are and how much I appreciate that quality.

Saionara party

At the final day, there was a saionara (goodbye) party in a luxurious hotel suite. Ever since I’d become a dad and have a serious job, I’ve not been into partying that much anymore. But I really enjoyed the party with its “free” food and drinks. People from most countries were performing on stage (us Dutchies failed to think of an improvised entry). Some had prepared really well, some showed even signs of talent, but all of them performed enthusiastically.
Maybe you wouldn’t think so, as it is my job to constantly address groups of people, but I can be terribly shy. I was proud to overcome my shyness by approaching who I thought was the most beautiful girl present. A Bulgarian girl from Canada. We even had a very nice conversation. Just that, of course, for I’m a faithful husband. It sounds ironic that such a thing might actually have been one of the reasons that my wife had wanted me to travel without her: so I would do things I otherwise wouldn’t have, and consequently overcome some stuff and learn other stuff.
During the gasshuku, everyone was telling me I had a doppelganger, and at the party I finally got to meet him. It was an Australian, accompanied by some friendly friends. Because the party was being closed down at that time, they invited us to tag along to Rehab. A “secret” pub of sorts.

We went along, but at the first crosswalk, we ran into acquaintances: the German speaking girls from the vegan restaurant. We discussed the sheer odds of meeting again in such a big city, but as said, both Simon and I had had a hunch.

Because of the encounter, we lost track of the Australians and had to find Rehab on our own. All we found in the Kokusaidori were other karatekas, trying to find this secret pub. At some point, we finally found it. But we left quite soon. When we were searching fot the pub, especially the British had been busy drinking much. There were even some senseis among them, which I found somewhat difficult to behold. Of course I didn’t expect them to be saintly and all and not allowed to any worldly fun. But I prefer to see them, bearing some composure. The people in the pub were too loud for me to appreciate without further drinking. I considered doing so, but dismissed the idea, because I wouldn’t want to spend our final full Okinawan day all groggy.

Kudaka Island

The sacred island

When I’m traveling, the places that interest me most are sacred sites. In European cities, those are usually cathedrals. In the countryside, there are sometimes dolmens, stone circles, standing stones, groves and springs to be found. Such places usually have a certain quality, an energy if you please, that can be described as “holy” or “sacred”, which separates them from other everyday “mundane” places. If you are just quiet, you should be able to experience this very quickly.
On Okinawa there are shrines everywhere. A few major ones, such as the one we had been to in Nago, many small altars within houses or public space and tombs. They are associated with the Shinto tradition. Shinto can be considered Japan’s primal religion. It deals with all kinds of kami: spirits of trees, rocks, ancestors or personified forces of nature. It is my impression that the people generally do not believe in such Shinto notions, but that they perform the rituals nonetheless. Because it is tradition.

Typical graveyard. This particular one included parking lot and picknick tables.

This final day, we planned to visit Kudaka Island, the sacred island. According to myth, the gods who created the Ryukyu Islands (including Okinawa) descended from heaven and first set foot on Kudaka.

We went by ferry. The fast ferry. It went fast, indeed. There were children aboard, who shouted with joy every time we went up and down the waves. For the first time, this vacation, we managed to rent a bicycle. The bicycles were cute: rusty and with soft tires, totally too small for Dutch long-shanks.

Bikes, finally!

Before I’ll try to describe my awe for the island, I’d like to mention some creatures also inhabiting the place. There were striped sea snakes, which are twenty time as venomous as the habu’s on land. Great. At least you could buy them dried or grind to broth powder in the shops. It was a relief they are supposed to be mainly active after nightfall.
Then there are the friendly neighborhood spiders. Huge, yellow and black. We had seen them before near Higashi, but on Kudaka, they were bigger and in abundant supply.
And the third critter that I found somewhat intimidating were the huge purple-blue lobster people. They’d point at us with their limbs and make scary sounds. Eventually, they turned out to be only hermit crabs. Those are actually everywhere on the island, and actually quite cute, as they always try to hide in panic, resulting in randomly jumping rocks. But the ones we found near a hidden forest cave where just so big, we figured they might’ve been some kami’s physical form.

IMG-20190805-WA0060

Kudaka’s spiders – almost that big!

There were beautiful beaches everywhere. At first we stopped at every sign of a beach, but after a while, we just biked on. Unfortunately we missed the starsand beach; one where the sand is supposed to consist of minuscule starfish.
Cape Kaberu was definitely a very special place. It is the northernmost tip of the island, where according to myth the creation goddess Amimikyu had arrived first. It was a beautiful and rough beach, with this special quality I mentioned before to it. The place invited us to perform a little ceremony in our own way.

IMG-20190805-WA0054

I went dancing with the waves

Simon performing sanchin kata

We also came across a sacred grove. Until recently, only women were allowed to enter. Currently, entry is forbidden to al. We couldn’t find out why. But curiosity got the better of us, and we sneaked along the path. We came to a round clearing, with an amazing atmosphere. This was truly a special place, and I could understand why the local clergy wouldn’t want tourists to just trample around the place. So we respectfully didn’t enter the circle and returned to where we were allowed to be.

We had a great time exploring the isle. We found ancient springs, wells and a forest, wherein a god in the form of a horse is said to reside. Apart from all the living myths, legends and sacred sites, the overall atmosphere was friendly and relaxed. It was good being there.

Simon at a spring

Unfortunately we returned too late to the mainland to be able to visit Sefa-utaki, another sacred site, made of standing stones. We might have just been able arrive on time, If we hadn’t budget our feet to the cat eyes along the road, and I hadn’t asked for a band aid in the local ice saloon. It was not meant to be, I suppose. But maybe for the best. Kudaka was open and free, and Sefa-utaki might just have been hyped by tourism in the same way Stonehenge in England is, ruining the chance of an authentic experience.

Life is good on Kudaka Island

Final sunset

At the final day, we went shopping for souvenirs in Naha. We paid some actual attention to the shops in the Kokusaidori. I bought shiisaa: two lions characteristic for Okinawa. They are protective agents, having complementary dualistic qualities and symbolizing the “a” and “un” sounds, which would be a-un, equivalent to the Indian aum.

This may sound strange, but the whole of the journey over a small island amidst the ocean, we had never seen a sunset. We were either inside, stuck in the jungle, on the wrong side of the hill or within the big city.
Our plane left at sunset time. But then the plane turned in such a way we couldn’t see the sun, and was delayed subsequently, so that the no-Oikiawan-sunsets-for-Oskar-and-Simon-curse could strike again. But what the curse had forgotten to take in consideration, was that an airplane (when it eventually takes off) rises to great heights and thanks to Earth’s curvature, we were finally able to glance at the last shred of sun sinking into the ocean. That was a fine last glance to the land of the rising sun.

Just before I saw the sun set again

Afterword

It took me a lot of evenings to write all this. Well done if you got all the way to this point. I could’ve written a lot more, for example about my nightly adventures on a near deserted Korean airport, the conversations I had with Korea-based Welshmen or my sudden journey to France with my family the same day I arrived in Amsterdam. But a tale has to have an end at some point.

Traveling is most rewarding, because being among other cultures forces you to reflect on your values and habits, making you more aware of what you are doing, and the relativity of it all. Adventuring drags you from your comfortzone and forces one to be creative and aware of the possibilities at hand and your own devices.

I’ve learned a lot on the journey, met many new people and learned to appreciate much more. It was great to be with Simon, who as it turned out, was 20 years older than I am. But I consider him a good friend and I am happy to have shared this journey with him.

Japan has some great virtues. The tranquility of the people, the politeness, the appreciation of tradition, and so many more things. I could write another piece on that.

I’ve also learned that, while traveling is great, it is even better to do all the mentioned where you are right now. Learn from the people around you, regard everything that is just plain normal to you as if it were completely new and – above all – appreciate where you are together with the people you are with. And who you are. Life is some sort of travel after all.

Osu!

10 landen in 10 dagen

Toen ik een jaar of 3 was, ben ik twee keer mee geweest naar Italië. Mijn ouders memoreren graag dat ik tijdens de vliegreis bij jazzmuzikant Miles Davis op schoot gezeten heb, maar ook dat de Toscaanse vrouwen hun huizen uit kwamen, al “bambino! bambino!” roepend om dat Hollandse jongetje met blonde krullen te komen bewonderen.

Faelin, die inmiddels 5 is, heeft nog steeds van die blonde krullen. Misschien wilde ik meemaken dat ook mijn dochter zo bewonderd werd. (Door Italiaanse vrouwen weliswaar, want de adoratie van Chinese toeristen hadden we al in de pocket. Zij behandelden echter alles in Europa als een soort Disneyland-attractie wat je mag optillen om er foto’s van te maken.)
Maar misschien hoorde ik ook wel gewoon oprecht de roep van Italië, het land waar ik, zo ik laatst van mijn vader hoorde, op een financiële haar na, zou zijn opgegroeid.

Hoe dan ook, Margo was twee weken werken in Engeland. Ik had natuurlijk mee gekund, en als ik een wat attenter persoon was geweest, had ik misschien beseft dat onze trouwdag viel in die periode, waarin bovendien het Keltisch liefdes- (of eigenlijk: vruchtbaarheids)feest beltane gevierd werd. Maar ik ben een man. Ik verwachtte vroeg of laat Engels weer, realiseerde me dat Margo bijna alleen maar aan het werk zou zijn en ken onderhand wel iedere steen, boom en geheime plek in en rond Glastonbury.
Kortom, ik gaf gehoor aan de roep van Italië en ging mijn eigen reis maken – samen met de kindjes.

Voorbereiding
Voorafgaand aan deze reis hadden we een “nieuwe” tweede auto aangeschaft. Een Renault Clio uit 2001.
Verder had ik mijn principes over nooit meer kamperen opzij gezet en een tent ingepakt, met een kookstelletje en een enorme gasfles, die ik toevallig had staan.
Daarnaast had ik ANWB Europa dekking aangevraagd, alleen had ik niet goed opgelet of het nu goed verwerkt was. Ik dacht het toch niet nodig te hebben.
Verdere voorbereiding: nihil.

1. Duitsland: geen getwijfel; ik hou ook van de Eifel
Ik had vaak gehoord over de Eifel. Ik had eigenlijk geen idee wat het was, dus ik wilde erheen, want het lag op de route naar het zuiden. We sloegen ons tentje op bij het Waldferienpark Eifelblick, een camping uit de ANWB-gids met Nederlandse eigenaren. Zeker de helft van de mensen daar was dan ook Nederlander. Maar eigenlijk wel prettig, een beetje alsof je eerst je teen erin dipt voordat je je in het Buitenland onderdompelt. De eigenaresse was ook zo gastvrij, dat het voelde als een warm bad.

Dat bad was er fysiek ook: Heel de Eifel kon de kinderen gestolen worden, want er was een ‘Hallenbad’; wat heb je nog meer nodig?

Maar ik wilde dingen zien, dus ik heb ze over de Dolomieten-route gebeuld. Het werd me door verschillende mensen ontraden:  acht kilometer over rotsen, door vulkanen (heel lang geleden was het een vulkanisch gebied, wat ook Vulkaneifel heet) en langs grotten. Maar het was ook mijn vakantie! Galahad heb ik tweederde van de weg getild. Faelin deed het super, maar werd ook een keer moe. Wel gaf ik pas toe op een plek dat ik zeker wist dat er veel menen toekeken hoe ik zogenaamd al die kilometers twee kinderen de rots op zeulde. Ik moest nog wennen aan mijn sandalen en halverwege heb ik ze moeten inwisselen voor blote voeten. Onderweg moesten we van alles spelen; over dwergen, de hobbit, tovenaars, aardmannen, prinsessen en ridders.
Maar prachtige route. Bossen, rotsen, glooiende velden, een grot en vergezichten. Start bij de toeristeninfo in Gerolstein.

IMG_2702

De kindjes aanschouwen een oude krater

Het kramperen viel me eerlijk gezegd mee. Toegegeven, ik werd meer dan tien keer per nacht wakker door de harde ondergrond en een koude neus, maar om een of andere reden voelde ik me ’s ochtends vroeg prima uitgerust.

Ook hebben we nog een bedevaartsoord bezocht, dat leek me wel gepast tijdens Pasen. In Klausen (wat kennelijk dus niet het Duitse woord is voor ‘klote’) stond een kerk gewijd aan Maria. Veel zieke mensen die daar gebeden hebben, zouden daardoor zijn genezen en hadden de krukken die ze niet langer nodig hadden aan de kerk gedoneerd.

We bleven twee nachtjes op de camping. Misschien had ik langer in Duitsland moeten blijven. De kindjes hadden het fijn op de camping en wilden zó graag naar het dinosauruspark in de buurt. Maar nee, papa wilde door. En toen begonnen de problemen.

2. Oostenrijk: handen, voeten en een beetje Duits
Bij een tankstation in Zuid-Duitsland had ik even geparkeerd voor een plaspauze. Daarna wilde de auto niet meer van het stuurslot. Direct werd ik geconfronteerd met mijn nalatigheid in het controleren van de verwerking van mijn ANWB-aanvraag. Zonder Europa dekking mag je het zelf rooien.
Mijn telefonische contact met de Duitse wegenwacht, de ADAC, maakte me erg panisch voor de Duitse taal. Ik moest een slecht Engels sprekende Duitse telefonist onder andere duidelijk maken wat er met mijn auto loos was, en nog moeilijker: waar ik was. Uiteindelijk ben ik het pompstation en heb de vrouw van de kassa mijn inmiddels bijna lege telefoon in de hand gedrukt om het uit te leggen.
Uiteindelijk succes! Er kwam een kerel in een grote sleepwagen met een grote viking-tattoo. Hij morrelde wat aan de sleutel en kwam toen aanzetten met een grote hamer. Een klap voor 50 euro met zijn Mjölnir op het slot en de auto startte weer. Ik mocht alleen de sleutel er niet meer uithalen en moest naar een garage wanneer het kon. Ik vond het allang best.

In de schemer zagen we de contouren van de bergen, maar de bergen die ik de kindjes beloofd had, bleven voor ons verborgen in het donker. We klopten aan bij de jeugdherberg in Feldkirch (de panoramacamping die ik had gereserveerd liet ik maar even schieten) en er was nog nèt plek in het kleinste kamertje! Wat een geluk!

IMG_2717.JPG

Jeugdherberg in Feldkirch

Het was een bijzonder gebouw. Het wordt voor het eerst genoemd in een tekst uit de 13e eeuw, waarin staat dat het gebouw toen al heel oud was. Het heeft onder andere gediend als lepra-kolonie en als ziekenhuis; veel ingrediënten voor een spookhuis.

De volgende ochtend was het Tweede Paasdag. Een ideale dag voor een auto die nu helemaal niet meer wilde starten… Ik heb het verder maar even gelaten voor wat het was. Omdat de kindjes zo moe waren, zijn we enkel maar wat gaan rondzwerven rond het hostel. We hebben uren gespeeld in een spoortunnel en bij een fontein in iemands tuin. En we zijn actief gefascineerd geweest door de rigide intelligentie van een elektrische grasmaaier (ja kinderen, dat is nou een robot!)

IMG_2725

Uren zoet met een fonteintje…

Gelukkig bestaat er geen Derde Paasdag en kon ik de volgende dag de boel bij de ANWB administratief in orde maken. In afwachting van de verwerking zijn we twee uurtjes naar het historische centrum van de stad gegaan. Daar gaf ik een euro aan iemand die er om vroeg in de hoop op wat goed karma.
Daarna is een man van de ÖMTC (Oostenrijkse wegenwacht) gekomen om met een (dit keer door de verzekering gedekte) klap met een inbussleutel de auto te laten starten. Op naar de garage. Inmiddels was ik wat gewend en iets zelfverzekerder geworden in mijn Duits en gooide er niet langer willekeurige buitenlandse (en vooral Franse) woorden tussen.

Het vervangen van het slot te zou een week duren, en eigenlijk had ik daar ook op gehoopt. Want dat betekende vervangend vervoer en repatriëring van Zilvertje; de nieuwe auto waarvoor mijn liefde inmiddels wel bekoeld was.

Maar nu het volgende probleem: het vervangend vervoer zou naar ons gebracht worden, maar moest helemaal uit Hamburg komen en zou de volgende ochtend pas arriveren op een door mij opgegeven adres. Dus ik moest gauw op zoek naar een adres.
Vol goede moed liep ik met wat basale spullen en de kindjes naar het dichtstbijzijnde hotel. Dat was vol. Het volgende was geen hotel. Het andere was ook vol. Inmiddels werden de kindjes erg moe en Galahad viel zelfs in slaap. Het volgende hotel was al jaren geleden failliet gegaan. Op Google maps zag ik nog één hotel. Chique, maar dichtbij. Dichtbij op de kaart dan, want het lag hoog op de heuvel. De eigenaar zag ons aansjokken; een vader met een slapende peuter in zijn armen en een uitgeputte kleuter achter zich aan. Ook zijn hotel zat vol. Maar hij belde een paar mensen en bracht ons vervolgens zelf naar een ander hotel. Wat een held! Dit vond ik een inspirerende daad van mededogen, en zo iemand wil ik ook zijn in zulke situaties.

Ons nieuwe adres, Waldrast, was schitterend. Hoog op de heuvel met een onbelemmerd uitzicht over de uitgestrekte vallei en de hoge bergen er achter. Dit maakte een heleboel stress goed. Als ik geld als water had gehad, was ik zeker nog een nachtje gebleven om het woud waar het hotel naar genoemd was te ontdekken.

De volgende ochtend kregen we onze auto: een zo goed als nieuwe Volkswagen Golf. Het was een heerlijke auto. Toen ik mij beklaagde over het gegeven dat ik altijd oude auto’s had met alle gedoe van dien, vertelde de man die hem kwam brengen een verhaal dat mij enerzijds geruststelde, maar anderzijds ongerust maakte: ook nieuwe dure auto’s kunnen stuk gaan. Hij had namelijk ooit een peperdure BMW gekocht, waarvan tijdens de eerste lange rit, toevallig ook naar Italië, de katalysator spontaan ontplofte. Kortom, auto’s geven nooit garanties.
Desondanks ervoer ik het rijden in de veel ruimere Golf als een waar genoegen. Rondrijden met een Duits kenteken was ook een aparte ervaring; het gaf me een veilig gevoel. Alsof ik een masker droeg. Dat als ik fouten in het verkeer zou maken, het niet mij persoonlijk aangerekend zou worden, maar ‘die Duitser’.

3. Lichtenstein: suits & tourists
Eén van de plekken die ik zeker wilde zien was het microstaatje Lichtenstein. Misschien om het van ‘het lijstje’ af te strepen. Echt de moeite waard vond ik het niet. Natuurlijk is het mooi, maar niet anders dan het omringende Alpengebied.
De ‘hoofdstad’ Vaduz was dan ook niet veel meer dan één winkelstraat met musea voor moderne kunst, een supermarkt, een aantal bankkantoren en wat omringende huizen. Op één na liggen de overige dorpen van het landje aan dezelfde doorlopende weg. Ik weet niet of ik oorspronkelijke Vaduzianen gezien heb, want de enige twee typen mensen die ik zag waren andere toeristen en mensen in pak, die bij de bankgebouwen rondhingen.

20190424_140515

Een modern kunstwerk en een sluipende kastanjeboom in Vaduz

Ik vond het een aparte gewaarwording om de Rijn te zien en te bedenken dat als ik er in zou gaan dobberen, ik uiteindelijk thuis uit zou komen.

4. Zwitserland: bergen, meren en meer bergen
Na heel het gedonder met de kapotte auto had ik eigenlijk besloten dat ik wel klaar was met het uitputtende fenomeen ‘vakantie’. Via Airbnb boekte ik een kamer in een villa in het Franstalige gedeelte van Zwitserland. Je moet weten dat ondanks de geringe afmetingen, Zwitserland behoorlijk verdeeld is en de inwoners elkaar niet kunnen verstaan. Er is naast een Frans en een Duits gedeelte ook een Italiaans gedeelte en dan is er nog een groepje of generatie die nauwelijks meer dan Reto-Romaans spreekt.

Bij Airbnb heb je volgens mij grofweg twee soorten hosts; het type dat een extra zakcentje aan je verdient en het type dat het oprecht leuk vindt dat je er bent. Onze hosts waren duidelijk van het tweede type. En als ik had geweten dat ze ons hadden aangeboden om mee te eten, had ik niet de duurste pizza in het minst gezellige hotel ooit besteld. Rond etenstijd regende het pijpenstelen, en van de buitenkant leek hotel Le Soleil heel wat…
Bij onze logeeradres kregen de kindjes een tuin met trampoline, een speelkelder en heel veel speelgoed tot hun beschikking. Die wilden wederom natuurlijk niet meer weg..
Zelf vond ik het er overigens ook zo prettig dat ik besloot toch nog wat meer uit de vakantie te slepen.

Voordat we de volgende dag vertrokken, had onze gastvrouwe ons nog meegenomen naar een fijne plek met speeltuin aan het mooie meer de Bielersee.
Na een hoop piraten en prinses gespeeld te hebben, gingen we hoog door de bergen naar de tunnel van St. Bernhard. Daar introduceerden zich de volgende problemen: a. je moet betalen om van de weg gebruik te maken en b. ineens was er geen saldo op mijn bankrekening. Ik nam de kosten voor mobiele data buiten de EU voor lief om voor de ingang van de tunnel te gaan staan internetbankieren, waarna we door konden. Door naar het land van mijn dromen.

5. Italië:
Waardoor het kwam weet ik niet zo goed – of het nu de dure tolwegen waren of de norse pompbediende die geen arrivederci wilde zeggen of iets heel anders, maar ik voelde me niet op mijn gemak in het land waar ik al zo lang naar toe wilde. Het gevoel van thuiskomen bleef zelfs uit bij het zien van de gele en oranje gebouwen in de zon, de mooie kleuren en de vele mensen die actief samen waren met elkaar op straat (in tegenstelling tot de geïndividualiseerde Nederlanders die maar wat op zichzelf in hun eigen huis zitten). Nee, het was alles heel mooi, maar ik had heimwee en miste mijn vrouw.

We gingen naar camping Baciccia in Ceriale. Dat ligt in de streek Ligurië, wat bestaat uit vrij hoge bergen die in zee uitlopen. Ik kwam er achter dat het in Italië vakantie was, en de camping stond hutje mutje vol met Italiaanse campers. Al gauw hadden de kindjes vriendjes gemaakt; wie heeft er nu taal nodig als je ook gewoon scheetgeluiden kunt maken en dan achter elkaar aan gaat rennen?

De streek staat tevens bekend als de Italiaanse bloemenkust. Dat klinkt heel romantisch, maar het komt er op neer dat er overal kassen met potbloemen zijn. Verder liep er een spoorlijn knal langs de kustlijn. Het zal vast een prachtige treinrit zijn, maar voor het strand deed het weinig goed.
Verder landinwaarts vond ik het mooier: kleine oude dorpjes en veel minder drukte.

We bleven er drie nachtjes en al gauw realiseerde ik me hoe weinig ik wist van de Italiaanse etiquette. Ik vond het al vervelend genoeg dat ik geen woord van die mooie taal spreek, maar ik realiseerde me ook dat ik meer dan in al die andere landen waar ik geweest was me geaccepteerd wilde voelen. Vandaar mijn aanvankelijke onbehagen. Ik kwam er achter dat uit eten gaan problematisch zou worden. Allereerst omdat je pas echt dineert om een uur of negen – wanneer mijn kinderen echt al slapen. En dat je geacht wordt netjes en verzorgd te verschijnen. Ook dat vond ik moeilijk te realiseren vanuit mijn kleine tentje.
Al gauw besloot ik het onderdompelen in de cultuur uit te stellen tot een volgende keer, als de kindjes groter waren, ik niet alleen met ze zou zijn en bovendien wat ruimere voorzieningen zou hebben.
Gelukkig had het restaurant op de camping een prima kok en werd er ook eten op toeristentijden geserveerd.

20190427_192325

Geen etiquette, wel genieten! In Italië mag je NOOIT je spaghetti snijden.

In de Italiaanse cultuur is (behalve ontbijt) eten echt heel belangrijk. Je dient uitgebreid te lunchen om een uur of twee (rond die tijd niemand lastigvallen), rond een uur of 6 een flinke appetizer (formaat pizza) en dan vanaf een uur of negen dineren met een aantal gangen, waarbij de flinke antipasta slechts een voorgerecht is.
Kinderbedtijd bestaat niet. Tot een uur of elf hoor je ze nog gillen (anderen zitten te knikkebollen). Als je ze ernaar vraagt, vinden ze dat Hollandse kinderen nou eenmaal meer slaap nodig hebben dan Italiaanse.
Wel heb ik complimenten gekregen voor het goede gedrag van mijn kinderen. Daarop ben ik als vader natuurlijk trots. Het is goed voor kinderen als ze niet zomaar alles maar mogen.

De Italiaanse kust is echt een enorm toeristisch gebeuren. Ik heb 100 kilometer langs de kustlijn gereden en op werkelijk ieder stukje asfalt dat niet direct gebruikt werd om te rijden, stond een auto geparkeerd! Het duizelde me om in te schatten hoeveel auto’s er moesten zijn in dit land… En al helemaal als ik bedacht wat een tolgelden er geïncasseerd zouden worden!

Die tolwegen zijn echt geen feest voor een reiziger. Ze zijn praktisch niet te vermijden en best pittig geprijsd. Als je pech hebt, sta je bovendien lang in de rij om te betalen. Cash of card. Cash heb ik zelden bij me, dus de eerste keer dat ik een tolpoortje door moest, jaste ik m’n pinpas erin. Maar ik kreeg Italiaanse foutmelding op Italiaanse foutmelding terwijl er een steeds langere rij achter me aan het ontstaan was. In pure paniek stopte ik mijn creditcard er maar in. Die accepteerde het apparaat zonder ook maar om de pincode die ik niet kende te vragen. Een opluchting!

Voor de kindjes was Italië wel echt het hoogtepunt van de reis. Niet omdat het het verst was, of omdat het zo exotisch was. Nee, dat was omdat ik ze had verteld dat de lekkerste ijsjes in Italië zijn. In Laigueglia (een vriendelijke Italiaan op de camping was me deze badplaats aan het aanraden, maar bedacht zich halverwege dat een plaats met zo’n naam gewoonweg te moeilijk zou zijn voor me om te vinden), kregen ze dan eindelijk hun dolce. En wat kozen ze? Smurfenijs.

20190427_153647

Smurfenijs in Laigueglia

Helaas heeft niemand alles uit zijn of haar handen laten vallen om met de handen in de lucht “Bambino! Bambino!” te roepen; wellicht was dat ook wel te verwachten in een gebied waar veel Nederlanders komen in de zomer. Maar toch hoorde ik af en toe dames elkaar aanstoten en zachtjes: “Bellissimo!” tegen elkaar zegen.

6. Monaco: wat er misgaat met de mens
Vanuit Italië rijd je Monaco binnen van bovenaf. Je moet je dan talloze kleine kronkelstraatjes manoeuvreren en goed oppassen dat je geen muurtjes, toeristen of Ferrari’s raakt.
Dat deed ik, maar ineens maakten de smalle straatjes plaats voor een groot vlak asfalt, omgeven met tribunes. Op de grond startvlakken en boven de weg een stoplicht. Naast me kwam een Lamborghini staan met brullende motor. Mijn eerste panische gedachte was dat ik niet goed opgelet had en een racecircuit op gesukkeld was. Nou ben ik best avontuurlijk, competitief en heb ik in mijn leven wat uurtjes Need for Speed gespeeld, maar om nou in een VW Golf met twee kleintjes achterin het op te gaan nemen tegen sportwagens terwijl de wereld toekijkt… Nee…
Gelukkig besefte ik al gauw dat de tribunes leeg waren en dat er ook bestelbusjes het circuit op kwamen rijden. Blijkbaar maakt het circuit van Monaco deel uit van de reguliere infrastructuur.

Maar ondanks de fysieke schoonheid van de gebouwen en de fonteinen vond ik Monaco lelijk. Het liet namelijk exact zien wat er fout gaat met de mensheid: een handjevol mensen heeft zoveel geld dat ze praktisch alle problemen in de wereld op zouden kunnen lossen als ze dat zouden willen. Maar liever kopen ze er auto’s voor die meer kosten dan al het vastgoed in mijn straat bij elkaar.

signal-2019-04-27-195308

Een tribune voor de GP, plezierjachten en stoeltjes aan de rand van het zwembad midden in de stad. Een paar willekeurige dingen in Monaco.

7. Frankrijk: nur fränzosisch
Om naar en van Monaco te komen was ik al door Frankrijk gereden, maar ik wilde er ook overnachten. Nadat we uit Italië vertrokken waren en ons hadden vergaapt aan de schoonheid van de Alpen aan de andere zijde van de St. Gotthard tunnel, gingen we naar het uiterste oosten van Frankrijk, de Grand Est. We sliepen in Kingersheim, een buitenstadje van het grotere Mulhouse. Beide plaatsnamen spreek ik uit in brullend Duits, en als ik niet beter wist, hadden alle plaatsnamen behoorlijk Germaanse namen, waarbij Baldersheim de kroon spande.
Maar Duits als het klonk, aan deze kant van de Rijn sprak men geen woord Duits. Of Engels. Het is per slot van rekening Frankrijk.

We sliepen in een appartementje dat er aan de voorkant deprimerend stom uitzag, maar aan de achterkant een onverwachts aardig uitzicht bood over het oude centrum en de hoge heuvels in de verte.

De streek waar we de volgende dag doorheen reden was (op de tolpoortjes na) heel erg lieflijk, met glooiende heuvels vol druivenstokken en hier en daar in de verte een hoge heuvel met een sprookjeskasteel erop.

8. Luxemburg: Wouden en kastelen
Het derde kleine (groot)hertogdom dat we bezochten en nog een klein staatje waar de inwoners allemaal verschillende talen spreken.
We bezochten het kasteel van Vianden. Er waren weer veel Nederlanders om ons heen. Ze waren allemaal best vrolijk. Waarom? De parkeerautomaat was kapot, want je kreeg én je ticket én je geld terug. Ik moet bekennen dat ook in mijn Hollandse brein een beetje dopamine vrij kwam door het gratis parkeren!

Het kasteel lag hoog op de heuvel en overzag het stadje (met oude stadsmuren en wachttorens), de rivier en de bossen. Het kasteel zelf was behoorlijk gerenoveerd. Faelin was meteen een prinses en Galahad was niet weg te slaan bij de ridders (althans, de harnassen). Ineens zag ik een bekend gezicht en ontdekte dat Willem van Oranje ook ooit graaf was geweest van Vianden. Guillaume le Taciturne noemen ze hem daar. Ik vroeg me af of hij ook zo blij geweest zou zijn met gratis parkeren, ook al bestond ‘Nederland’ toentertijd nog lang niet.

20190429_133446

Kasteel Vianden

9. België: wo sind die Ardennen?
Een van de mooiste plaatsen op aarde vind ik de Ardennen met hun groene naaldbomen, beekjes en bossen vol feeën waar je serieus in kunt verdwalen. Daar wilde ik nog heel graag doorheen rijden, er picknicken en wie weet er nog een nachtje verblijven.
Maar de route terug naar Nederland leidde precies om het door mij zo geliefde woud heen. In plaats daarvan kwam ik in het Duitstalige stukje België terecht. Ardennen waren het niet, maar lieflijk was het wel. Glooiende groene heuvels met velden vol paardebloemen, stroompjes en kleine bosjes. the woods, the fields, the rivers… Het enige wat er nog ontbrak waren hobbits.
Of ik België voor de kleintjes mee mag tellen, weet ik niet zeker, want ze sliepen van grens tot grens.

10. Friesland
Tien landen klinkt spectaculairder dan negen. En de nieuwe Volkswagen reed zo fijn, daar wilde ik nog wat plezier van beleven, dus hebben we één nachtje thuis geslapen en zijn toen nog doorgereden naar het noorden van Friesland, waar mijn moeder woont. Daar bleven we twee nachtjes. Tot Margo weer in het land was en de auto terug moest. Tegen het inleveren van de fijne auto zag ik op, maar naar het weerzien van onze geliefde moeder de vrouw, keken we enorm uit.

Tot slot
Ik heb best een boel verteld en nog veel meer meegemaakt. Ik ben in elk geval heel trots op hoe goed de kleintjes het gedaan hebben op reis. We hebben ze niet opgevoed tot I-pad kinderen en ze kunnen altijd overal spelen. Urenlang in de auto zitten vonden ze geen probleem. Sterker nog, als ik onderweg stopte om een willekeurige mooie waterval te gaan bekijken na vier uur rijden, begonnen ze zich ernstig te verzetten omdat ze in de auto wilde blijven.
Uitgerust ben ik niet, maar het was heel toffe reis!

Omdat het koordje van mijn cameratas de geest gaf, heb ik niet zo veel foto’s kunnen maken. Maar hier nog een paar van de mooiste foto’s:

IMG_2688

Kasteel Kasselburg in de Eifel

20190421_132336

Oude priorijtuin in Klausen

IMG_2738

Walensee, Zwitserland

IMG_2760

Eerder genoemde waterval in Zwitserland

IMG_2764

Bergen in Zwitserland

20190427_155334

Laigueglia

Reis

De route

Gods troon en de grondwet

Eigenlijk wilde ik niet zoveel aandacht besteden aan het anti-queer pamflet; de Nashville-verklaring. Het was voor mij geen nieuws dat er in de VS erg fanatieke christenen wonen en dat we ons land delen met fundamentalisten en dat zij ook officieel in de Tweede Kamer vertegenwoordigd zijn.
Enerzijds is het moeilijk te begrijpen dat mensen van wie je intelligentie mag verwachten, zoals Kees van der Staaij en andere academisch geschoolde predikanten, in staat zijn tot zulke denkbeelden. Maar anderzijds, is er al lang geleden vastgesteld in een onderzoek dat ik in een afstudeerscriptie gebruikt heb dat zelfs de meest rationele en intelligente professoren in staat zijn om hun leven lang te blijven vasthouden aan een sprookjesgeloof, zoals het letterlijk geloven van het scheppingsverhaal. Of het idee dat er een God bestaat die zich ondanks zijn almacht en alwetendheid behoorlijk op zit te winden over homoseksuele praktijken.

En ja, de verklaring is ongrondwettelijk en gaat in tegen de rechten van de mens, maar ik liet het aan anderen om zich hier druk over te maken. Ik heb enkel een keer Jan Beuvings wijze les over schapen geciteerd om net als zij elkaar niet te veroordelen, maar ook elkaars gemekker af en toe te doorstaan.

 

Maar gisteren hoorde ik een interview met psycholoog en gedragswetenschapper Martin Appelo*, en hij merkte twee dingen op die ik zo interessant vond dat ik besloot alsnog dit te schrijven

God onttroond
Appelo noemde een religiepsychologisch onderzoek, waaruit gebleken is dat er in elk geval drie soorten van geloven zijn die van invloed zijn op het menselijk welzijn:

  1. Het geloof in een goddelijkheid die onvoorwaardelijk van je houdt. Dit type geloof heeft de meest positieve invloed op de menselijke psyche. Deze mensen ervaren sterker een gevoel van deel uitmaken van iets groters, een zinvol bestaan en steun.
  2. Atheïsme: mensen die überhaupt niet in iets goddelijks geloven ervaren de bovengenoemde voordelen aanzienlijk minder.
  3. Het geloof in een goddelijkheid die voorwaarden stelt. Dit is de groep die bijvoorbeeld iedere keer weer SGP stemt. Bij deze groep mensen is het welzijn relatief het laagst. De god waar zij in geloven is hen constant aan het beoordelen. Hij is op zich wel bereid om ze te accepteren, mits ze voldoen aan een strikte lijst met eisen. Voldoe je niet, dan staat branden tot in de eeuwigheid op je te wachten.

Appelo merkt op dat mensen zoals de leden van “de bende van Nashville”, God onttronen, door hem tot een soort menselijk scheidsrechterswezen te maken, dat anderen beoordeelt en in hokjes stopt, volgens regels die zij pretenderen te weten.
Hij vindt dat wat deze mensen doen een polariserende praktijk is, die de geestelijke gezondheid van velen schaadt.

Oog om oog, tand om tand
Appelo benoemt nog een punt dat ik erg belangrijk vindt. Namelijk, wat doe je hier tegen?
De primaire reactie is om deze zaak te vuur en te zwaard te bestrijden. Maar Appelo waarschuwt er terecht voor om niet in dezelfde valkuil te trappen als de bende van Nashville. Zij redeneren namelijk volgens het principe ‘je mag er wel bij horen, maar dan moet je wel eerst veranderen’. En waar we als samenleving voor moeten waken is dat we niet doorschieten in ‘je mag alleen in Nederland wonen als je pro-homo bent’.
Dit punt vond ik belangrijk omdat deze beweging volgens mij wel gaande is, zeker in de sferen van social justice (anti-racisme en pro-gelijkheid), zie ik nogal vaak uitspraken gedaan worden die indruisen tegen mensenrechten en de rechtsstaat.

Daarom ben ik blij dat de rechter toetst voor ons of Van der Staaijs ondertekening tegen de wet indruist.
Het is goed dat we een grondwet hebben. Maar het is belangrijk om te beseffen dat deze ten alle tijden voor iedereen geldt, en niet alleen voor mensen met een welgevallige mening.

God en grondwet
Kortom, als we wat meer onvoorwaardelijk elkaar willen accepteren, zoals de grondwet wil dat we doen, dan zullen onze goden daar wellicht wel in mee gaan.

49721772_10216030609031747_5389804547659005952_n

* In het Radio 1 programma Nieuws en Co van 10-01-2019 om 18:11

Sapiens

Vaak staat er op de cover van boeken “dit boek was echt cool, groetjes van bekend persoon x”. Op het boek dat ik nu aan het lezen ben zijn die review-fragmentjes van Obama en Bill Gates; niet zomaar de eerste en de beste slimme bekende personen.

Afbeeldingsresultaat voor sapiens

Het boek waar ik het over wil hebben is Sapiens van Youval Harari uit 2011. Ik heb hem voor het eerst gezien in een fascinerende aflevering van Tegenlicht, Mensen, goden en technologie, waarin hij aan de hand van zijn kennis van het verleden geloofwaardige voorspellingen doet voor de nabije toekomst. Daarna kwam ik hem en zijn ideeën over verleden, heden en toekomst steeds vaker tegen op plaatsen waar ik interessante informatie verwachtte. Naast Sapiens heb ik meteen ook Homo Deus, a brief history of the future en 21 lessons for the 21st century gekocht. Harari is iemand die volgens mij het grote plaatje weet te overzien.

De ondertitel van het boek is a brief history of humankind. In het boek brengt Harari op briljante wijze het leeuwendeel van de beschikbare wetenschappelijke informatie over de geschiedenis van de (dier)soort homo sapiens bijeen. Ik heb Sapiens nog niet uit, maar het heeft al mijn mensbeeld zo’n slinger gegeven dat ik er nu al het een en en ander uit wil delen.

Mens of dier?
Al eeuwen lang – althans, in elk geval sinds Darwin – vragen mensen zich af wat nou exact het verschil is tussen mensen en dieren. Biologisch gezien is homo sapiens natuurlijk verwant aan apen, als lid van de hominidae (mensapen) familie.
Maar toch voelt iedereen wel aan dat er een groot verschil is. Maar wat precies? Heel veel aannames zijn al gesneuveld, dankzij ontdekkingen van gedragsbiologen. Zo kunnen sommige dieren in bepaalde situaties empathisch handelen, grappen maken, plannen, gereedschap maken en gebruiken, logisch redeneren, taal spreken, oorlog voeren, hobbies hebben en meer dingen doen waarvan je zou denken dat ze uniek voor de mens waren.

Volgens Harari is de eigenschap die homo sapiens uniek maakt het vermogen om te geloven in dingen die niet in de zintuiglijke werkelijkheid bestaan. Je kunt daarbij denken aan goden en geesten, maar ook aan zaken zoals het vaderland, de wet of multinationals. En dit vermogen stelt onze soort in staat tot dingen die geen enkele andere soort kan: flexibel samenwerken met heel veel andere individuen. Door gezamenlijke mythen kan je veel meer soortgenoten zonder al te veel problemen laten samen leven en werken.

Dit vermogen heeft de mens niet altijd gehad. Vanaf een jaar of 70.000 geleden is er structureel is veranderd (geëvolueerd?) in het brein van homo sapiens. De cognitieve revolutie noemt Harari dat. Vanaf dat moment is homo sapiens zich werkelijk gaan onderscheiden en de wereld gaan veroveren.

Andere menssoorten

Afbeeldingsresultaat voor human evolution homo erectus

Dankzij plaatjes zoals deze, had ik altijd de voorstelling dat homo sapiens een aantal evolutionaire stadia vooraf gingen, zoals de homo erectus. Maar dit blijkt helemaal niet te kloppen. Verschillende menssoorten hebben millennia lang naast elkaar bestaan.

Maar toen homo sapiens de cognitieve revolutie door ging maken, gingen dingen veranderen. Homo sapiens begon zich namelijk in relatief rap tempo over de hele wereld te verspreiden, terwijl alle andere menssoorten (en veel andere diersoorten) relatief rap begonnen uit te sterven.

Het is het meest waarschijnlijk dat de homo sapiens de andere menssoorten direct of indirect heeft gedood, ondanks hun vermogen om vuur en gereedschap te maken, talig te zijn en (beperkt) samen te werken. Van vermenging is is nauwelijks sprake; ons DNA is voor meer dan 95% hetzelfde als dat van de vroege sapiens en minder dan 5% van bijvoorbeeld neanderthaler-DNA is terug te vinden in sapiens-DNA.
Hoewel neanderthalers sterkere lichamen hadden en grotere hersenen, hadden ze niet het vermogen om in zulke grote groepen samen te werken als de homo sapiens. En daarbij, homo sapiens staat en stond niet bekend om tolerantie….

Homo sapiens en de natuur
In 2018 bracht het Wereldnatuurfonds het Living Planet Report uit, waarin duidelijk werd gemaakt dat sinds 1970 maar liefst 60% van alle vogel-, vis-, reptiel-, amfibie- en zoogdiersoorten zijn uitgestorven door menselijke activiteiten. Dat is onvoorstelbaar veel in onvoorstelbaar weinig tijd.

Afbeeldingsresultaat voor giant lemure

Een reuzenlemuur uit Madagaskar

Maar het is niet zo dat de mens vóór 1970 veel zuiniger met natuur omging; we waren vroeger alleen iets minder snel met alles slopen. Het meestal is niet zo dat de mens doelbewust andere soorten uitroeit, maar soorten verdwijnen wel bijna altijd door toedoen van de mens. Denk aan de dodo,  die aan het einde van de 17e eeuw uitstierf door ontbossing en introductie van uitheemse diersoorten dankzij Hollandse zeelui. Of Madagaskar; dat was altijd een geïsoleerde plek geweest, waar allerlei bijzondere beesten leefden zoals de reuzenlemuren en olifantvogels. Maar rond het jaar 500 stierven ze ineens uit; precies het moment waarop mensen naar het eiland kwamen.
Of wat dacht je van de megafauna van Australië? Onder andere diprotrodon; een wombat van 3 ton. Die verdween samen met veel andere grote diersoorten op het moment dat de mens overstak naar het Australische continent.

Gerelateerde afbeelding

Diprotrodon

Hetzelfde lot wachtte de grote dieren van Noord- en Zuid Amerika. En eigenlijk op bijna elk eiland ter wereld gaat het uitsterven van de grote dieren samen met de aankomst van de mens.
Waar zijn de mammoeten eigenlijk gebleven..?

 

Gerelateerde afbeelding

Mammoetjagers

Biologisch succes
Maar niet met elk dier liep het slecht af. Biologisch gezien heb je als soort succes als je DNA veel verspreid is. En homo sapiens heeft een aantal vrienden gemaakt; gewassen, vee en huisdieren.
Op een bepaald moment in de geschiedenis is de mens langzaam aan overgegaan van jagen en verzamelen op landbouw. Men zegt wel eens dat de mens graan (en andere gewassen) heeft gecultiveerd, maar je zou het ook om kunnen draaien: graan heeft de mens gecultiveerd. Mensen hebben hun hele manier van leven aangepast om afhankelijk te worden van een of meerdere gewassen en hebben daarbij die gewassen over de planeet verspreid. Allerlei granen en groenten hebben biologisch gezien dus veel profijt gehad van de mens.

Vee heeft ook dankzij de mens biologisch succes, al hebben de dieren daar individueel niet zo heel veel aan. Individueel hebben de meeste kippen en koeien dankzij de mens een kort en ellendig leven.
Harari ziet niet alleen maar homo sapiens als lid van een maatschappij, maar ieder wezen dat daarbij betrokken is. Als voorbeeld noemt hij dat de samenleving van Nieuw-Zeeland bestaat uit 4 (inmiddels 5) miljoen mensen en 40 miljoen schapen. Een interessante manier van kijken, die me deed denken aan dit filmpje waarin een dierenrechtenactivist zich hardop afvraagt waarom de mens kan besluiten dat de ene soort wel opgegeten wordt en de andere niet (speciecism, noemt de activist dat, discriminatie op grond van soort). Ik ga er zelf op dit moment niet in mee, maar er valt iets voor te zeggen, zeker wanneer je beseft dat homo sapiens ook maar een diersoort is, die toevallig bijzondere vermogens gekregen heeft. Maar is dat toevallig?
De mens heeft altijd manieren gevonden om (dat) toeval weg te verklaren. Meestal door god of goden, die ons gecreëerd dan wel geïnspireerd zouden hebben en ons het recht gegeven zouden hebben om over de aarde te regeren.
En dat is dan weer precies datgene wat mensen uniek maakt: het (gezamenlijk) kunnen geloven in dingen die niet in de zintuiglijke werkelijkheid bestaan.

Tja, dat zijn wij
In dit stukje heb ik maar een klein deel van wat ik gelezen heb besproken, maar wel de dingen die mij het meest verrasten en aan het denken hebben gezet.

Namelijk dat de homo sapiens millennia lang heeft bestaan naast andere menssoorten. We zijn dus niet de mens. We zijn een mens. De anderen zijn er alleen niet meer…

En ook dat sapiens vanaf de cognitieve revolutie al een ecologische ramp werd. We zijn altijd geneigd te denken dat onze voorouders in volmaakte harmonie met de natuur leefden. Maar dat de natuur daar kennelijk anders over denkt…

Ik vond het ook bijzonder om van een objectief afstandje te kijken naar onze eigen soort. Daarnaast is het boek wetenschappelijk van aard; het neemt alleen tastbaar bewijs en feiten in overweging. Alle religieuze en spirituele ideeën over bijvoorbeeld bezieling en zin worden wel erkend, maar alleen als zijnde een door mensen verzonnen fictie.

Maar wat mij erg bezig houdt is bijvoorbeeld zijn vragen als:

  • Hoe zou het gelopen zijn als bijvoorbeeld de neanderthalers niet uitgestorven waren?
  • Als wij, homo sapiens, een ziel zijn/hebben, hoe zou dat zijn voor andere menssoorten?
  • Wat heeft ervoor gezorgd dat de hersenen van de homo sapiens ineens gereed waren voor de cognitieve revolutie?
  • Zijn we echt maar gewoon een diersoort en had net zo goed een andere dier- of menssoort onze vermogens kunnen ontwikkelen?
  • Blijft homo sapiens zich hetzelfde gedragen zoals het altijd gedaan heeft, wat onvermijdelijk tot een einde van de bewoonbare wereld zal leiden, of zijn we toch in staat om onze aard te overstijgen?

Per decreet

Toen Trump president van de Verenigde Staten werd, begon hij meteen heel hard te regeren. De president heeft daar de mogelijkheid om per decreet allerlei maatregelen door te drukken en Trump maakte daarvan gretig gebruik. Het democratisch gehalte van die gang van zaken is uiteraard twijfelachtig.

Gelukkig hebben we dat in Nederland niet. In Nederland hebben we Mark Rutte.

De dag van Prinsjesdag is een politiek hele intense dag. En het was een dag waarop een aantal dingen mij heel erg opvielen.

Al een tijd lang horen we veel over de afschaffing van de dividendbelasting. Een kostbare maatregel die maar een steenrijke enkeling ten goede komt – en een waar het overgrote deel van de inwoners van dit land faliekant op tegen is. Ook degenen die de details ervan kennen.*

Een gehaaide premier

Maar de afschaffing van de dividendbelasting komt er. Weet je wie dat zei? De koning. Mark Rutte heeft het staatshoofd deze woorden laten uitspreken. En dat terwijl normaal gesproken in de troonrede enkel aangekondigd wordt wat de regeringspartijen zich voorgenomen hebben om te gaan doen. Dit jaar geen voornemen, maar bijna een decreet. En wel voor het meest controversiële voorstel in jaren.

In een onderzoek (ik meen in opdracht van de NOS) over de best en slechtst presterende politicus scoorde Mark Rutte in beide categorieën het hoogst. En dat verbaast mij niets. Rutte is toch echt wel een heel goed politicus; hij is voor de derde maal op een rij leider van de grootste partij en premier geworden. En hij presteert het om werkelijk overal mee weg te komen. Hij weet heel makkelijk mensen te bespelen met zijn manier van doen. Op een bepaalde manier zou je hem charmant kunnen noemen, maar bovenal komt hij niet elitair over, zoals bijvoorbeeld een Asscher of Pechtold.
En Rutte is zich daar zelf ook in toenemende mate bewust van en maakt daar naar mijn idee ook steeds meer misbruik van. En dat maakt hem wat mij betreft de slechtst presterende politicus: ik heb niet het vertrouwen dat zijn optreden het landsbelang en het grotere geheel ten goede komt.

Afbeeldingsresultaat voor rutte dijkhoff

Lekker goedlachs de boel regeren

Een ambitieuze voorman

Iemand die al die eigenschappen wat mij betreft deelt is Klaas Dijkhoff, de best geklede man van 2017 volgens Esquire. Een wat koddige Brabander met een vriendelijke baard. Ik vind Dijkhoff een heel eng figuur en niet integer. En dan niet op de manier waarop een groot deel van de VVD-topmensen moeite hadden met het concept “eerlijk handelen” zonder dat er een integriteitscommissie aan te pas moest komen, maar met dat ik er, net als bij Rutte, niet op durf te vertrouwen dat hij het beste voor heeft met de wereld. Dijkhoff weet in veel gevallen wat veel mensen graag willen horen en dat is dan ook wat hij zegt. Maar op een nonchalante, niet-elitaire vrij grappige manier. Dijkhoff is momenteel de voorzitter van de VVD, maar ik vermoed dat hij hogere ambities heeft, omdat we hem heel vaak in de publiciteit zien optreden.

Eerder deze week zocht hij de publiciteit op door in een open brief aan te kondigen dat hij uit de katholieke kerk stapt. Het was een persoonlijke en emotionele brief, met een jeugd communie foto erbij. Maar wel geprint op VVD-briefpapier en gepubliceerd op de VVD-website. Wat is de agenda erachter? De aanleiding was in elk geval niet alle misstanden en al het misbruik in de kerk, maar kritiek (“hyperindividualist”) op hemzelf van kardinaal Eijk. Je zou denken dat iemand die zelf regelmatig agressief politiek bedrijft wel tegen een stootje zou moeten kunnen.

Ik moest denken aan februari 2017, toen Trump woedend reageerde toen de paus zijn christelijkheid openlijk bevroeg, naar aanleiding van zijn migratiebeleid. Kennelijk is het voor machtsbeluste mannen erg pijnlijk om geconfronteerd te worden met een soort van geweten in de persoon van geestelijken?

Waar Dijkhoff vandaag een hoop aandacht mee genereerde was zijn idee om misdaden in bepaalde wijken strenger te bestraffen dan op andere plekken. Door Kuzu werd het plan bestempeld als “postcoderacisme”, een uitspraak waar ook wat voor te zeggen valt. Jesse Klaver verdacht hem ervan de aandacht te willen afleiden van die dividendbelasting; een verdenking die ik deel. In elk geval ging het vandaag weer veel over Dijkhoff.

Ik kwam er achter dat deze maatregel in Denemarken daadwerkelijk al van kracht is, ondanks dat het ontegenzeggelijk in strijd is met het EVRM. Er hoeft maar één iemand naar de rechtbank te stappen om die wet af te laten schieten – alleen is dat daar nog niet gebeurd. Zo’n wet is, los van alle praktische bijwerkingen, ook niet conform de rechtstaat.

Het mag inmiddels duidelijk zijn dat ik geen hoge pet op heb van de VVD. Er is echter wel één a-typische VVD’er met een typische naam, die ik graag hoor spreken, en dat is oud-Kamerlid Arend Jan Boekestijn.** Hij poneerde vandaag in het Radio 1 programma Dit is de dag de stelling dat de rechtstaat niet in goede handen is bij de VVD en uitte een gedachte die ik al een tijd lang koesterde: dat allerlei groten uit het verleden, zoals Thorbecke, zich zouden omdraaien in hun graf bij het horen van alles wat de VVD van nu aan het uitspoken is.
Toen hem gevraagd werd of hij zijn lidmaatschap van de VVD nu op zou zeggen, zei hij van niet, zodat hij hier dicht op kan blijven zitten om kritisch te blijven op dit soort ontwikkelingen.

Per decreet

Waar ik in dit stuk naartoe wilde, is dat ik me zorgen maak over het welzijn van de Nederlandse rechtstaat. De VVD scoort steeds maar goed bij verkiezingen, en hun greep op coalitiepartijen blijkt telkens ijzersterk. De mantra dat zij goed voor de economie zouden zorgen en dat een goede economie het hoogste goed is, zit er bij het hele volk goed in.***

Maar de kopstukken van de VVD, die niet sneuvelen vanwege blatante leugens of overduidelijke belangenverstrengeling, voelen zich (en blijken) in toenemende mate onschendbaar. Er worden wetten tegen de mensenrechten geopperd en de premier is er niet van terug geschrokken om via de strot van de koning een wet die niemand wil door iedereens strot te duwen. Bijna per decreet.

 

Credits:

Spraakmakers 19-09-2018

Dit is de Dag 19-09-2018

*Wat ik erg interessant vond om op te merken: sinds kort ben ik wat gaan spelen met de handel in aandelen, stel je er overigens niet al te veel bij voor. Tegen alle adviezen in, ben ik all-in gegaan met investeren in de bouwsector. Maar na mijn aankoop is de waarde van die aandelen flink verminderd en nu houd ik ze vast tot ze weer wat in waarde stijgen, waardoor ik nu verder niet kan handelen. Toen ik hoorde over de dividendbelasting, begon er een klein stemmetje in mij te juichen: jeej, misschien winst!
Voor aandeelhouders kan zo’n maatregel veel geld opleveren. Maar juist het gegeven dat aandeelhouders zo’n dikke vinger in de pap hebben, is een probleem van deze wereld. Aandeelhouders worden zelden gedreven door iets anders dan persoonlijke korte termijn financiële winst.

**Voor sommige mensen komt wijsheid blijkbaar met de jaren. Ik hoorde altijd van oudere mensen dat ze veel respect hadden voor Dries van Agt. Ik kon dat nooit rijmen met zijn CDA-lidmaatschap. Zelf zei Van Agt dat hij pas echt voor zijn idealen kon gaan staan nadat hij uit de politiek was.
Ik hoorde hem eens in een interview allerlei wijze dingen zeggen, waarop de interviewer zei dat dat niet erg in de lijn van het CDA lag. Met een vies gezicht wuifde Van Agt die opmerking weg, zeggende: “Het CDA? Daar ben ik al jaren niet meer lid van!”

***Voordat ik me wat meer in economie ging verdiepen geloofde ik die mythe ook. Ik stemde alleen groen, omdat ik milieu nog belangrijker vond dan economie. Nu ben ik ervan overtuigd dat een Nederland zonder VVD (en CDA) zowel welvarender als groener geweest zou zijn.

Smart met phones

Al mijn hele leven heb ik mij het lot van de aarde aangetrokken. Maar sinds ik kinderen heb, maak ik mij soms echt grote zorgen om problemen die hen later kunnen gaan raken. Zoals de rampzalige gevolgen die de opwarming van aarde met zich mee kan brengen. Of dichter bij huis: dat zij net als het overgrote deel van de jongeren die ik dagelijks zie, in smartphone-junkies zullen veranderen.

In dit stukje wil ik je graag wat meer vertellen over hoe ons brein beïnvloed kan worden door smartphones, apps en social media. Over hoe scholieren omgaan met smartphones. En over hoe wij als mensen langzaam steeds meer onze autonomie verliezen. Maar ik wil vooral wat tips en handvatten bieden om de controle in de hand te houden over waar en wanneer jij je aandacht aan geeft.

“To live is the rarest thing in the world. Most people exist, that is all.”
-Oscar Wilde

Toen ik net een smartphone had, heb ik een stukje erover geschreven (wat mij betreft nog steeds actueel). Ik eindigde het met met deze overdenking:

We moeten als samenleving en misschien ook als mensheid een visie hebben op het gebruik van en smartphone: Wat wil je en wat wil je niet? (…) Hoe kunnen we zorgen dat smartphones de kwaliteit van ons leven verbeteren in plaats van ons tot slaaf te maken?

Nu ben ik heel erg blij dat twee hele grote aandeelhouders van Apple het bedrijf een open brief hebben geschreven. Ze vragen er in om beleid te maken met als doel om smartphone verslaving bij kinderen terug te dringen. De brief is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek, dat de gevaren van overmatig smartphone gebruik blootlegt.

En zeg eens eerlijk, hoeveel mensen ken je die hun telefoon niet overmatig gebruiken? De meeste volwassenen hebben trouwens nauwelijks in de gaten hoe vaak en hoe lang ze hun telefoon erbij pakken. Denk je eens in dat dit het voorbeeld is geweest voor de kinderen van nu .

Telefoons op school
Ik werk zelf op dit moment op drie middelbare scholen. Als ik in de pauzes moet surveilleren, dan speel ik vaak met mezelf het spelletje: vind het kind zonder telefoon in de hand. Ik vind er gemiddeld 4. De eerste 5 minuutjes eten ze hun brood en daarna komt de telefoon tevoorschijn.

Het verschilt wel een beetje per groepje hoe ze er mee omgaan. De jonge jongens spelen meestal spelletjes en laten hun achievements aan klasgenootjes zien. Meisjes proberen honderden filters uit bij met maken van foto’s van elkaar, die ze elkaar meteen laten zien. En wat overal gebeurt, is dat ze filmpjes kijken en aan elkaar laten zien. Tussendoor wordt er veel tijd gespendeerd aan berichtjes aan elkaar via snapchat en insta(gram). Dit is wat je in de gemiddelde schoolkantine zult tegenkomen, dit is hoe ik middelbare scholieren met elkaar om zie gaan nu.

Scholen gebruiken zelf ook apps, bijvoorbeeld It’s Learning, Magister en SOM. Om opdrachten in te leveren,  of om cijfers te bekijken. Intern is hier vrij veel principiële kritiek op: leerlingen leren niet meer zelf plannen en zijn alleen nog maar bezig met cijfers. Maar het wordt eigenlijk door iedereen (ook door mijzelf) gebruikt. De voornaamste reden is, als ik voor mijzelf spreek, gemakzucht.

De andere kant is natuurlijk dat smartphones ze heel veel creatieve mogelijkheden bieden. Zo heeft een van mijn mentorleerlingen een vlogkanaal wat door RTL is opgepakt in een reportage over beginnen in de brugklas. En zo zijn er meerdere apps die een creatieve uitlaatklep of medium kunnen zijn.

Wel blijf ik het persoonlijk jammer vinden dat iets wat voor mij en mijn generatie zo vanzelfsprekend lijkt als een gewoon face-to-face gesprek voeren, plaats aan het maken is voor een interactie waar een apparaat tussen gaat komen.

Mijn stiefdochter gaat dit schooljaar voor het eerst naar de middelbare school. Zij gaat naar de vrije school, waar telefoons niet toegestaan zijn – ook niet in de pauzes. Dit beleid wordt actief uitgevoerd en de leerlingen hebben directe interactie met elkaar. Daarom zal de keuze voor een middelbare school voor onze kinderen berusten op het telefoonbeleid dat er gevoerd wordt.

Mediawijsheid en mindfulness
Op één van mijn scholen behandel ik het onderwerp mediawijsheid. Volgens mij is dit een ijzersterk punt in ons programma waar de leerlingen ook altijd erg positief op reageren. ‘Mediawijsheid’ is in de regel een beetje een suf onderwerp, over hoe je Word moet gebruiken en dat je niet digitaal moet pesten enzo, maar wij nemen het woord letterlijk: media en wijsheid. We maken een combinatie tussen mindfulness (aandachtig leven) en mediawijsheid: wat doen (social) media met jouw aandacht voor je leven?

Eén van de dingen die we doen is de kinderen een challenge geven. We dagen ze uit om zelf te experimenteren met onder andere het vergroten van aandacht voor hun leven. Ze bedenken zelf een challenge en beoordelen deze ook zelf. Sommigen nemen een week lang echt de tijd om bewust hun eten goed te proeven, anderen gaan kijken wat het met ze doet als ze de dag met yoga beginnen. Maar de meesten kiezen ervoor (meestal zo rond de toetsweek) om hun telefoon niet of alleen op vaste momenten te gebruiken.
Wat ze eigenlijk zonder uitzondering ervaren, is dat ze zonder telefoon beter slapen, beter kunnen concentreren, tot diepere gesprekken komen met hun familie en zich in het algemeen beter voelen. (Al lopen degenen die de challenge onder schooltijd volhouden wel aan tegen het gegeven dat ze in de pauzes weinig aanspraak hebben, omdat de anderen zitten te telefoon-turen.)

Wat ook opvalt is dat ze ondanks hun positieve ervaringen binnen no-time weer teruggevallen zijn in hun oude gewoontes.

De grote verslaving van deze tijd – grote bedrijven, kom er maar in!
Smartphones zijn niet weg te denken uit deze tijd. En ook niet kwaadaardig op zichzelf. Dat is mijn punt niet.
Wat ik belangrijk vind, is dat we als mensheid bewuste keuzes gaan maken. Eigenlijk sowieso met alles, maar in dit geval met het gebruik van smartphones.

En dat wordt ons niet makkelijk gemaakt. Want die telefoons hebben de meesten van ons dag en nacht bij ons. En op die telefoons zitten allerlei handige en leuke apps. Maar die apps zijn ontwikkeld door bedrijven met een enorme kennis van de werking van ons brein. Waar zulke bedrijven winst mee maken, is onze aandacht: hoe meer aandacht je pakt en hoe langer je het vasthoudt, des te meer value heeft jouw app. Veel hiervan is uitgewerkt in het boek Hooked, how to build habit-forming products, lange tijd de bijbel van Silicon Valley.

We krijgen dopamine van likes, van scrollen op social media, van beloningen in spelletjes. Dat geeft ons een fijn gevoel, dus we willen continu daar naar terug. Smartphones geven ons afleiding van ongemak, ze geven ons een gevoel van prestige en ze kunnen onze onbedwingbare nieuwsgierigheid bevredigen. In een wip.

Daarom worden smartphones ook wel met enige regelmaat gelijk gesteld aan one-armed bandits; de klassieke gokkasten. In het onderstaande filmpje stelt Simon Sinek het geven van een smartphone aan kinderen zelfs gelijk aan het geven van de sleutel tot het drankkastje.

Dit geldt voor alle mensen, maar kinderen hebben dan ook nog eens te dealen met het voorbeeld van ouders die continu naar hun telefoon grijpen.

Spijt in Silicon Valley
Tijdens de opkomst van social media zijn er achter de schermen wat kleine uitvindingen gedaan, die grote impact hebben gehad. Zoals de like-knop, het meer berichten laden bij naar beneden scrollen, de snapstreak, het rode bolletje met een getalletje als notificatie van ongelezen berichten… Allemaal kleine dingetjes, die direct aanhaken op primitieve mechanismen in onze hersenen en daardoor verslaving in de hand werken.

Een aantal van deze bedenkers heeft nu spijt van de uitvindingen die ze gedaan hebben. Omdat ze inzien wat deze massa-verslaving aan heeft gericht op grote schaal. Op individueel zijn de gevolgen vrij duidelijk. Maar ook op groter niveau zijn er zorgelijke ontwikkelingen, bijvoorbeeld, wie de algoritmes van social media een beetje doorheeft, kan het democratische proces beïnvloeden.

Veel van deze bedenkers weten als geen ander hoe smartphones hun dagelijks leven en hersenen beïnvloeden en nemen hier zelf ook maatregelen voor. Zoals wifi en telefoons ’s avonds uit, zo min mogelijk apps op hun telefoons, push-notificaties uit en hun kinderen gaan naar smartphone-vrije scholen.

Een aantal van deze maatregelen heb ik ook opgenomen in mijn stukje over brainmanagement, over hoe je je hersenen zo efficiënt mogelijk kunt behandelen.

Maar dit klinkt als een Groot Probleem, wat moet ik hier dan mee?
Hoewel het onbewuste smartphone-gebruik wereldwijd niet zonder gevolgen is, kun je makkelijk beginnen bij je eigen leven. Dit zijn mijn tips:

  • Bewaak je autonomie: Jij maakt zelf je keuzes en je laat je niet leiden door cues van je apps. Natuurlijk is het prima om filmpjes te kijken, te berichten en likes te checken of een spelletje te doen. Maar wel alleen als dat jouw eigen keuze is om dat op dat moment te doen!
    Er bestaan ook apps die je kunt gebruiken om je eigen smartphone gebruik inzichtelijk te krijgen, zoals Moment.
  • Weet hoe het werkt: Het is handig om te weten hoe apps, algoritmes en het menselijk brein een beetje werken.
  • Zet push-notificaties uit: Zo heb je zelf in de hand wanneer je je berichtjes checkt.
  • Leg je telefoon uit het zicht als je aan het werk of onder mensen bent: Alleen al het zien van een telefoon haalt je IQ naar beneden met 10 punten.
  • Geef het goede voorbeeld: Als je kinderen hebt, geef ze je onverdeelde aandacht! En laat ze dan gezonde gewoontes zien. Of als je in gezelschap bent, geef gewoon aan dat het niet echt van goed fatsoen getuigt als mensen op hun telefoon gaan zitten staren. (Wel op een leuke manier, dikke kans dat h et geen bewuste keuze van ze was om hun telefoon erbij te pakken…)
  • Kies ’s avonds een tijdstip waarop je schermen uitzet: Uit diverse onderzoeken is gebleken dat de kwaliteit van slaap verbetert als je idealiter twee uur voor het slapen gaat niet meer naar beeldschermen kijkt.
  • Mijmer af en toe: Sinds smartphones is ieder (tussen)moment gevuld. Het is echt heerlijk om soms even gewoon in stilte voor je uit te staren en je gedachten de vrije loop te laten.

tl;dr

Het doel van mijn stukje is niet om maar te zeuren over smartphones en te zeggen dat vroeger alles beter was. Maar ik vind het van levensbelang dat wij onze eigen keuzes blijven maken. Apps op smartphones maken handig gebruik van de werking van onze hersenen om ons verslaafd te maken, dit is inmiddels ook toegegeven door de uitvinders van een aantal belangrijke hiervan, die spijt hebben gekregen van hun uitvindingen.
We kunnen (en moeten?) onze autonomie en vrijheid behouden door te snappen hoe het werkt. Door gezonde gewoontes aan te leren kunnen we zelf kiezen waaraan en wanneer we aandacht geven.
Hoe haal je alles uit het leven? Door aandacht voor je leven te hebben!

 

Leestip en bronnen:

Boek: Leg dat #@!ding nou ‘ns weg!door verslavingsexpert Marnix Pauwels.

BBC: Pavement lights guide ‘smartphone zombies’
The Economist: Do social media threaten democray?
The Guardian: Apple investors call for action over iPhone ‘addiction’ among children
The Guardian: ‘Our minds can be hijacked’: the tech insiders who fear a smartphone dystopia
The Guardian: I was Mark Zuckerberg’s mentor. Today I would tell him: your users are in peril
NOS: Facebook krijgt weer kritiek uit eigen kring, ‘bedrijf verscheurt maatschappij
The Telegraph: Just looking at your smartphone makes you less intelligent, study finds
Vanity Fair: “Oh my God, what have I done”: some early Facebook employees regret the monster they created.

Sinterklaasfeest

Twee jaar achter elkaar haalden mijn vader en ik de voorpagina van het Leidsch Dagblad met een foto waarop ik op mijn vaders schouder Sinterklaas een handje gaf.
Deze week stond ik weer op de voorpagina van een lokale krant: deze keer zat mijn dochtertje op mijn schouders en gaf zij de sint een handje.
Graag wil ik iets vertellen over hoe ik het sinterklaasfeest dit jaar ervaren heb. Omdat het mij erg aan het hart gaat.

De intocht was voor mij bijna perfect. Mama was werken, dus we waren met z’n drietjes. We liepen het dorp door naar de Rijn, Galahad blij met een pietenmuts op z’n hoofd. We waren aan de late kant en werden onderweg ingehaald door de koets, waarmee Sinterklaas ongetwijfeld van de haven naar het dorpsplein gereden zou worden.
We kwamen veel bekenden tegen onderweg. Er stond al een wagen met dansende zwarte pieten en Faelin vertelde trots aan hen dat ze een klein sinterklaaspoppetje had, en kreeg dan wat pepernoten.

We kwamen eigenlijk precies op het goede moment aan. De hele dag was het regenachtig en donker geweest, maar op het moment van de intocht brak de zon door. De boot kwam juist aanvaren. De zon had een gouden kleur en gaf het water een hele mooie zilveren glans. We posteerden ons vlakbij de aanmeerplaats. Faelin riep de sint en hij kwam naar ons toe. Hij gaf Faelin een handje en bekeek het poppetje wat zij hem vol trots liet zien. Wel was ze zichtbaar even bezorgd dat de echte sinterklaas haar poppetje mee zou nemen.

Voor mij was de ervaring perfect en we zijn toen weer naar huis gegaan.

sinterklaas

Maar er was ook een nieuw gevoel bij gekomen; het gevoel van ongemak. De associatie tussen zwarte piet en racisme is gewoon niet meer weg te denken. Zelfs hier achtervolgde het gevoel me, in Renkum, ver van de randstad, waar ik nog een anti-piet sticker of wat dan ook gezien heb. Ook in de menigte stonden veel glunderende donkere mensen. Maar juist het gegeven dat hun huidskleur me dit jaar opviel, maakte dat ik niet kon ontkennen dat er iets veranderd is in Nederland.

In de vorige jaren heb ik een aantal stukjes geschreven over Sinterklaas en zwarte piet. Ik heb altijd zwarte piet verdedigd. Ik ben wel steeds milder en begripvoller geworden naar de kritiek erop en beter er naar gaan luisteren.
Ik heb ook gezien hoe heel veel mensen om mij heen van mening veranderd zijn over zwarte piet, aanvankelijk tot mijn verbijstering, maar inmiddels begrijp ik het mechanisme.

Ik zelf heb best wel een neiging tot conservatisme. Ik houd ervan als oude dingen hetzelfde blijven. Romantisch reactionair of links conservatief zou mijn politieke indeling zijn, volgens mij een zeldzaam soort. Omdat volgens mij de kern van links politiek denken de wens is dat je het belang van het geheel voor je eigen belang stelt. En dat vergt het vermogen om dingen op te offeren. In dit geval een dierbare eeuwenoude traditie in een bepaalde vorm.

Ik heb voor mezelf besloten dat veel kritiek op zwarte piet deels gebaseerd is op projectie, deels op onjuiste interpretatie en deels op drogredenen. Ik heb ze benoemd in mijn stukjes in de voorgaande jaren. Maar ik ga het gevecht niet langer aan. Het maakt ook niet langer uit.

Het figuur van zwarte piet maakt nu zoveel los en veroorzaakt zoveel pijn op grote schaal, dat het niet meer uitmaakt of de reden daarvan in mijn ogen klopt of niet.

Van mij mag zwarte piet veranderen. Ik kan inmiddels leven met een roetveegpiet. Of een andere compromispiet. Maar ik hoop wel dat het écht een compromispiet gaat zijn. En dat er nadat de huiskleur vervalt geen eindeloos gebakkelei door blijft gaan over zijn kleren ofzo. Soms moet je water bij de wijn doen. In een samenleving van 17 miljoen mensen eigenlijk altijd.

Hoe piet ook gaat uitpakken, in Renkum zal hij voorlopig nog wel zwart blijven. En ik zal er pragmatisch van blijven genieten, maar actief verdedigen zal ik hem niet meer. Ik zal namelijk ook kunnen genieten van een piet die minder zwart is, zolang zijn essentie maar bewaard blijft.

De mens en de toekomst

Nadat ik de aflevering ‘mensen, goden en technologie‘ van Tegenlicht had gezien, ben ik  mijn mensbeeld gaan heronderzoeken. In deze aflevering worden de historicus Youval Hariri en de Silicon Valley goeroe ‘futuroloog’ Kevin Kelly aan het woord gelaten.
Het gaat veel over de macht van algoritmes. En over de mogelijkheid dat AI (artificial intelligence) door een combinatie van een gigantische hoeveelheid data over personen en hele grote rekenkracht, die personen beter kan leren kennen dan dat zij zichzelf kennen. En hey, als bijvoorbeeld Google beter weet wat goed voor jou is, dan dat je het zelf weet, waarom zou je dan nog zelf nadenken over waar je bijvoorbeeld op gaat stemmen?

Computer weet het beter
Wat mij vooral in de war maakte was het idee dat robots in de toekomst nagenoeg alles beter zullen kunnen dan mensen. In 1997 al versloeg de schaakrobot Deep Blue de wereldkampioen schaken Kasparov.

kasparov

Kasparov geeft ’t op

 

Zelfs empathie kunnen ze aan leren en kunst kunnen ze ook creëren. Het enige waar ik robots nog niet op betrapt heb is iets uit niets bedenken – ze baseren alles wel op een gigantische hoeveelheid input. Maar het is dan natuurlijk ook maar de vraag in hoeverre mensen dat wél kunnen…
En hoe zullen we omgaan met empathische robots? In hoeverre zullen zij (zelf)bewust kunnen zijn en hoe kunnen wij dat beoordelen? Toen de robot Sophia burgerrechten kreeg in Saudi-Arabië, heeft dat heel veel losgemaakt (en niet alleen omdat dat land nauwelijks rechten aan mensenvrouwen verleent).

Scary
En natuurlijk vind ik het allemaal ook een beetje eng. Wat maakt ons mensen nou zo uniek en belangrijk? Maar ook omdat het vrij natuurlijk is om bang te zijn voor vooruitgang, en altijd de vraag te stellen of die vooruitgang echt zo goed en wenselijk is.
Maar Sophia stelt ons gerust dat we gewoon teveel Hollywood films kijken en Musk’s waarschuwingen lezen.
En wist je dat facebook een project direct stopzette, toen ze erachter kwamen dat twee zelflerende robots onderling een geheimtaal hadden ontwikkeld die de ontwikkelaars niet konden begrijpen?

Robot kan de was doen. Maar wat gaat het kind nog doen?
Wat mij ook aan het denken zette was dat robots waarschijnlijk bijna al het werk van mensen uit handen zullen kunnen nemen. Wat dan? Hariri’s voorspelling was dat de mensen dan heel veel tijd zouden doorbrengen in virtual reality games.
Gisteren speelde ik voor het eerst een game in VR: Far Point op Playstation 4. Ik was echt verbaasd over hoe ver die techniek al is: haarscherp beeld, niet schokkerig. Het is nu nog alleen visueel, maar het zal niet lang duren voordat ook de andere zintuigen bediend kunnen worden in VR.
En wat als mensen een groot deel van hun leven in VR zullen doorbrengen? Wat wordt de status van die virtuele realiteit? Even belangrijk als het “echte leven”? Nu al heeft een groot deel van het sociale leven van mensen zich verplaatst naar smartphones…

Thematrixincode99

Mensen en programma’s ontmoeten elkaar in The Matrix

Ik moest meteen denken The Matrix. waar robots de mensen tot slaaf hebben gemaakt, en hun bewustzijn aan een VR-simulatie gekoppeld hebben.

En aangezien ik het met een van mijn klassen over mensbeelden had, leek het me wel iets om dit onderwerp te behandelen en de film te kijken. Want omdat die film nu al 18(!) jaar oud is, ging ik er van uit dat mijn leerlingen die niet gezien hadden – en gingen we deze kijken.
Hieronder volgen een aantal van de vragen die ik hierbij formuleerde. Ik ben heel benieuwd hoe jij als volwassen lezer hier over denkt. Laat een reactie achter met je antwoord op een paar of alle vragen in de comments.

  • Stel, je moet vertellen aan een ruimtewezen wat de mensheid is. Hoe zou je dat uitleggen?
  • Zijn er eigenschappen die uniek zijn voor de mens? (eigenschappen die bijvoorbeeld dieren niet hebben) Zo ja, welke?
  • Als de het de mens lukt om robots te maken die zelf kunnen denken en een soort van persoonlijkheid hebben, zouden deze robots dan ook rechten moeten krijgen?
  • Heel veel mensen zeggen dat liefde een van de belangrijkste dingen in hun leven is. Zou een robot of een computerprogramma ook ooit ware liefde kunnen voelen?
  • Stel dat AI (bijna) alles beter zou kunnen dan mensen. Zouden mensen dan overbodig zijn?
  • Stel dat mensen een gelukkig en spectaculair leven kunnen leven in een virtuele werkelijkheid, waarbij hun lichaam ingevroren wordt en hun hersenen aan een systeem gekoppeld worden, zou dat virtuele leven net zo waardevol zijn als “het echte leven”?
  • Heeft (/is) de mens een onsterfelijke ziel, of is hij/zij alleen maar het lichaam?
  • Als de wetenschap maar ver genoeg is in het begrijpen van DNA, dan kunnen er misschien mensen gekloond worden met allerlei eigenschappen die zij van nature niet zouden hebben. Zou dat klonen toegestaan mogen zijn?
  • Zit het in de natuur van de mens om tegennatuurlijke dingen te creëren?

Weet wat je kiest

“Ik ben een kind van de duivel. Mama, jij hoeft niet te huilen. Feesten, alsof elke dag hier m’n laatste is, hoop dat je deze draait op mijn begrafenis.”(…) “Gooi drank en drugs over mijn kist. Alles wat ik wou in het leven was dit. Fack it.”

-Jebroer

Gisteren vroeg een van mijn leerlingen mij hoe het nu zat met het liedje Kind van de Duivel. Of men nu wilde dat dit verboden zou worden. Ik had er nog nooit van gehoord. Dit confronteerde me ongemakkelijk met het gegeven dat ik wellicht zo oud geworden ben dat ik iets minder bekend ben met de belevingswereld van de leerlingen dan dat ik zelf zou hopen.
Ik ben in elk geval meteen op onderzoek uitgegaan.

Het bleek om een nummer te gaan van de rapper Jebroer, waar de christelijke gemeenschap heel erg over gevallen is. Alleen de titel al is natuurlijk al voldoende om de nekharen van een rechtgeaarde christen overeind te jagen. Maar ook inhoudelijk kan het moeilijk door een deur met christelijke normen en waarden.

Dus ik vroeg vandaag aan mijn klassen: “Kennen jullie het nummer Kind van de Duivel?” Op slag veranderden mijn klassen in goed geoliede kinderkoren*, die uit hun hoofd het nummer konden nazingen.

Dit zette mij aan het denken en ik wilde er iets mee. Ik wilde in geen geval het gaan hebben over of dit nu goed of slecht is. Dat mag iedereen voor zichzelf bepalen. Maar waar ik vooral moeite mee heb, is dat dit een geval is waar mensen onbewust meedrijven op een bepaalde stroom.

In dit artikel wordt vanuit opvoedkundig perspectief de boel heel aardig besproken:

“Ga daarom met ze in gesprek. Niet: wáárom vind jij dit een mooie tekst? Maar: vind jij dit een mooie tekst? In 90 procent van de gevallen zullen kinderen je schaapachtig aankijken: tekst? Je krijgt een heel ander verhaal dan waar wij ons als volwassenen zorgen over maken. Verhalen als: ‘ja maar die en die vindt dit ook leuk’. Of: ‘het klinkt zo lekker’. Zij hebben het vaak niet over de dingen waar wij van op tilt slaan.”

Ik vroeg de leerlingen of ze, wat ze net gezongen hadden, een mooie tekst vonden. Vrij unaniem gaven ze aan van niet. Mijn vraag: waarom zing je het dan? Waarom luister je er steeds naar? Waarom omring je jezelf met dingen waar je kennelijk niet achter staat?

Ik denk dat veel mensen het leven overkomt, in plaats van dat het een eigen bewuste creatie is. We laten ons leiden door anderen, verwachtingen, marketing, gewoontes en verslavingen, de waan van de dag, angst en andere emoties. Maar ik denk dat het juist zo belangrijk is, dat we keuzes maken vanuit ons authentieke zelf. Dat we de vrijheid hebben om keuzes te maken die echt bij onszelf passen. Zodat we ons eigen leven kunnen leiden.

In die context is het luisteren en meezingen van een catchy liedje misschien een vrij onnozel en zelfs onschuldig te noemen voorbeeld. Maar laat het een voorbeeld zijn van hoe makkelijk je dingen aan het doen bent die je *eigenlijk* helemaal niet wilt doen. En laat dit daardoor een handvat om hiervan bewust te worden, zodat je kunt groeien in het in eigen hand nemen van je leven.
Als daarbij hoort dat je graag zingt over hoe je ouders je mogen begraven nadat je bent overleden aan de gevolgen van jouw levensstijl, fack it, jouw keuze. Maar laat het dan wel een bewuste keuze zijn.

Succesvol brein

Een tijdje geleden was ik uitgenodigd om mee te gaan naar een seminar van Mark Tigchelaar. Hij is zo’n coach die voor niet minder dan 1000€ per uur CEO’s van grote bedrijven coacht. Je zou kunnen zeggen dat hij expert is in brainmanagement: lifehacks omtrent het gebruik van je hersenen; toegepaste neuropsychologie. In het seminar ging het om je hersenen meer effectief gebruiken door meer geconcentreerd te zijn en dingen beter te onthouden. Graag wil ik delen wat ik heb opgestoken.

 

1. Concentratie

Per werkdag van 8 uur verliezen we gemiddeld 2,1 uur aan effectieve werktijd door een concentratielek; dat is meer dan 10 uur per werkweek! Doordat we slecht gefocust zijn, halen we domweg veel minder uit de tijd die we hebben. Als je oefent in geconcentreerd zijn en blijven, kun je veel meer doen op een dag, of eerder klaar zijn.
Voor het overgrote deel wordt dit concentratielek veroorzaakt door afgeleid worden. Als je een tijdje goed geconcentreerd bezig met iets, dan gaat het vaak heel lekker. Dan zit je in deep thinkingMaar op het moment dat je afgeleid wordt en een kleine onbelangrijke taak tussendoor moet doen (bijvoorbeeld antwoorden op een appje), dan raak je hier weer uit. Bovendien heb je een minuut of 10 nodig om terug te komen: hersteltijd. Vaak worden we in de opstarttijd tot deep thinking of deep working al gestoord en zijn er hele dagen waarop we er niet aan toe komen. Elke keer als je van taak wisselt, heb je te maken met een aandachtsresidu: een deel van je hersenen blijven nog een minuut of 10 bezig met de vorige taak. Dat mensen (en zelfs vrouwen) niet gemaakt zijn om te multitasken is inmiddels dan ook al lang wetenschappelijk vastgesteld.

“Als je slimme mensen domme dingen ziet doen, dan doen ze meestal meerdere dingen tegelijk”

Daarom is het heel belangrijk om task switching te minimaliseren. Je kunt dit doen op macro- en op microniveau.
Op macroniveau heb je niet altijd invloed; dit is voornamelijk je jaarplanning. Het voorbeeld wat gegeven werd, was een professor die bijzonder goed scoorde op zowel zijn onderzoek als op zijn onderwijs. Het geheim van zijn succes was zijn jaarindeling: hij had de ruimte om het ene half jaar zich te storten op onderzoek en het andere op onderwijs. Op deze manier hoefde hij niet met twee grote taken tegelijk te balanceren. Kortom, plan je lange termijn zodanig in dat je zo min mogelijk hoeft te switchen tussen opdrachten.

Frustrated office work at his desk — Image by © Blue Jean Images/Corbis

Microniveau is vaak wat makkelijker en direct te realiseren. Het is je dagplanning. Je zou kunnen denken aan allerlei vormen van tijdmanagement, bijvoorbeeld de pomodoro-methode, of iets anders. Maar het zit ook in het bewustzijn van alle kleine dingen die je uit je concentratie trekken: koffie halen, wc-bezoek, e-mails, mensen om je heen die dingen vragen, telefoon en bovenal notificaties. Als je gaat inzien hoeveel van dat soort momentjes er zijn, dan kun je ze actief gaan beperken.

Als je echt aan het werk wilt, zorg voor een task block: één taak, één scherm, één tabblad.

En de belangrijkste tip: zet notificaties uit in je telefoon en je browser. Nooit meer pushberichten! Deze zijn nota bene ontworpen om te zorgen dat jij steeds met je aandacht naar een bepaalde app gaat. Dit staat onder andere beschreven in Hooked: How to Build Habit-Forming Products. Producenten hebben een best goede kijk op de psychologie van de mens, en spelen bijvoorbeeld sluw in op onze fear of missing out.

 

2. Werkgeheugen

Net als computers een RAM-geheugen hebben, hebben mensen ook een werkgeheugen. Je hebt zowel een langetermijngeheugen als een geheugen waarmee je informatie verwerkt en tijdelijk opslaat. En net als bij een computer, kan dit bij mensen overvol raken. Dat gebeurt als je teveel taken tegelijk aan het doen bent en teveel ideeën actief even aan het onthouden bent, met name to-do-lijstjes. Of dat je gezien hebt dat je een nieuwe e-mail binnengekregen hebt en dat je daar nog iets mee moet (al is het alleen maar weggooien).
Veel hele succesvolle mensen hebben de goede gewoonte om continu hun werkgeheugen te legen. Het kan een idee zijn om elke tijdseenheid een moment vrij te maken, waar je je focust op je irritaties en frustraties. Schrijf ze op, dan hoef je daar niet meer mee bezig te zijn onder je werktijd.
Maak continu je hoofd leeg, dat geeft bovendien veel rust.

“Your mind is for getting ideas, not holding them!”
David Allen, schrijver van Getting Things Done

Dus wanneer je ingevingen hebt, noteer ze meteen (op wat voor manier voor jou prettig werkt; notitieboekje, app, spraakmemo, etc., als het maar altijd hetzelfde medium is), want dan hoef je er niet mee rond te sjouwen in je hoofd op een moment dat je er niets mee kunt en het alleen maar blokkeert.

Een andere factor die heel erg je brein verstoord is je omgeving. Een rommelig bureaublad (ook het bureaublad op je computer, of tientallen openstaande tabbladen), verlaagt de productiviteit nog eens met gemiddeld 12%. Dus ruim je omgeving op voordat je gaat knallen, dat scheelt al.

3. E-mail management

Iedereen krijgt elke dag wel weer nieuwe e-mails. Zoals gezegd, gaat dit ten koste van je capaciteit. Uit onderzoek is zelfs gebleken dat het IQ van mensen met 10 punten afneemt bij alleen al het opmerken van ongelezen e-mail. Daarom is het een goede gewoonte om één moment per tijdseenheid (afhankelijk van je business) je e-mail bij te werken en de rest van de tijd er niet naar te kijken.
Daarbij is het ook belangrijk om te zorgen dat je je inkomende e-mail zo veel mogelijk beperkt; laat je adres zo min mogelijk achter en schrijf je uit voor alle nieuwsbrieven die je niet wilt ontvangen.

Voor sommige mensen kan het ook heel fijn zijn om een wachten op-map te maken, waarin je de e-mails plaatst, die wachten op een actie van iemand anders. Die check je dan één keer per week en maalt er verder niet om.

 

4. Te langzaam lezen om alles te lezen

In het jaar 1300 duurde het 100 jaar om alle beschikbare informatie op aarde te verdubbelen. Vandaag de dag doen we daar nog maar 11 uur over. Iedere 11 uur verdubbelt alle informatie op aarde! En alle informatie die op de gemiddelde mens afkomt, is te vatten in 174 kranten. Onmogelijk om bij te houden, dus. Daarom wat tips om effectiever informatie op te nemen:

Print dingen uit die belangrijk zijn. Lezen van een scherm is complex voor de hersenen. Je leest 30% minder effectief van een scherm dan van papier. Dat heeft onder andere te maken met de lichtbron achter de tekst. Daarbij zorgt scrollen er ook voor dat de hersenen het totaalplaatje nooit kunnen bevatten, omdat alle informatie steeds op een andere plek op het scherm staat. We snappen wel hoe het werkt, maar onbewust gaat de verwerking ervan niet zo heel goed dus.

Als je standaard leest, kunnen je ogen de snelheid van je hersenen niet bijhouden. Een deel van je hersenen heeft niets te doen, en dat kan zorgen voor concentratieverlies. Als je jezelf dwingt om sneller te lezen dan je gewend bent (niet te snel, maar net ongemakkelijk snel), dan daag je je hersenen uit.
Nog een dikke tip: begeleid je ogen met je vingers. Je ogen kunnen uit zichzelf geen vloeiende beweging maken, maar ineens wel op het moment dat ze een bewegend voorwerp volgen. Zo heb je waarschijnlijk leren lezen, en het is je ook weer afgeleerd. Maar kijk eens of je beter gaat lezen als je je vinger er weer bij gebruikt.

Tijdens het luisteren heb je hetzelfde probleem: je hersenen kunnen veel meer woorden verwerken dan de spreker kan uitspreken per minuut. Daarom is het best een aardig idee om te doedelen, dit kan de concentratie met 29% doen toenemen. Nadeel is wel dat je moet opletten of je niet ongeïnteresseerd overkomt. Ook die fidget spinners zijn niet trouwens lang niet verkeerd – voor je eigen concentratie dan.

 

5. Informatie onthouden

Toen ik op de middelbare school zat, had men het ‘studiehuis’ bedacht. Je hoefde eigenlijk niet echt meer dingen te leren, want met al die computers zou je toch alles altijd kunnen opzoeken. Echt een grote misvatting. Supersuccesvolle mensen zijn continu bezig met het verzamelen van nieuwe kennis. Parate kennis.

Stop nooit met leren. Gebruik je tijd onderweg om te lezen (papier!) of te luisteren (actualiteitenradio, luisterboeken, podcasts).

Ook onthoud je informatie beter als je er je beide hersenhelften bij betrekt. Een simpele –  doch maffe –  manier om dit te doen, is door nadat je informatie bent tegengekomen en niet wilt vergeten, 30 seconden je ogen van links naar rechts te bewegen (als niemand je ziet). Ik heb dat geprobeerd, en het lijkt goed te werken; het seminar is al een tijdje geleden, maar ik weet bijna alles nog 🙂

 

Conclusie:

Ik hoop dat deze kennis nuttig voor je kan zijn. Ik heb niet voor ogen dat je hierdoor een meer efficiënt radertje in de grote mallemolen wordt, maar dat je geen kostbare levensenergie verspilt terwijl je bezig bent om doelen te bereiken.

  • Zorg dat je geconcentreerd bent en blijft. Minimaliseer task switching en zet notificaties en push-berichten uit.
  • Leeg continu je werkgeheugen! Noteer je ideeën, to-do lijstjes en frustraties – zeul ze niet mee.
  • E-mail kost veel capaciteit. Maak daarom daar bewuste keuzes in.
  • Lees zoveel mogelijk van papier.
  • Blijf altijd bezig met het opdoen van parate kennis.

intense-focus-cat

Jubileum

Het einde van een jaar is een goed moment om terug te kijken naar wat er allemaal gebeurd is en om plannen te maken voor het komende jaar. Mijn weblog heeft een dubbel reflectie-moment: dit is de honderdste post! =)

Terugkijkend op 2016 merk ik vooral op dat ik vrij weinig geschreven heb: 16 berichten in totaal, waarvan de laatste in oktober. Het is me niet gelukt om veel tijd te maken voor het schrijven, omdat ik bezig was met afstuderen, stage lopen en uiteindelijk werken. Het drukst ben ik nog geweest met twee kleintjes grootbrengen. Ik had veel dingen te doen, maar mijn geweldige supervrouw had met haar eigen onderneming zo mogelijk nog meer taken, waardoor ik bijna ieder moment dat ik niet direct voor werk nodig had, moest vaderen. Heerlijk. Maar weinig tijd voor schrijven dus.

Mijn voornemen is om hiervoor meer tijd te maken. (Sowieso zal ik er meer tijd voor krijgen: veel taken zijn gewoon voltooid en de kindjes worden elke dag groter en zelfstandiger.) Mijn schrijven is niet alleen een uitlaatklep voor mijn creativiteit. Het is ook mijn poging om bij te dragen aan de wereld. Of het me lukt laat ik in het midden. Maar ik wil heel graag mensen inspireren om het goede te kiezen, het licht in de wereld te zien en te zijn en om het leven ten volste te beleven. Misschien dat ik soms een beetje preek, dat zal het domineesbloed zijn wat opspeelt.
Ik merk soms ook dat ik in mijn dagelijks leven iets kan leren van de dingen die ik geschreven heb, dus ik (her)inspireer in elk geval mezelf, haha.

Wat highlights:

#1
Het grootste succes van mijn weblog was Het meisje voor de trein in november 2014, overgenomen door Linda, en viral ging. Succes is natuurlijk een lastig woord omdat het ging over een vreselijke gebeurtenis. Ik beschreef hoe nonchalant en zelfs egoïstisch mijn mede-passagiers reageerden toen onze trein over een medemens heen denderde. Het stukje was een appel tot meer mededogen voor je naaste. En ik was heel blij deze boodschap door honderdduizenden mensen onderschreven werd.
#2: Smartphone
Een meer recent stukje, maar nog steeds heel actueel. In dit stukje merk ik op hoe de smartphone in rap tempo in de samenleving is geïntroduceerd, zonder dat men erg bewust stil heeft gestaan bij de gevolgen ervan. Deze uitvinding heeft zich razendsnel verspreid en zo’n beetje ieders leven in grote mate veranderd – maar lang niet iedereen heeft hierbij stil gestaan.
Ik wil binnenkort hier nog graag een vervolg op schrijven, over hoe het hebben van een smartphone mijn leven heeft beïnvloed (spoiler: ik was blijer zonder smartphone).

#3: De naam van deze weblog.
Iets meer dan een jaar terug schreef ik over de naam Samhildánach. De Keltische god met de duizend talenten. Dit sloeg op het beeld wat ik graag van mezelf had, maar ook op de doelstelling die ik had met het schrijven: “De naam Samhildánach heb ik bovendien gekozen omdat het ook staat voor iemand die zijn talenten op elke mogelijke manier inzet om meer licht te brengen in donkere tijden.” Daarin is niet veel veranderd.

#4: Magie in het leven
Een stukje over mijn wereldbeeld: een holistisch universum. Alles is met elkaar verbonden en ieders invloed reikt verder dan ie denkt. Door anders naar het leven te kijken kun je je leven (her)betoveren en een held zijn in je eigen verhaal in plaats van een willoze pion.

#5: Grote waarde
In het vak levensbeschouwing wat ik op de middelbare school geef, heb ik het graag over waarden: die idealen waarvoor jij leeft. Ik wil dat mensen zich bewust worden van de waarden die aan de oorsprong van hun daden staan. In heel veel van mijn stukjes komt dit onderwerp ook terug.
In dit stukje schrijf ik over drie van mijn kernwaarden: “(…)breng de wijsheid op om de ander te begrijpen, de liefde om hem te respecteren en de wil om schoonheid te brengen in de leefwereld van anderen en jezelf.”

#6: Nog een kernwaarde:
In dit stukje beschrijf ik een stukje van mijn identiteit en een kernwaarde waarop ik mijn handelen wil baseren: ridderlijkheid.

#7: Schuld, schaamte en spijt
Ik vind dit één van de belangrijkste stukjes die ik geschreven heb. Het stukje gaat uiteindelijk over het omarmen van je bestaansrecht. Maar voor zo ongelooflijk veel mensen is dat zo moeilijk – zoveel mensen gaan gebukt onder schuld, schaamte en spijt. In dit stukje hoop ik wat licht op dit patroon te kunnen werpen, zodat men zich ervan bewust kan worden en zich kan bevrijden.

#8: Dankbaarheid
Ik gun mensen dat zij gelukkig zijn. Ik geloof eigenlijk dat gelukkig zijn een basisstaat van zijn is, waarvan je afgeleid kan zijn door gebeurtenissen en processen in je brein. Ik schrijf veel over geluk, maar ook veel over dankbaarheid. Want dankbaarheid is het beseffen wat je hebt en/of bent. Dit beseffen is bewust zijn. En komt, denk ik, enorm dicht in de buurt van gelukkig zijn.

#9: Dood
In de loop van het verstrijken van de tijd zijn er ook best een aantal mensen uitgevaren. Ik heb in deze twee, en nog een paar meer persoonlijke stukje beschreven hoe ik hiermee ben omgegaan. Dankbaarheid is hierin het belangrijkst.

#10: Over eten
In een tijd dat er duizenden boeken uitgebracht worden over gezond eten, deed ik ook een duit in het zakje. Ik gaf 10 tips over voeding, geput uit mijn eigen ervaring. Het was best een aardig stukje en het werd ook in verschillende kringen goed ontvangen.

#11: In de krant
Af en toe stuur ik ook stukjes in naar Metro: de gratis krant die door een heel divers publiek gelezen wordt. Metro biedt met de lezerscolumn mogelijkheid tot een groot podium voor belangrijke boodschappen.
Het stukje Wie a zegt is ook in de papieren editie gepubliceerd. Het brengt de geclaimde hoofdwaarden van de samenleving in verband met de houding die veel mensen hadden ten opzichte van vluchtelingen uit oorlogsgebieden. Het gaat over medemenselijkheid, barmhartigheid. Zo belangrijk…

Politiek en heilige huisjes
Ik heb ook veel geschreven over onderwerpen waarover veel verdeeldheid heerst, zoals gentech, vluchtelingenopvang, zwarte piet en geopolitiek. Hierin neem ik vaak wel een duidelijk standpunt in, al wordt ik elk jaar voorzichtiger en genuanceerder.
Toch heb ik het idee dat stukjes met een politieke lading minder gelezen of gewaardeerd worden. Ik heb bijvoorbeeld geëxperimenteerd met should-reads: samenvattingen van en verwijzingen naar interessante artikelen, die ik onder ogen heb gehad. Dat kostte me heel veel tijd, maar de kijkcijfers waren nihil. Ik weet niet zo goed wat ik met die categorie moet doen; zelf zou ik graag in die vorm informatie aangeboden krijgen. Maar waarschijnlijk is mijn weblog niet het platform waar men zulke informatie zoekt…

Het absolute dieptepunt van mijn was ook in 2014. Ik had toen een stukje geschreven met wat kritisch noten over vaccinatie. Door de publicatie van het meisje voor de trein, is het 12.000 keer bekeken, en dat heeft me vrienden gekost en een stinkende lading haat en verwensingen naar mij en mijn familie opgeleverd. Hoewel ik jong en strijdbaar was en absoluut niet bereid om mij vanwege een of ander taboe de mond te laten snoeren, heb ik er toch voor gekozen om de boel te verwijderen. Zulke geschreven woorden wilde ik niet in stand houden. Sindsdien weet ik dat er onderwerpen zijn die ik nog met een stok van twintig meter niet aan moet raken.

Persoonlijke dingen
Ik denk dat ik ook met veel openheid heb geschreven over dingen die ik in mijn eigen leven meegemaakt heb. Ik heb hier niet specifiek naar gelinkt, maar ze zijn wel gewoon te vinden. Ik heb gemerkt dat mensen graag leest daarover. Ik vind het ook fijn als mensen kunnen putten uit mijn ervaring en gedachtegang.
Een jaar of tien geleden schreef ik echt alles van me af. Daarbij stond ik totaal niet stil bij de mensen waarover ik schreef. Inmiddels heb ik wel geleerd om integer mijn ervaring te delen.

Voor de toekomst
Nu ik mijn oude stukjes bekijk, ben ik nog steeds wel trots op een aantal ervan. Ik heb veel woorden geschreven en ik hoop dat ze vooral goede dingen gebracht hebben. Wie weet kan ik alles ooit verzamelen en geschikt maken voor een boekvorm. In elk geval gebruik ik af en toe mijn stukjes in mijn lessen aan de jeugd op school.

Voor het komende jaar heb ik genoeg inspiratie. En zoals ik al schreef, verwacht ik ook meer tijd te hebben/maken.

Tot slot heb ik nog de vraag om input. Laat een comment achter: wat vind je van mijn weblog? Lees je graag lange stukken, of liever kort? Is er een stukje je in het bijzonder bijgebleven? Waarover zou ik nog moeten schrijven? Welke categorieën spreken je het meeste aan? Waar zou ik eindelijk eens mee op moeten houden? Wat is er goed en wat kan er beter?

Laat het me weten! Op naar meer. En op naar 2017; dat het veel schoonheid, wijsheid en liefde mag brengen!

Functioneel geweld

Het onderstaande stukje heb ik ingestuurd als Metro lezerscolumn, vandaar dat het maar 400 woorden is. Ik had een eerdere versie op facebook geplaatst. Ik vind excessief expliciet geweld in mainstream media een onderwerp waar we op maatschappelijk niveau het over moeten hebben. Wat ik nog het meest onthutsend wordt is dat het genoemde geweld door veel fans wordt gerechtvaardigd doordat het nodig zou zijn voor de verhaallijn. Als het zien van hele akelige beelden weinig nog met mensen doet, dan ben ik bang dat we te veel afgestompt zijn…

Afbeeldingsresultaat voor walking dead

Gisteren heb ik gezien hoe een weerloos iemand gruwelijk vermoord werd. En steeds word ik er weer aan herinnerd als ik overal op straat de posters van ’s werelds meest bekeken tv-serie The Walking Dead zie hangen.

Na de cliffhanger van vorig seizoen moet je echt snel kijken om alle spoilers voor te zijn. Het is een spannende serie, die cynisch duidelijk maakt dat in een apocalyptische wereld vol zombies de overlevende mensen vaak monsterlijker zijn dan de eigenlijke monsters.
Maar om dat duidelijk te maken was er zo grafisch en expliciet gebruik gemaakt van geweld, dat ik gestopt ben met kijken. Er werden daar plaatjes in mijn hoofd gestopt, die ik niet nodig heb om een blij en gelukkig mens te zijn.
Ik ben heus wel een beetje gehard door het lezen van nieuws en het zien van persfoto’s. Nog meer door gamen en het kijken naar Game of Thrones. Maar voor de scenes in TWD hadden had ik niet genoeg eelt op mijn ziel. En ik denk dat ik dat ook niet moet willen hebben.

Vroeger was American History X berucht vanwege de expliciete beelden. Maar vergeleken met dit waren dat plaatjes van blije konijntjes. Eerst waren dat soort beelden beperkt tot shocksites; sites met foto’s van auto-ongelukken en (zelf)moorden, die mensen die goed bij hun verstand zijn makkelijk konden mijden.
Maar TWD is een mainstream medium wat miljoenen mensen bereikt met zulke beelden.

Ik ga nu niet betogen tegen geweld in media. Maar ik wil wel pleiten voor functioneel geweld: Veel verhalen, die verteld worden in boeken, films of games gaan over helden die een strijden voor idealen, rechtvaardigheid vrijheid of tenminste zelfbehoud. In die strijd wordt nogal eens geweld gebruikt. En dat kan in fictie. Dat vinden we spannend en fascinerend. Het geweld is dan een middel om een hoger doel te bereiken.
Maar in games zoals GTA, waarbij je in de huid kruipt van een crimineel en je moordend en plunderend door het land kunt trekken of gruwelfilms zoals Saw heb ik dan ook echt moeite. Om over de genoemde scenes van TWD maar te zwijgen.

Het gaat naar mijn idee in tegen de waarden die wij als beschaafde samenleving zeggen te hebben. Iedereen wil graag wereldvrede, niemand wil dierbaren gruwelijk vermoord zien worden. Waarom zoeken we dit dan op voor ons vermaak?
Producers zouden, denk ik, enige maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen. Maar ik vind ook dat wij als consument bewust moeten afwegen wat we in onze huiskamers en hoofden binnen willen laten. Hoe veel harder willen we nog worden?

Smartphone

Het moest er eens van komen. Van met mijn tijd meegaan is eigenlijk allang geen sprake meer; net als met flippo’s, pokémon-kaarten en MSN-adressen was ik altijd de hekkensluiter. En nu ben ik zo ongeveer een van de laatste Nederlanders die overgestapt is naar een smartphone.
Ondanks mijn interesse in tech & gadgets heb ik er erg lang over gedaan. En zelfs nu ik mijn (nog) glimmende Samsung Galaxy Nogwat in de hand, die nog de stiekem vieze maar oh zo fijne geur van ‘nieuw’ heeft, ben ik niet er niet dolgelukkig mee. In dit stukje zal ik een aantal van mijn bedenkingen uitwerken, niet om ouderwets te zeiken, maar omdat het belangrijk is bewuste keuzes te maken in het leven.

20160919_134036.jpg wordt weergegeven

Selfie time!

Hoe het gekomen is weet ik niet precies, maar de introductie van de smartphone is bijna volledig aan me voorbij gegaan. Ik had een prima werkend telefoontje (die heb ik nog steeds en ondanks wat ouderdomskuurtjes zou die in principe nog wel een jaar mee kunnen, denk ik); ik kon er mee bellen en ik was heel handig in snel sms’en. Ik kon er zelfs hele aardige fotootjes mee maken als ik goed mijn best deed. Kortom, ik had geen behoefte om op zoek te gaan naar een ander apparaat. Maar ineens hadden alle andere mensen wel een smartphone. Dat had als vervelend bijgevolg dat ik eigenlijk pas ontdekte wat het fenomeen whatsapp-groep was, toen verschillende van mijn vriendengroepen zo’n groep hadden, waardoor ik de helft van de pret misliep of achtergrondinformatie mistte zonder dat ik het door had.

En nu zijn we alweer een jaar of 10 verder en smartphones zijn een geïntegreerd onderdeel van de samenleving geworden. Oudere mensen kunnen er, ondanks dat ze altijd wat ongemakkelijk met een gestrekte vinger over het schermpje gaan, aardig mee overweg. Zelfs baby’s kunnen als ze een paar maanden oud zijn zo’n ding ontgrendelen en ontdekken vervolgens in verbazend korte tijd hoe ze naar filmpjes kunnen kijken.

 

Aandacht voor het echte leven
De allerbelangrijkste reden voor mij om altijd een smartphone af te wijzen was dat ik mijn leven ten volste wil leven. Dat betekent dat ik aandacht wil hebben voor waar ik nu ben, met wie ik daar ben, wat ik daar doe. Ik wil elk moment vol beleven. Ik ben altijd bang geweest dat het paraat hebben van een lijntje naar alle dingen die overal behalve hier en nu zijn, mijn aandacht voor het echte leven zou versnipperen.
En dat is precies wat ik heel veel zie gebeuren. Ik zie bijvoorbeeld zo vaak een gezin samen wandelen. Als de kinderen nog jong zijn, zie ik de ouders telkens ondertussen even op hun telefoon kijken, en als de kinderen wat ouder zijn, dan zij ook. Zo’n tafereel maakt mij een beetje verdrietig. Kinderen worden zo snel groot en zelfstandig. De tijd die je samen hebt zou je echt moeten koesteren door er aandacht voor te hebben. Make it count.

Ik heb ook een tijdje nagedacht over Pokémon Go!. Dat is toch iets waar je iets van moet vinden. Het leek me aanvankelijk wel leuk om net als in een computergame, waar ik van tijd tot tijd (als ik er tijd voor zou hebben) best veel plezier in kan hebben, een kaartje te hebben van de wereld en snel naar allerlei plekken te rennen waar iets plaatsvindt. Ik hoorde ook verhalen over tweehonderd kilo wegende couchpotatoes, die dankzij Pokémon Go!-achtige spelletjes weer eens buiten kwamen en na een paar maanden plekken veroveren of achter pokémon aanrennen weer meer menselijke proporties begonnen aan te nemen. Dat lijkt dan toch best positief uit te werken; de jeugd trekt er weer op uit en komt weer buiten. Maar hoe? Beleven ze het gezegende buiten zijn; de frisse bries op hun huid, het gouden zonlicht en de schoonheid van de natuur? Of is hun aandacht vooral gericht op gebeurtenissen in een digitale wereld, die in feite bestaat uit wat nullen en enen op een server in een kelder in een of ander ver land? En natuurlijk is dat helemaal niet erg als je er even (bewust) plezier aan beleeft. Maar wordt de telefoon meegenomen of wordt de gebruiker meegesleept?

Marketingstrategie: verslaving
Dat brengt mij op mijn tweede reden. Ik ben zelf altijd best wel verslavingsgevoelig geweest, in elk geval wat gamen betreft. Ik ben niet geboren met een enorme wilskracht en ik vind gamen gewoon heel leuk. Ik identificeer me makkelijk met games en ik word daarin best perfectionistisch: ‘dit mijn poppetje en als ik hem zou zijn, dan zou ik ook meester in alle vaardigheden zijn en de beste selectie wapentuig en vastgoed tot mijn beschikking willen hebben’ of ‘dit mijn stad, die moet zo goed mogelijk zijn’ of ‘dit is mijn plekje op deze landkaart in deze wereld van stom lachend fruit’. Dat zou op zich nog niet zo’n probleem zijn als het niet zoveel tijd zou gaan kosten en ik het gewoon kon laten liggen als ik dat zelf wilde. Maar ik heb maar al te vaak meegemaakt dat ik van plan was om een dag heel productief en zinvol te besteden, maar dat ik ineens vlak voor sluitingstijd van de supermarkt naar buiten moest rennen om nog snel een pizza te kunnen kopen omdat ik blijkbaar de hele dag (steeds nog één half uurtje) had zitten gamen. Whoah! Weg was de dag. Dan ging ik ’s avonds slapen met een rotgevoel – zo wilde ik mijn leven niet leven.
En dit was met een pc. Een vaste computer die op één plek stond die ik kon verlaten om even vrij te zijn van de verleiding. Ik was als de dood dat ik als ik een smartphone had, ik overal waar ik was toegang zou hebben tot games. Ik ben nu ook wel blij dat ik al die tijd smartphone vrij geweest ben. Inmiddels hoop ik oud en wijs genoeg te zijn om in te kunnen schatten welke games ik absoluut niet moet downloaden.

Want het is zo dat producenten van mobiele spelletjes gebruik maken van psychologische trucjes om hun games verslavend te laten zijn. Als speler krijg je bijvoorbeeld redelijk makkelijk allerlei beloningen, waardoor in hersenen dopamine wordt aangemaakt, waar je blij van wordt. Ook wordt er veel gewerkt met echte tijd: je hebt vaak per tijdseenheid een beperkt aantal mogelijkheden om iets in het spel uit te voeren, daarna moet je wachten. Of je investeert echt geld om meteen weer verder te kunnen. Met succesvolle kleine spelletjes zoals candy crush wordt dan ook veel meer winst gemaakt dan met grote ‘echte’ games. Ik heb voor mezelf gemerkt dat als je gewoon wacht, zo’n spelletje in tussentijd blijft trekken aan je om toch steeds even te checken of je al iets kan uitvoeren.
Ik vraag me zelf af of het wel ethisch is om zulke spellen te maken. Ik vraag me dat niet heel erg hardop af, omdat volgens mij men vindt dat het iedere eigen verantwoordelijkheid is om wel of niet te kiezen voor zulke games. Maar wat ik me in stilte dan weer afvraag is of veel mensen die beslissing nog wel echt kunnen maken als zij verslaafd zijn. Nou ja, er zijn zelfs vrij veel spellen die adverteren met het gegeven dat ze verslavend zijn. Dus wellicht dat ik een ouderwetse waardering heb van het fenomeen verslaving?

(klik op het plaatje voor nog 39 andere cartoons over smartphones. Veel mensen vinden zulke cartoons irritant vanwege de beschuldigende toon)

En dan de tijd die er in gaat zitten. Toen ik mijn nieuwe telefoon ’s avonds pakte om hem uit te zetten, zag ik dat ik toch nog meldingen heb op facebook. Even kijken dus. ‘Oh, dat is misschien een interessante post.’ En daarna waren er geen gedachten meer, maar merkte ik vijf tot tien minuten later dat ik alleen maar naar beneden heb zitten scrollen. Waarom? Nieuwsgierigheid? Te groot gemak?

 

Privacy: spiegeltjes en kraaltjes
Ik had al moeite met het privacy-beleid van facebook aan het begin van 2015. Facebook kwam er toen voor uit dat het eigenlijk alles wat je erop zet, eigendom maakt en verkoopt aan derden voor commerciële doeleinden. Ik was toen overgestapt naar een ander platform, Seen, maar niemand kwam mee. Ondanks dat facebook er openlijk voor uit kwam privacy af te schaffen, bleef iedereen (en ik in tweede instantie dus ook) er zitten. Dat was een beetje het moment dat ik besefte dat de mensheid zo vastzit in een systeem dat het zich eigenlijk vrijwillig overgeeft aan gevangenschap, waar niet uit te breken valt.

Afbeeldingsresultaat voor facebook food is free

Facebook is overigens niet de enige die alles wat er over iedereen te weten valt verzamelt en verkoopt. Maar met een smartphone lever je nog meer in. Tijdens de installatie van mijn telefoon probeerde ik zoveel mogelijk op ‘niet akkoord’ te drukken, maar dan kon ik niet verder. Of ik kon geen gebruik maken van sommige dingen zoals mooie glimmende thema’s, waarvan ik op dat moment vond dat ik ze belangrijk waren – kortom ik had het gevoel dat ik me had laten omkopen met spiegeltjes en kraaltjes.
Facebook en Google hadden van mij vooralsnog vooral content informatie – dingen die ik zelf besloot te posten of aan te klikken. Maar nu heb ik met mijn afgedwongen akkoord ook toestemming gegeven om meta-data te verzamelen: mijn hele bewegingspatronen, mijn dagritme, hoe hard ik in de auto rijd en waarheen of ik lang op de wc zit of niet… Ik redeneerde dat deze gegevens toch al van miljoenen mensen verzameld waren en dat die van mij echt niet extra interessant zouden zijn. En wat kunnen ze er nou heel mee?
Maar het is natuurlijk een kwestie van principe en vertrouwen. Een groot kwaad in deze wereld is dat machtige grote bedrijven, die door de hebzucht van een paar en de onverschilligheid van velen, al dan niet openlijk de meest immorele dingen doen en ermee weg kunnen kopen. Willen wij als mensen dat dergelijke organisaties zoveel kennis over ons en ons leven hebben? Liever niet natuurlijk, maar we vertrouwen er maar op dat er geen misbruik van gemaakt zal worden…
Mobiele kinderen
Toen ik een jaar of 15 was, kreeg ik mijn eerste mobiele telefoon. Ik was daarmee vrij laat, maar zeker niet de laatste van mijn klas. Echt nodig had ik hem niet, maar ik moest 30 kilometer reizen van en naar school, daarvoor was het soms wel handig. Het werd pas belangrijk toen ik een vriendinnetje aan de andere kant van het land kreeg.
Daarna verschoof de leeftijd waarop kinderen een telefoon kregen steeds meer naar beneden. Mijn generatie heeft zich altijd afgevraagd wat kleine kinderen met zo’n telefoon moeten, maar dat was blijkbaar geen vraagstuk voor de jongere generatie, die maar wat blij was met hun stukje techniek en de oudere generatie, die de apparaten uitdeelde aan de kinderen.

En nog steeds trek ik een wenkbrauw op als ik kinderen met een smartphone zie. Waarvoor hebben ze dat nodig anders dan bij de rest te horen? Waarvoor heeft de rest er dan ook een?
Dat de spanningsboog van kinderen ten opzichte van vroeger enorm is afgenomen, is algemeen bekend. Teksten kunnen niet lang zijn en films moeten niet te lang duren. Dat telefoons daaraan bijgedragen hebben, lijkt me duidelijk.
Wat ik vooral pijnlijk vind is dat het hebben van een telefoon ten koste gaat van de fantasie en het kunnen spelen. Hoe minder je kinderen geeft aan input, hoe meer output ze zelf genereren. Een kind niet gewend is aan een overvloed aan speelgoed, kan over het algemeen heel veel plezier beleven aan één stuk speelgoed en dit op veel verschillende manieren inzetten. Als je een kind overlaadt met beelden, dan gaat dat ook ten koste van het eigen verbeelden. Mijn cadeaukind is nu 11 jaar. In haar klas (vrije school, nota bene) is zij de enige zonder smartphone. Toen we vroegen of ze het jammer vond dat ze geen telefoon had, antwoordde ze dat ze het vooral jammer vond dat de andere kinderen er wel een hadden. Het was haar opgevallen dat sinds een heleboel kinderen een smartphone hadden, ze niet leuk meer konden spelen.

Op mijn school is een vrij streng telefoonbeleid, waar ik erg dankbaar voor ben. De telefoon moet op vliegtuigstand of uit in de tas. Hier is in de eerste plaats niet voor gekozen om de leerlingen bij de les te houden, maar om ze te beschermen tegen een constante aanwezigheid en aandrang van prikkels. Het klinkt misschien slapjes, maar leerlingen kunnen er niet veel aan doen dat ze de aandrang van een telefoon moeilijk kunnen weerstaan. Het is voor de leerlingen duidelijk dat ze gedurende schooltijd met hun aandacht bij de les kunnen zijn – dus in het hier en nu. Bij de leraar, bij hun klasgenoten, in het lokaal. Mocht een leerling toch stiekem een telefoon tevoorschijn halen, dan is een leraar (nu nog) gewoon bevoegd deze in te nemen. Hierover is in Nederland ook op grote schaal discussie: gaat het om eigendom van de leerling die de leraar te respecteren heeft? En de ouders dan. Ik heb meer dan eens meegemaakt dat er een woedende ouder op de stoep van een school stond om verantwoording te eisen waarom zijn kind even niet bereikbaar was… Persoonlijk vind ik het zorgelijk dat de samenleving blijkbaar al in de richting gegaan is dat hierover überhaupt gediscussieerd wordt. Maar dat is weer een verhaal op zich.

Vraagstukken over belangrijke dingen
De smartphone is een uitvinding geweest die een enorm grote impact heeft gehad op de manier van leven wereldwijd. Het heeft zich razendsnel over de mensheid verspreid, maar ik denk wel dat het absoluut belangrijk is dat we als mensen hier bewust mee omgaan en niet maar wat doen. Als we al voor wijs moesten worden in het leven, moeten we in dit tijdperk ook media-wijs worden. Smartphones raken heel veel aspecten van ons leven aan.
Ze hebben een gedeelte van het sociaal contact verplaatst naar een digitaal niveau. Enerzijds zorgen ze ervoor dat iedereen met iedereen verbonden kan zijn, anderzijds maken ze ook dat iedereen nog meer gefocust is op zijn of haar eigen wereldje.
In het dagelijks verkeer veranderen omgangsvormen ook. Is het onbeschoft om in het samenzijn met anderen op je telefoon te kijken? Mag je gewoon je muziek hardop luisteren op straat? Op dat soort vragen moeten we met z’n allen antwoorden vinden. Net als op de eerder genoemde vragen over ethiek. En dan zijn er nog meer kwesties, waar we iets mee moeten, zoals electromagnetische straling (in Frankrijk zijn ze op scholen om die reden verboden) en impact op slaap (kijken naar een schermpje heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van je slaap). Maar ook dat zou een artikel op zich kunnen zijn.

Laat ik aan het einde van het stuk ook maar eens toegeven dat smartphones ook verdraaid handig zijn. Het is natuurlijk zo dat ik voor zo’n beetje elke functie van dat apparaat ook al een gespecialiseerd gereedschap in huis had, (een computer, een spiegelreflexcamera, boeken, een atlas), maar het is heel handig om het in één snel apparaat te hebben. Snel filmpjes en foto’s maken van leuke dingen en delen. Informatie vinden en delen.
Een smartphone biedt ontzettend veel mogelijkheden, maar brengt ook veel moeilijkheden met zich mee. Die zitten aan de kant van de aanbieders, die niet altijd even betrouwbaar of moreel te werk gaan, maar ook aan de kant van de gebruikers, die eigenlijk heel bewust zouden moeten omgaan met het apparaat, omdat het apparaat anders onbewust hen gaat gebruiken. Een smartphone is zo supermakkelijk en kan veel aan je leven toevoegen, maar het kan ook supermakkelijk ten koste gaan van de tijd die je bewust meemaakt.

 

Dit stuk was zeker langer dan 140 tekens, sorry. Prince Ea kan zegt het ook (en nog wel meer) in dit filmpje in iets meer dan 3 minuten:

Tl;dr:
– Smartphones zijn verdraaid makkelijk en kunnen je leven beter maken.
– Gelukkig zijn is met aandacht je leven leiden.
– Doordat smartphones zo makkelijk zijn leiden ze ook makkelijk je aandacht af van het echte leven.
– Het leven is maar kort en voor je het in de gaten hebt is het alweer voorbij; het is zonde om geen aandacht te hebben voor dat beetje tijd aan het einde van de rit.
– Bedrijven verdienen veel geld aan smartphones door expres te proberen je er verslaafd aan te maken. Is dat okee?
– Bedrijven weten bijna alles over je leven als je een smartphone hebt, en die gegevens verkopen ze aan derden. Vinden we dat goed dan? Wat doen we daar mee?
– Hoezo hebben kinderen nou weer smartphones?!
– We moeten als samenleving en misschien ook als mensheid een visie hebben op het gebruik van en smartphone: Wat wil je en wat wil je niet? Wat zouden bedrijven en overheden wel of niet mogen doen met data over ons? Hoe kunnen we zorgen dat smartphones de kwaliteit van ons leven verbeteren in plaats van ons tot slaaf te maken?

Creativiteit

Soms denk ik, als ik ’s ochtends veel te vroeg uit bed  moet om ergens te zijn, dat de westerse wereld is bedacht door ochtendmensen. Dat toen er nagedacht moest worden over de dagindeling, zij al om een uur of zeven fris en fruitig om naar de afgesproken plek waren gekomen en daar met elkaar overeen kwamen dat het beter zou zijn als alle bedrijvigheid in de samenleving maar ’s ochtends moest beginnen. Tegen de tijd dat de avondmensen aankwamen stond alles al op papier en hadden zij het nakijken.
Waar ik niet over ga schrijven is dat ik vind dat alle arbeidstijden aangepast zouden moeten worden. Wel wil ik het hebben over de manier waarop er op allerlei plaatsen allerlei standaarden gesteld zijn, die niet iedereen ten goede komen. Ik wil het in het bijzonder hebben over creatief denken en onderwijs.

Toen ik eerder dit jaar in een sollicitatiegesprek voor de functie van leraar zat, werd ik bevraagd op het leerlinggericht uit mijn motivatiebrief. “Tja, dat roepen alle sollicitanten, natuurlijk” zei ik. Daar moesten we wel om lachen en flexibel en creatief werden aan ditzelfde lijstje van door sollicitanten geclaimde eigenschappen toegevoegd. Het is blijkbaar goed om flexibel en creatief te zijn. Maar wat betekent dat dan? En is iedereen dat ook daadwerkelijk? En worden zulke eigenschappen werkelijk gewaardeerd?

Wat is creativiteit?
Het uitleggen van een begrip begin je vaak etymologisch. In het woord ‘creativiteit’ zit het werkwoord creëren, wat scheppen betekent en afkomstig is van het Latijnse creare. Sorry, het is niet origineel om de uitleg van een begrip te beginnen met etymologie. Origineel komt trouwens van het Latijnse originalis, wat oorsprong betekent.
Dus als je creatief bent, dan ben je in staat iets te maken. Strikt genomen wel, maar met zo’n definitie ben je al een creatieveling als je een kopje thee weet te creëren. Dus we moeten wat meer associaties met creativiteit in kaart brengen.
Originaliteit had ik net al genoemd. Als je origineel bent, dan ben je in staat om dingen te creëren die zelf aan de oorsprong staan, in plaats van het herhalen of vervolgen van het bestaande. Maar om het even theologisch te maken: kun je iets uit niets scheppen? Alles wat we fysiek creëren is een samenstelling van materialen die er al waren – wat je er zelf aan toevoegt is een nieuwe toepassing. Je kunt je afvragen of ideeën (zoals de bedachte nieuwe toepassing) strikt genomen origineel kunnen zijn; in ons hoofd zijn we constant bezig met het combineren van allerlei gedachten die we hadden tot nieuwe ideeën. Maar zulke vragen worden te filosofisch, dwalen te ver af en maken bovendien dat eigenlijk geen mens origineel zou kunnen zijn.

Als je iemand vraagt een voorbeeld van een creatieve activiteit te noemen, dan komen ze al gauw aanzetten met een schilderij maken, beeldhouwen of een boek schrijven. Creativiteit heeft dus ook iets te maken met expressie: uitdrukking van iets wat je in je hebt. Dit kan een idee zijn, maar ook een gevoel. Creative uitingen zijn dus ook vaak een communicatiemiddel: je gebuikt je schilderij, beeld of boek om iets wat je in jezelf hebt te delen met de wereld. Zelfs als je niet van plan bent om het te tonen.
Maar als je expressie dan weer strikt bekijkt, zie je dat iedereen constant bezig is zichzelf uit te drukken, alleen al door gebruik te maken van (lichaams)taal.

Het is moeilijk om creativiteit vast te pinnen. Blijkbaar heeft/kan/is iedereen het – of niemand. Het heeft een gevoelswaarde. Een eigenschap die in sommige mensen meer aanwezig is dan anderen. Creativiteit moet je blijkbaar niet strikt nemen.

Speelsheid
In onze boekenkast hebben wij de onder creatievelingen bekende Creative Companion van Sark staan. How to free your creative spirit is de ondertitel. Het is een boekje wat met viltstift geschreven en gekleurd is, terwijl de schrijfster op haar buik op het bed, op het tapijt en eigenlijk overal lag. Het is een hak op de tak boekje met veel oefeningen vooral gericht op zelfwaardering en bevrijding van het innerlijke kind. Ik heb het al jaren, maar ik heb het nooit uit kunnen lezen, omdat ik altijd zoiets had van ‘pft, dat is voor mensen die wel van heel ver moeten komen’. Maar nu na een periode van veel druk, stress en verantwoordelijkheid, merk ik dat ik dat ik er graag weer in wil snuffelen omdat het me een gevoel van ‘oh ja! zo was het…’ bezorgt.

Dat brengt me op het onderstaande filmpje van de 2014 collegetour van Johne Cleese:

Cleese stelt dat alle creativiteit voortkomt uit het onbewuste. Dat dit voortkomen vanzelf gebeurt, mits je in een ontspannen, speelse sfeer kunt zijn. Voor mij was dat de laatste tijd moeilijk, door bijvoorbeeld een enorme deadline over 10 dagen. Dit is precies waar de Creative Companion mee wil helpen: door oprechte zelfwaardering laat je je niet verkrampen door belemmerende gedachten en de speelsheid van je innerlijk kind maakt dat je al je grenzen met plezier kunt verleggen.
Kinderen hebben over het algemeen hun intelligentie en logica nog niet zo heel erg ontwikkeld. Maar dat ze (over het algemeen) supercreatief zijn, zal niemand ontkennen.
Cleese zegt dan ook: “Creativiteit komt niet voort uit logica of intelligentie, in dat geval zouden alle logische en intelligente mensen ook creatief zijn. Maar dat zijn ze niet.” Hij zegt het als een grapje, en het is een erg gegeneraliseerde uitspraak. Maar ook prikkelend.

Creativiteit en de universiteit
Ik mag mezelf doctorandus noemen, ik heb nogal al wat jaren me bewogen in een academisch milieu. Een universiteit is in principe een plek waar intellect en logica regeren. De boeken en artikelen die door academici geproduceerd worden zijn wat mij betreft heel vaak droog, saai en eigenlijk onleesbaar. En met name de werken die methodisch onberispelijk tot stand gekomen zijn. Wat ik ironisch vind, is dat een boek schrijven gezien wordt als een bijzonder creatieve daad. Toch volgt veel academisch werk strikte methoden, regels en logica. Veel auteurs communiceren nauwelijks met de lezer en zijn alleen maar geïnteresseerd in hun kleine stukje nieuw geanalyseerde kennis bijdragen aan de academische gemeenschap. Wetenschappers zien zichzelf vaak turend naar de horizon, zittend op de schouders van een reus. Deze reus is gemaakt van al het verzamelde denken van eerdere wetenschappers en iedereen poogt met zijn turen een nieuw laagje eelt op de schouders te creëren, waardoor een volgende wetenschapper net een stukje hoger zit en zo de horizon nog beter zal kunnen beturen.
Radicale denkers, die vernieuwende ideeën aandragen, worden over het algemeen niet gewaardeerd binnen de academie. Ideeën die het heersende paradigma onder druk zetten worden dikwijls als onzin weggezet. Veel van heersende academici zijn vooral bezig met het behouden van de bestaande reus. Je moet niet aankomen met, “joh, misschien moeten we een nieuwe reus maken die de andere kant op kijkt”, “laten we een vliegtuig maken en naar de horizon vliegen” of “als je ginds staat, dan zie je dat we nu al op de horizon zijn.”
Dit krampachtig vasthouden aan de status quo komt overigens niet enkel voor binnen de wetenschap, maar op elke plek in de samenleving waar weinig creatieve mensen de touwtjes in handen hebben. Dat verklaart misschien ook waarom de (overigens gefingeerde) afwijzingsbrief van Einstein viral gegaan is.

Angst en liefde voor het onbekende
Dat alternatieve paradigma’s de naam radicaal krijgen en in eerste instantie en masse afgewezen worden heeft te maken met de angst voor het onbekende. Onbekend maakt onbemind. De meeste mensen voelen zich veilig wanneer ze enige mate van controle hebben, en dat begint bij het begrip van de wereld. Als je helder hebt waar je bent en wat je moet doen is het voor de meeste mensen al lang prima.
De meeste mensen ervaren dolor complexitaris, ongemak bij het contingente (het vage, het onbekende) en hebben behoefte aan een comfort zone. Een comfort zone is een deel van je beeld van de werkelijkheid. Maar deze is ook redelijk duidelijk begrensd, als een gezellige grote doos waarbinnen het leven plaatsvindt (of plaats zou behoren te vinden). Maar op het moment dat je dingen buiten die doos hoort gebeuren, is dat griezelig, want je kunt ze nog niet goed (over)zien.

Ik vermoed dat creativiteit hand in hand gaat met de liefde voor het onbekende, amor complexitaris. Nieuwe dingen zijn per definitie onbekend en daardoor mogelijk verwarrend. “People are afraid of confusion. And off course you are going to be confused, because you haven’t been there before.” is wat John Cleese zegt in het filmpje. Maar hoe ga je om met die verwarring? Kun je je daaraan overgeven of vermijd je het liever?

brain.jpg

Structuurmensen, vrije mensen en de samenleving
Veel mensen hebben dan ook behoefte aan duidelijke structuur en regels. Anderen niet. Dit is iets wat mij erg interesseert. Veel uitgesproken creatievelingen hebben moeite met structuur; zij komen te laat, gaan flexibel om met afspraken en voelen zich vaak in conflict van allerlei aard met het gezag.

Ik begon dit stukje over ochtend- en avondmensen, en dat ochtendmensen voor de rest van de tijd de gang van zaken voor de avondmensen gedicteerd zouden hebben. Datzelfde gevoel heb ik ook wel eens bij structuurmensen en vrije mensen (zo noem ik ze maar even). Onze westerse samenleving is supergestructureerd: alle regels zijn op schrift gesteld, alle reilen en zeilen wordt geregistreerd en alle (professionele) omgang is hiërarchisch vastgesteld. En voor veel mensen werkt dat heel goed en als je mondiaal kijkt, zie je ook dat een dergelijk systeem meer welvaart oplevert.
Toch moet ik ook toegeven dat er in onze westerse samenleving ondanks alle neoliberale politiek alsnog veel ruimte is voor creativiteit. Doordat er veel rijkdom is, hoeft niemand zich echt zorgen te maken over zijn of haar basisbehoeftes. Als je niet aan het overleven bent, kun je echt gaan leven, kun je jezelf ontwikkelen en de rust vinden om te creëren.
Dus als mensen het minder druk hebben, hebben zij meer ruimte voor creativiteit. Als we creativiteit en ruimte voor expressie echt zo belangrijk vinden, zouden we bijvoorbeeld de 40-urige werkweek zouden afschaffen, zoals progressief Zweden doet. Of een onvoorwaardelijk basisinkomen zouden creëren, dat zou dat nog veel meer ruimte scheppen voor iedereen. Ruimte geeft vrijheid. Maar dat vergt natuurlijk wel een verschuiving in paradigma; leven zou dan belangrijker worden dan werken. Je moet een beetje buiten het bestaande systeem kunnen denken om je daar veilig bij te kunnen voelen.
Overigens is het een interessante observatie binnen de godsdienstsociologie dat hoe meer vrijheid er in een samenleving is, hoe meer mensen zich aangetrokken voelen tot fundamentalistische levensbeschouwingen (zoals bijvoorbeeld Jehova’s Getuigen). Binnen zo’n geloof wordt je vrijheid beperkt doordat de werkelijkheid en de manier waarop je zou moeten leven duidelijk begrensd is door geschriften en leefregels. Voor deze mensen is veiligheid belangrijker dan de verantwoordelijkheid die vrijheid met zich meebrengt.

Frederick Frank, die veel schreef over Zen schreef in 1973: “a non-creative environment is one that constantly bombards us…with noise, with agitation and visual stimuli.” Een omgeving die ons constant bombardeert met van allerlei drukte. Van alles moeten helpt niet bij creatief zijn. Maar evenmin de invloeden vanuit de smartphones, die inmiddels dusdanig gemeengoed zijn, dat ze niet meer weg te denken zijn uit onze samenleving (of van onze leerlingen). Ik heb het gezien op de basisschool van mijn stiefdochter. Inmiddels hebben alle kinderen (op de onze na) een smartphone. Degene die eerder zo’n ding hadden, konden ook steeds minder spelen. Dat is toch iets waar we als ouders in de maatschappij over na zouden moeten denken…

Dan nog dit: orde en structuur scheppen is iets wat de wetenschap van oudsher al doet. Benoemen en categoriseren. De laatste tijd is er vrij veel te doen geweest over de nood van de psychiatrie om mensen te labelen. Er is blijkbaar een soort standaard, waarvan veel mensen afwijken. Goed bekende afwijkingen zijn ADD, ADHD, PDD-NOS (er is iets met je, maar ‘not otherly specified’) en een smaak uit het autisme-spectrum. Grappig genoeg ontlenen veel mensen met een dergelijk label daar veel structuur aan, en veel instituties, zoals scholen, hebben regels opgesteld met betrekking tot de behandeling van deze mensen.
Ik moet toegeven dat mijn kennis van psychologie niet ver genoeg reikt om een gestructureerd oordeel te vellen hierover. Maar ik denk wel eens bij mezelf dat deze diagnoses direct verbonden zijn met de creativiteit en vermogen om te gaan met structuren van een persoon. ADD’ers en ADHD’ers (zoals Newton en Einstein) hebben bijvoorbeeld enorm veel moeite met structuur, terwijl veel autisten verdrinken als de houvast van structuur niet hebben en daardoor ook geen idee hebben hoe ze taken aan moeten pakken die creativiteit verlangen.

Creativiteit en structuur
Structuur en creativiteit hebben veel met elkaar te maken. In zekere zin zou je ze misschien zelfs als tegenpolen kunnen zien. Creativiteit verlangt vrijheid, terwijl structuur vrijheid inperkt in ruil voor overzicht en veiligheid. Creativiteit moet denk ik ook altijd wel in enige mate samengaan met structuur. Over dit stukje heb ik lang nagedacht, maar niet over de structuur die ik het wilde geven. Ik ben gewoon maar gaan schrijven door los te gaan. Gaandeweg werd de structuur voor mij duidelijk en heb ik kopjes gemaakt en alinea’s verplaatst. Als ik het even niet wist, rende ik naar buiten en ging trampoline springen tot ik het wel wist – daar kwam geen bewust gedachtepatroon aan te pas.

Maar onbegrensde vrijheid leidt bijna altijd tot chaos.
Toen ik vanochtend dit stukje begon te schrijven, klom mijn dochtertje van 2 op schoot en begon herhaaldelijk te vragen om een aflevering van Buurman & Buurman. Ik zette maar even het onderstaande filmpje op en moest lachen om de raakvlakken met het stukje wat ik schrijven wilde. Niemand kan het creatieve probleemoplossende vermogen van de buurmannen in twijfel trekken. Maar toch gaan ze altijd te werk zonder enige structuur, waardoor hun creatieve proces meestal een destructieve wending neemt.

Ik denk dat structuurmensen en vrije mensen veel van elkaar kunnen leren, en dat de uitdaging ligt in het niet opleggen van de eigen levensvisie aan de ander.

Creativiteit in het onderwijs
In mijn vakgebied, het onderwijs, zie je erg vaak in visiestukken terugkomen dat men de creativiteit van leerlingen wil stimuleren. En er worden inderdaad op veel scholen allerlei activiteiten georganiseerd die hieraan bijdragen. Het schoolvak culturele kunstzinnige vorming (ckv) en vakoverstijgende projecten, zodat leerlingen buiten de kaders van afzonderlijke schoolvakken leren denken. Dat is ook erg nuttig, want de huidige inrichting van het onderwijssysteem heeft geleid tot een zeer gefragmenteerde kennis onder leerlingen. Elk schoolvak is een afzonderlijk doosje waarbinnen ze een kunstje moeten kunnen en hoeven dus niet out of the box te denken. Soms wordt dat zelfs niet gewaardeerd.

(klik op het plaatje voor meer van dat soort dingen)

Maar als je zegt creativiteit (of een kritische houding) bij leerlingen te stimuleren, dan moet je ook bereid zijn om te accepteren dat zij met creatieve en onverwachte dingen aan komen zetten. Kun je dat niet, dan moet je ook eerlijk zijn en die notie uit je visie schrappen.
Pas geleden zag ik nog een filmpje van John Cleese. Hij heeft het over een terrible blind spot, en zegt erin dat mensen die ergens niet goed in zijn, ook niet in staat zijn dat te beoordelen, en dat misschien ook wel heel veel leerkrachten niet in staat zijn creativiteit van leerlingen te waarderen omdat ze zelf die vaardigheid niet hebben. Daar schrok ik van; ik zou toch niet zo’n leerkracht zijn? Maar toen herinnerde ik me mijn eerste stage. Tijdens een van de eerste lessen moesten de leerlingen een collage maken over hun identiteit. Ik vond dat de meesten dat heel mooi gedaan hadden; veel leerlingen waren creatief met de opdracht omgegaan. Maar omdat ze bepaalde symbolische afbeeldingen en citaten gebruikt hadden, vergde het een klein beetje interpretatievermogen. De docent waardeerde vooral de collages met schriftelijke toelichting en beoordeelde collages als onvoldoende die een beeldend karakter hadden. Deze voldeden blijkbaar niet strikt aan de vormeisen.
Die docent was een structuurmens pur sang. Cum laude geslaagd voor de universitaire lerarenopleiding. En juist dat heeft me erg aan het denken gezet over het verschil tussen een docent en een leraar en het verband tussen structuur, flexibiliteit en creativiteit.

Onderwijskunde
Vorig schooljaar was ik zelf hard bezig om deze zelfde lerarenopleiding te voltooien. Toen ik in 2014 eraan begon, ging net het artikel Lerarenopleiding doodt alle talent en motivatie rond. In het artikel werd uitgesproken wat veel studenten ervoeren. “Tja” zeiden we “we worden hier opgeleid tot onderwijskundigen en niet tot goede leraren, dan hadden we maar een tweedegraads-opleiding moeten doen”. (als je leraar wilt worden dan kun je een HBO-opleiding volgen tot leraar in een bepaald vak, daar doe je een paar jaar over, en je krijgt een tweedegraads bevoegdheid, wat wil zeggen dat je alleen onderbouw les mag geven en minder verdient. Je kunt ook, als je al willekeurige een mastertitel op zak hebt, in een jaartje een educatieve master volgen voor een eerstegraads bevoegdheid. Typisch is dat; het hebben van het ene papiertje maakt jou meer waard dan het hebben van een andere… In mijn ervaring maakt het niet uit of een leraar een 1e of een 2e graads heeft; ik heb goede en verschrikkelijke leraren gezien in beide klassen. Of structureel kunnen reflecteren je tot een goede leraar maakt, betwijfel ik. Wel weet ik zeker dat het de goede leraren zijn die interpersoonlijke vaardigheden, die je het gevoel geven dat je het kunt en die je inspireren vanuit hun eigen intrinsieke motivatie – maar dat kun je niet aanleren door een opleiding)
Ik heb eens een zelfreflectieopdracht moeten schrijven in de eerste helft van de opleiding; het moest veel tekst zijn, en ik wilde daarom dat het mooi was en leuk om te lezen. Ik had er erg mijn best op gedaan en het was creatief. Degene die het moest beoordelen vond het persoonlijk erg goed, maar door alle vormeisen, kon hij mij me alleen maar een onvoldoende geven. In de herkansing heb ik de boel geschreven aan de hand van de beoordelingsrubrics. Het was lang geen leuk stuk meer, ik had er ook geen plezier meer in, maar het was ineens wel voldoende… (“rubric-gestuurd onderwijs” wordt dit ook wel sarcastisch genoemd…)
Wat de opleiding in mijn beleving doet is alle spontaniteit uit het leren wegnemen. Alles moet planmatig gebeuren en als op papier alles klopt, dan zal het wel goed zijn. Er wordt geleerd dat je als docent voor de leerlingen ook alles wat ze moeten doen en leren uitermate moet structureren. Als je daarmee iets niet doet, is dat het stimuleren van hun creativiteit.
Daarbij is er een grote werkdruk door beoordelingsrubrics, vormeisen, eindeloos plichtmatig reflecteren en alles wat je denkt tot in de detail verantwoorden aan de hand van theorie, wat killing is voor de eigen creativiteit.

Immers, voor creativiteit moet ruimte zijn. Vrijheid om te denken en de ruimte om te kunnen ademen. Als je enkel aan het overleven bent, heb je weinig ruimte om te denken.

Creativiteit op de lerarenopleiding
Maar verrassend genoeg vond men bij mijn lerarenopleiding toch wel dat creativiteit de moeite waard is: dit jaar is er wat ruimte gemaakt voor creativiteit – als keuzevak. Studenten werden hier uitgedaagd om out of the box te denken. De colleges hadden expres (schijnbaar) nauwelijks structuur, maar achteraf gezien was overal goed over na gedacht. De eindopdracht is een vrije opdracht – echt vrij. Dit stuk schreef ik namelijk als mijn eindopdracht. Doordat er zoveel vrijheid is, heb ik er met plezier over na gedacht en heb ik me veel meer verdiept in de opdracht dan ik gedaan zou hebben bij een gestructureerde opdracht.
Wat me ook opviel, was dat de eindopdracht al voldoende is voor je eraan begon. Je kunt niet falen in creatief zijn. In het huidige onderwijs wordt veel gebruik gemaakt van controle en straf. Ik denk niet dat dit voor iedereen goed werkt. De vrijheid en het vertrouwen werken voor mij heel goed. Door het vertrouwen wat ik kreeg, heb ik echt mijn best gedaan iets te maken wat ik zelf erg zou waarderen (en om kritisch te durven zijn).

Deze opdracht is een van de weinigen de afgelopen twee jaar die mij het gevoel heeft gegeven echt iets geleerd te hebben. Ik heb hiervan dat je de creativiteit van leerlingen vooral kan bevorderen door ze voor te bereiden op vrijheid. En dat je als leraar moet beseffen dat er leerlingen zijn die vrijheid eng vinden, evenals dat er anderen zijn die hun hoofd tegen structuur stoten.

Inspiratie
Tot slot wil ik het nog hebben over de bron van alle creativiteit. John Cleese zei dat creatieve ideeën er gewoon zijn, en dat ze vanzelf uit je onbewuste tot je komen als je de rust kunt nemen om ze te laten opborrelen. Dat is inspiratie. De etymologische oorsprong van inspiratie is het Latijnse spiritus, wat geest betekent, esprit. Het is bezieling van ideeën.
Als mens ben je in staat tot creatie. Je kunt als mens zelfs je eigen werkelijkheid creëren (waarover ook mijn masterscriptie ging). Je kunt ervoor kiezen om deze klein en afgebakend te houden, maar je kunt je ook openstellen voor alles wat zoemt buiten de muren van het bekende. William Blake schreef: “In the universe, there are things that are known, and things that are unknown, and in between, there are doors.” Deze deuren zouden de wanden kunnen zijn van the box waar je buiten kunt denken. Het zijn de wanden van je comfort zone. Als je stil kunt zijn en kunt luisteren naar wat zich daarbuiten beweegt, je erdoor kunt laten inspireren, dan kun je je doos, je eigen werkelijkheid, zoveel groter laten zijn.

box

Kortom
Creativiteit is een eigenschap, een vaardigheid, een deugd. Het heeft te maken met ruimte en vrijheid. Met stil kunnen zijn en luisteren naar het onbekende. Met nieuwe dingen creëren of slim combinaties maken van bestaande dingen.
Creativiteit is verbonden met structuur. Het is voor sommigen heel moeilijk te bevatten, voor anderen haast een manier van leven. Er zijn verschillende soorten van. Creativiteit kan gestimuleerd en gefaciliteerd worden door vrijdom, maar het kan ook gesmoord worden door begrenzing. De samenleving en de organisaties daarin zouden daarom een heldere visie moeten formuleren over de waardering van creativiteit en hun handelen daarmee in overeenstemming te brengen.

sigmund-creativiteit

Short: De uitdaging

Vaak zeg ik dat dankbaarheid aan de basis staat van gelukkig zijn. Dat je je zegeningen moet tellen.

En vaak is dat ook helemaal niet moeilijk. Als ik door de velden en de bossen struin, waar de warme lentelucht zwaar is van bloesemgeur, en mijn ene kindje dicht op mijn borst is terwijl de andere stralend allerlei kabouters aanwijst en apetrots allerlei gevonden bloemen en stokken met mij deelt, dan is het gemakkelijk om je gezegend te voelen. Als ik met mijn bijzondere vrouw mee mag reizen naar magische plekken om daar samen ons geld te verdienen, dan is het geen kunst om te zien hoe gezegend ik ben.

Verlicht raken op een bergtop is niet zo heel moeilijk. Maar verlicht blijven in de wereld vol strijd en tegenslagen is de ware uitdaging.
Het is de uitdaging om dat gevoel van gezegend zijn te blijven voelen op het moment dat ik met dit mooie weer achter de computer moet kruipen om werk gedaan te krijgen; om te beseffen dat het een voorrecht is dat ik überhaupt kan werken aan bijvoorbeeld een opleiding.
En dan heb ik het nog niet eens gehad over het tegenkomen van tegenslagen en echte moeilijkheden.

Het is denk ik een fraai staaltje levenskunst om ook de rijkdom te kunnen inzien van ervaringen die minder leuk zijn.
En met deze woorden ik wijd mij nu vol dankbaarheid en overgave aan mijn taken.